Zomaar wat (Mijn achtertuin)
ZOMAAR WAT (Mijn achtertuin)
De columnist van NRC-Handelsblad Frits Abrahams schreef eind mei een paar stukjes over ‘De Zak van Zuid-Beveland’, waar hij enige dagen rondzwierf. Verbaasd en verrast. ‘(Platte)landelijker dan hier kun je het in Nederland niet krijgen’, schrijft hij. Hem trof vooral ‘de stille schoonheid en verlatenheid van dit gebied’, ofschoon ook de geschiedenis er zijn sporen heeft nagelaten. Zo was de oversteek van een Schots regiment vanuit Zeeuws-Vlaanderen naar Baarland (een dorpje waar het lijkt dat ‘je er oud kunt worden na een rimpelloos verlopen leven’), in oktober ’44, een belangrijk strategisch moment in de verovering van Walcheren en de Scheldemond door de geallieerden.
Frits Abrahams wist het allemaal niet, maar ik heb het van dichtbij meegemaakt, geboren en getogen als ik ben aan de rand van dat ‘mooie en intieme natuurgebied’ met zijn overigens weinig poëtische naam. Maar die aparte schoonheid ontdekte ik pas veel later, toen ik er allang weg was. De (jeugdige) autochtoon beseft maar vaag en zijdelings in wat voor schitterend land hij leeft en zich beweegt. Toch drinkt hij het in met al zijn poriën en het blijft hem bij zijn leven lang. Ik denk dan zelf aan de zilte zeelucht van de Schelde, aan de zeilende wolken over het vaste en veilige land, aan de ruisende populieren langs de vele dijken, aan de golvende graanvelden en aan de braamstruiken in droge slootjes met hun verrukkelijk smakende blauwe vruchtjes in de warmte van augustus.
Vorig jaar mei moest ik een keer preken in Ellewoutsdijk en ’s middags at ik mijn brood onderaan een dijkje in de zondagse stilte van dit goede en gastvrije land. Toen dacht ik: hier hoor ik, hier moet ik terugkeren, oud worden en ten leste sterven in vrede. Dit land zal me nooit verstoten, me altijd welkom heten. Mijn naam noemen en me toeknikken en ik zal er simpelweg gelukkig zijn.
Het zal er niet van komen, maar de Zak van Zuid-Beveland blijft wel mijn royale achtertuin, waar ik graag gasten naar meetroon die, net als Abrahams, het gebied niet kennen en er steevast door verrast worden. Landschappelijk is het bijzondere dat deze vruchtbare kleigrond stukje bij beetje veroverd is op het water van ‘t Zwake en de Westerschelde. Meest kleine en nog steeds omdijkte poldertjes, zodat het wegennet er dichter is dan waar dan ook in Nederland, heb ik me laten vertellen. Toch is het een van de stilste gebieden van ons land, in dit opzicht vergelijkbaar met de Weerribben in de Kop van Overijssel. Door de vele dijken en boomgaarden wordt het geluid van auto’s en tractoren sterk gedempt en intensief is het verkeer er al evenmin. Er is vrijwel geen industrie en nagenoeg geen toerisme. De Westerschelde-tunnel, die zo’n jaar of zeven geleden na eindeloos gesteggel gereed kwam, heeft dit mooie stukje Nederland grotendeels ongeschonden gelaten. Moge dit zo blijven. Laten we deze landschappelijke parel koesteren en zorgvuldig bewaren. Er zijn er niet te veel van in Nederland. Desnoods wordt er een nationaal park van gemaakt. Beter dan dat de kassen en de bloembollenvelden oprukken. Dat zijn krassen en verfvlekken op dit prachtige schilderij.
Rens Kopmels