Zomaar wat (De onvergetelijke Henk van Randwijk)
ZO MAAR WAT (De onvergetelijke Henk van Randwijk)
‘Hij is het die ons Zijne vriendschap biedt’. In mijn artikel over de Schepping als weldaad en werkelijkheid in het vorige nummer (7) bracht ik deze regel als een citaat van ‘de onvergetelijke Henk van Randwijk’. Maar het is diens citaat van Psalm 103: 5 uit de oude berijming, zoals een lezer, Peter Pilon uit Son & Breugel, me mailde. Van Randwijk zei dit in een eveneens onvergetelijk interview in de bundel ‘De kogel door de kerk’ (Koos Koster e.a. 1965). Daar zegt hij: ‘Juist op grond wat ik van andere godsdiensten te weten ben gekomen, word ik telkens weer gepakt door de centrale boodschap van het christendom dat, wie wij God noemen. barmhartigheid is. Vaak op een onnaspeurlijke wijze en lijnrecht in strijd met de werkelijkheid die we zien .Maar het diepste geheim van de kosmos is geen vijandschap, geen wreedheid, geen ongenaakbaarheid,maar barmhartigheid. “Hij is het die ons Zijne vriendschap biedt”,staat er ergens in de psalmen en dat vind ik zo wonderbaarlijk mooi. Zo mooi dat je je eigenlijk niet kunt voorstellen dat dit in een mensenbrein is opgekomen. Dus zal het, verdorie, toch nog een openbaring zijn.’ (geciteerd uit: Gerard Mulder/Paul Koedijk, De biografie. p.741 en 742). Deze woorden van Henk van Randwijk waren in mijn grijze cellen opgeslagen en vonden, zij het niet letterlijk, hun weg in de betreffende passage van mijn artikel.
Dat vraaggesprek met Koos Koster, student theologie in Kampen,de latere in El Salvador omgekomen journalist, was voor mij een eerste kennismaking met Van Randwijk en het heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt. ’t Moet in diezelfde tijd geweest zijn dat ik Van Randwijk een keer op TV zag in een zondagavondprogramma, waarin ook Han Lammers, J. M. de Jong en H. M. Kuitert regelmatig optraden. Bij Van Randwijk spatte de hartstocht van het scherm. Hij was een van die zeldzame mensen die je vanaf de eerste aanblik of aanspraak voorgoed bijblijven. Sindsdien volgde ik hem in al zijn artikelen, vooral in Vrij Nederland. Van dat oorspronkelijk illegale blad was hij een van de oprichters en de eerste hoofdredacteur na de oorlog. Dat heeft niet lang geduurd, zoals weinig dingen lang duurden in het leven van Van Randwijk of het moest z’n onstuitbare gedrevenheid zijn. Maar bij Vrij Nederland waren het zijn felle, kritische artikelen over de politionele actie in het voormalige Nederlands Indië die het aantal abonnementen in enkele maanden deden kelderen van 80.000 naar 20.000. Voorwaar een journalistieke prestatie van groot formaat! Hij is toen maar opgestapt om zich te gaan toeleggen op een uitgeverij van atlassen en schoolboeken voor ontwikkelingslanden.
Henk van Randwijk kwam al te overlijden voor ik hem goed en wel ontdekt had in mei 1966, pas 56 jaar oud, opgebrand door het vuur dat hem bezielde en verteerde. Zijn begrafenis in Ilpendam, geleid door zijn vriend Buskes, is in de roman van Harry Mulish ‘De aanslag’ literair geboekstaafd (en later ook verfilmd) onder zijn verzetsnaam Sjoerd van Vliet. Het motto van de rouwdienst was ook daar die psalmtekst die Van Randwijk zo mooi vond dat het wel een openbaring moest wezen.
Onderwijzer, dichter,schrijver van enkele sociale romans, verzetsman, grootmeester in de journalistiek, uitgever, maar mij spreekt deze mens me het meest aan in zijn aangevochten, maar hardnekkige geloof. Buskes schreef er het beste en het mooiste over in ‘Vier vrienden’ (1971). Ik citeer uit mijn hoofd, want ik leen dat boekje permanent uit: ‘Heel mijn leven wil ik mijn oren spitsen of ik het ook horen mocht: het vrede op aarde van de engelenzang’.Of ook: ‘Er is verdomd weinig licht, of het moest zijn het licht van de genade’.
Tot een boek over zijn geloof is het niet meer gekomen. Hij speelde wel met de gedachte en het zou moeten heten: ‘Een weerbarstig protestant’. Of misschien; ‘een weerbarstig mens’, opperde hij tegenover Mathieu Smedts, toen hoofdredacteur van Vrij Nederland, in een laatste gesprek vlak voor zijn dood. Het mag jammer heten. Nu moeten we het doen met losse, maar niettemin veelzeggende uitspraken. Zo over het bestaan van God, waaraan twijfel hem niet vreemd was. Hij schreef in een brief aan Buskes: Eigenlijk durf ik over Hem geen woord te zeggen, of Hij er nou is of niet is. Dat maakt voor mij eigenlijk geen verschil, want het niet-zijn is even raadselachtig als het zijn en in beide gevallen kom ik met mijn denken aan een grens’.
Of God bestaat of niet bestaat, dat is de kwestie niet! Veeleer of ‘dat, wie wij God noemen,barmhartigheid is.’ Is dat de laatste horizont van ons verbijsterende menselijke bestaan en het diepste geheim van de ons omringende kosmos?
Deze en dergelijke vragen en uitspraken maken Henk van Randwijk voor mij onvergetelijk.
Rens Kopmels