Blijft in Mij (Johannes 15: 4)

logo-idW-oud

 

BLIJFT IN MIJ –

Johannes 15: 4

Tijdens die lange afscheidgesprekken van Jezus met zijn discipelen (Joh. 13 t/m 17) is het consigne: Blijft in mij! Als de ranken in de wijnstok, want anders verdor je en word je afgesneden en weggeworpen. De metafoor is duidelijk, maar toch hebben we wellicht moeite met dat voorzetsel ‘in’. Wat is dat: ‘in Christus’ zijn, in Christus blijven? Dat kan toch juist niet, omdat (straks) voor de discipelen en ook voor ons geldt: hij is van ons heengegaan en van ons gescheiden. Tussen ons en hem is er met de hemelvaart een onoverbrugbare afstand ontstaan en ‘waar ik heenga’, heeft Jezus zo juist nog gezegd, ‘kunt gij niet komen.’ (Joh. 13: 33)

We zullen het beeld van de wijnstok en de ranken dan ook niet in fysieke zin moeten verstaan en wat mij betreft toch ook niet op een mystieke wijze. Onze ogen zien en onze handen tasten hem niet meer en we ervaren hem, eerlijk gezegd, al evenmin. Maar hoe is Christus dan onder ons tegenwoordig, zodat we in hem zouden kunnen blijven?

Nu, iemand (was het niet Koopmans?) heeft eens gezegd: Christus komt tot ons gekleed in het gewaad van zijn evangelie en van dat kleed kunnen en mogen we hem niet ontdoen; (nou ja, dat is al eens gebeurd, toen hij ons in onze naaktheid en verlorenheid gelijk is geworden, maar we weten dat de Vader deze verloren zoon – en in en met hem alle verloren zonen en dochters – bekleed heeft met eer en heerlijkheid…)

Christus is onder ons in het getuigenis van de Geest, zoals dat tot ons komt vanuit de Schriften, maar ook in liederen en gebeden, in mensen en dingen die van hem getuigen en spreken in woord en daad. Vaak ondanks zichzelf in hun loutere, daadwerkelijke bestaan, want ook daar heeft de Geest de regie in handen, zonder altijd, voortvarend als hij is, op hun actieve instemming te wachten. In die getuigen en getuigenissen spreekt de Heer zelf en is hij zelf tegenwoordig en ons nabij. In dat getuigenis van de Geest moeten we blijven – en zo in hem – als de ranken in de wijnstok, willen we niet verdorren, verkwijnen en zoek raken in de onverschilligheid van het leven en de onbarmhartigheid van de wereld. Eigenlijk vanzelfsprekend als zijn gemeente, als kerk, evenwel ook daar kunnen de ranken verdorren en geen vrucht dragen. Daarom is het blijven in zijn Woord en op zijn weg ook altijd een zaak van discipline en innerlijke tucht en moet er soms gesnoeid en afgesneden worden om geestelijke wildgroei en allerlei religieuze woekering te voorkomen.

Maar wie zal hier het snoeimes hanteren? Nu, van die zorg mogen we ons ontslagen weten, evenals van die angstige vraag of wij zelf geen dorre ranken zullen zijn. Jezus zegt hier: ‘Gij dan zijt al rein door het woord dat ik tot u gesproken heb.’ (Joh. 15: 3) Gods Woord zelf staat garant voor die reiniging van de gemeente en voor ons behoud. Onze enige zorg is het te blijven in het tot ons gesproken en op het hart gebonden Woord en op die ons ontsloten weg, in geloof en gehoorzaamheid. Zittend als Maria, de zuster van Lazarus, aan de voeten van rabbi Jezus. En dan zal ook ‘onze ijver, onze arbeid niet ijdel zijn in de Heer.’ (1 Cor. 15: 58) Ons leven in hem zal vrucht dragen en niet in zinloosheid en frustratie ten onder gaan.

Dus: ‘Blijft in mij’. Het zal nog duidelijker en concreter worden in de volgende verzen, waar staat: ‘Blijft in mijn liefde’. (Joh. 15 : 9) Dat is de liefde waarmee hij ons heeft liefgehad. Die is ons verhaald; daarvan hebben we gehoord en die is ons toch ook betoond en bewezen, want Gods barmhartigheid laat zich niet onbetuigd! Het is Christus’ borgstaande en reddende liefde, zijn alle vijandschap overwinnende liefde. Het is openbaring van barmhartigheid in een onbarmhartige wereld, waarin kleine, geringe mensen verloren raken, stuk gaan, verdrukking lijden, angst hebben. Aan die wereld mogen we ons ontkomen weten. ‘Houdt goede moed, ik heb de wereld overwonnen’, zegt Jezus in Joh.16: 33. Want in de gemeenschap met Christus en in zijn gemeente leven we in een nieuw verbond, dat ons draagt en ook in een nieuw verband, dat ons bezielt. We leven er niet meer overeenkomstig het grondschema van deze oude wereld, maar als mensen die hun vernieuwing en verlossing tegemoet gaan.

Hoe doen we dat? Nu, dat doen we, dat wordt werkelijk door elkaar lief te hebben, gelijk (‘kathoos’) Christus ons heeft liefgehad, wordt ons dan gezegd. Door in zorg en aandacht, in verantwoordelijkheid en trouw elkaar toegedaan en toegewijd te zijn. Elkaar te dienen en te eren. Dat is het gebod van Jezus en daarin kondigt zich, niet meer en niet minder, een andere orde van samenleven aan, een ‘nieuwe maatschap’ als de kern van een nieuwe maatschappij. Niet meer ‘the struggle for life’, annex de ‘survival of the fittest’, als het beginsel en de praktijk van onze eigen, oude wereld; dat macabere festival van doodeenzame existenties, die elkaar verbeten het leven betwisten of minstens zuur maken.

De gemeente van Christus gelooft in een alternatief en ze beproeft dat door te oefenen in de borgstaande liefde en daarmee in de ware humaniteit. Zij is daarmee een voorpost van de komende stad en een kiemcel van een nieuw samenleven in vrede, waarin mensen niet ten koste van elkaar leven en werken, maar elkaar ten goede. Het brood delend en de vrucht van de wijnstok drinkend. Dat doen we in de gedachtenis van het uitermate vruchtbare lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus. Blijvend in hem, om zo tot ons recht te komen en ook zelf vrucht te dragen.

Rens Kopmels