Zomaar wat (Adriaan of Henriette)
ZOMAAR WAT, ADRIAAN OF HENRIETTE
Ik had al mijn aarzeling bij het citeren in een vorig artikel van de dichtregel ‘maar doe mij in de oogst geloven/ waarvoor ik dien…’ of die nu van Henriette Roland Holst afkomstig was dan wel van Adriaan Roland Holst. Een lezer van ons blad, J. G. Arensman, maakte me er attent op dat het hier Adriaan betrof. Tevens zond hij me het hele gedicht zelf op. Het is een regel uit het tamelijk bekende gedicht ‘De ploeger’, uit 1920 al, en het is te vinden in Verzamelde gedichten, 1970 (pag.208).
Ik koos voor de in haar tijd beroemde socialistische voorvechtster en dichteres, omdat me die regel meer in haar geest leek, maar hij was dus van Adriaan. Zij zijn geen broer en zuster, ook geen man en vrouw, maar Adriaan, die zich ook wel Jany liet noemen, is een neef van Henriettes echtgenoot, de kunstschilder Rik Roland Holst. Geen bloedverwantschap dus en ook niet zo veel geestverwantschap, al konden zij het goed met elkaar vinden.
De volledige voorlaatste strofe uit het mooie, maar in zijn geheel wel erg moeizaam ploegende gedicht luidt:
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven,
maar doe mij in den oogst geloven
waarvoor ik dien…
Dat is zeker niet moeizaam, maar de overige strofen zijn dat wel, al bevatten ook die treffende fragmenten. Het begin al:
Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren
ik sta in uwen dienst zonder bezit.
Maar ik ben rijk in dit:
dat ik den ploeg van uw woord mag besturen..
Roland Holst zal daarbij aan de arbeid van de dichter hebben gedacht, maar ook menig predikant als ‘Verbi divini minister’ zal zich erin herkennen. ‘…dat ik den ploeg van uw woord mag besturen’, is dan ook de titel van de bundel met eigen artikelen die Henk Lensink werd aangeboden bij zijn emeritaat najaar 2004 in Amsterdam. Overigens een kloek uitgegeven boekwerk dat misschien niet de aandacht heeft gekregen die het op grond van de inhoud verdient.(Shaker, Publishing. ISBN 90- 423- 0248-8) Maar menig ploeger en zaaier moet in de oogst geloven en er niet naar vragen! Toch mogen zij ook de ogen opheffen en de velden schouwen dat zij wit zijn om te oogsten en zich tegelijk met de maaiers verheugen.
Ploegen is een zeer humane bezigheid.
Rens Kopmels