Zomaar wat (Het antirook zelotisme)
ZOMAAR WAT (Het antirook zelotisme)
Met enig leedvermaak las ik in de krant dat het rookverbod in de horeca tot nu toe geen succes is. De kroegen blijven leeg en er meldt zich vrijwel geen enkele niet-roker als nieuwe bezoeker. De cafébazen zien het met lede ogen aan. Die gaan moeilijke tijden tegemoet.
Geen verordening was en is dan ook onredelijker dan dit totale rookverbod in de horeca. Of het moest zijn het (bijna) totale rookverbod op de perrons van de treinstations. Nou ja, op het meest tochtige punt van die sowieso grootste tochtgaten van het publieke domein staat er (soms) een ‘rookpaal’. Dit alles ter wille van onze gezondheid, ofschoon de kans op een fikse longontsteking niet al te klein is.
Hoe lang nog overigens? Nu al klinkt er dreigend uit de luidsprekers dat wie zich meer dan twee meter met zijn sigaret of pijp verwijdert van die rookpaal een boete van 60 euro riskeert. We zijn als rokers een volksgevaar.
Maar terug naar de horeca. Prima wat mij betreft dat er restaurants en café’s zijn waar niet gerookt mag worden, maar waarom de eigenaren dat niet zelf laten beslissen? Vertrouwen we plotseling niet meer op de marktwerking? Nu zijn de rokende consumenten en de ondernemers de gedupeerden. Onbegrijpelijk overigens dat die het zo ver hebben laten komen. En waar bleven onze liberale politieke partijen, die de vrijheid van het individu zo hoog in het vaandel hebben geschreven? Zelfs een gedoogbeleid als in de coffeeshops kan er blijkbaar niet af. Mag daar eigenlijk nog wél gerookt worden? Ik weet het niet, want ik ben er geen frequente bezoeker van.
In de zomer bieden de terrassen nog enige uitkomst voor de rokers. Zo lang als het duurt, want de verbeten antirook-campagne weet van geen ophouden. De hele publieke ruimte moet rookvrij worden. Pas dan kan er weer vrijuit in de zuivere lucht geademd worden. Ook op het eigen balkon mag er straks niet meer gerookt worden, want de bovenburen kunnen er de meest ernstige ziektes van oplopen. Een sliertje tabaksrook kan al fatale gevolgen hebben. Daarom is het onze dure sociale plicht de mensen tegen zichzelf en elkaar te beschermen.
Ja, zeker, ik erger me mateloos aan dit stompzinnige beleid. Een ander woord heb ik er niet voor. Nog niet zo zeer vanwege de betutteling dan wel vanwege de blinde ideologie van deze antirook-zeloten. Roken is slecht voor de gezondheid. Dat is het enige wat zij weten en willen weten. Nadenken is hier verboden. Geen discussie. Vragen worden niet op prijs gesteld. Nauwkeurige informatie wordt niet verstrekt. Je liegt en insinueert er maar lustig op los ter wille van de goede zaak. Een culturele en humane balans wordt er niet opgemaakt. Dat de kroeg de kroeg niet meer is en dat het bruine café gaat verdwijnen, zal deze gezondheidsrakkers een zorg zijn. Zij kwamen er toch al niet en zullen er ook niet komen. Vergissing van de caféhouders!
Er heerst hier een soort van fundamentalisme en fanatisme waar geen godsdienst of ideologie aan kan tippen.
Het is de mens die rookt. Daarvan wordt volledig geabstraheerd. Ik schud het hoofd over zoveel gebrek aan inzicht in de mens en het menselijke. Zoveel domme betweterij. Zo weinig begrip en mededogen.
Zo is het bij het inhumane af dat er in ziekenhuizen nergens een plaatsje is om even een sigaret op te steken of een pijp te roken. Men zou om die reden een verblijf in het ziekenhuis meer vrezen dan de ergste operatie. Iets soortgelijks moet gezegd worden van de verpleeg- en verzorgingshuizen. Meer dan belachelijk is het toch mensverachtend dat ook daar nergens meer rustig en genoeglijk wat gerookt mag worden, of alleen samengedreven in een hok of afgevoerd naar een isoleercel. Laat die oude en arme mensen toch! Maar nee, regels zijn regels. We ontnemen hun een van hun weinige genoegens. Allemaal ter wille van hun welzijn. Ons aller welzijn.
‘Kan ik iets voor u betekenen?’, vroeg de dominee aan een half-verlamde vrouw in een verpleeghuis. ‘Ach, zou u een shaggie voor me willen rollen’, zei ze. Gelukkig kon de dominee dat, maar het is weer al tien jaar geleden. Nu zou de pastor waarschijnlijk de toegang tot het verpleeghuis voorgoed ontzegd worden. Zo niet uit zijn of haar ambt ontzet.
‘Hij mag beschikken over pruimtabak’. Dat gold voor de gasfitter ‘in ’t ouwemannenhuis’ uit de ballade van Achterberg. Dat is ver verleden tijd. Maar het kan ons misschien op een idee brengen: met pruimtabak worden de reglementen mogelijk niet geschonden. Want, rokers, weest toch inventief en laat u niet verlammen en manipuleren door het schuldgevoel dat u is aangepraat! Of komt desnoods massaal in opstand hoe vredelievend u ook bent.
Waar nog wel gerookt mag worden is in de psychiatrische inrichtingen. Een laatste bolwerk. Want daar is het afschaffen van het roken nog niet zo eenvoudig. Er wordt daar door veel patiënten heel veel gerookt. Het zou ons te denken moeten geven, ware dat niet verboden. Maar ook hier zal men ongetwijfeld alles op haren en snaren zetten om er een eind aan te maken. Er zijn toch zeker wel vervangende medicamenten, die minstens zo rustgevend zijn. Zo drijven we de duivel uit met Beëlzebub.
Vraag: doen we zulks ook niet met het rookverbod in de ‘gezonde’ samenleving? Het is een serieuze vraag, maar niemand stelt hem in ernst. Waar zijn we mee bezig? Waar willen we heen?
Ge moet eens rustig een pijp opsteken om daar goed over na te denken.
Rens Kopmels