Ga toch niet aan Uw knecht voorbij
- Pagina's:
- Ga toch niet aan Uw knecht voorbij
- Genesis 18:3
- Psalm 111:7
- Levitikus 17:11
- Jesaja 30:18
- 1 Kronieken 29:5
- Richteren 8:23
- Genesis 4:4-5
- Psalm 37:4
- Maleachi 3:18
- Deuteronomium 26:7
- Psalm 38:10
- Exodus 34:9
- Psalm 25:1,2
- 1 Kronieken 28:9
- Psalm 2:1
- Psalm 119:7
- Jesaja 43:4
- Exodus 29:46
- 1 Koningen 3:12,13
- 1 Samuël 12:22
Indien gij God zoekt, Hij zal van u gevonden worden. l Kronieken 28 : 9.
Tweeërlei moet in dit zoo eenvoudige, maar beteekenisvolle Schriftwoord worden opgemerkt. Ten eerste, dat het geen algemeene regel en waarheid is, die hier uitgesproken wordt. Twee maal twee is vier. Men kan evenwel niet voortgaan met: God zoeken is altijd God vinden. Hier is het koning David, die het tegen zijn zoon Salomo zegt; er is wellicht ook nu nog een vader, die het tegen zijn zoon zegt; ook de Bijbel zegt dit woord van David op een of andere bepaalde halteplaats van mijn levensweg tegen mij; misschien ook tot velen van een bepaald geslacht in een bepaalden tijd; en ook een prediker van het Evangelie zegt het, soms onbewust, tegen een bepaalden toehoorder: Indien gij God zoekt, Hij zal van ü gevonden worden. Zóó alleen kan dit woord waar zijn. Het is waar, terwijl het waar w ó r d t ; terwijl het gebeurt, dat iemand het als een opdracht tegen een ander uitspreekt. In zulk spreken en gebeuren, ontvangen en hooren, leeft en beweegt de groote waarheid van de Heilige Schrift: dat God gezocht wil en gevonden zal worden. — Het tweede is dit: Wie iets zoekt, moet weten, wat hij zoekt en dat het er is, wat hij zoekt. Doelloos rondzien of er ook iets tot mij komt en mij meeneemt, is toch werkelijk geen zoeken! Een geestelijk vragen, waarbij het misschien heelemaal niet gaat om een antwoord, is toch werkelijk geen zoeken. Wie God zoekt, moet weten, dat God de H e e r e is en dat Hij er werkelijk is, en dat Hij is een Belooner van die Hem zoeken! Hij moet in zekeren zin dus al gevonden hebben, wat hij zoekt. Daarom juist is er een David, een vader, een Bijbel, een prediker noodig, die mij dat toeroepen moet. Indien gij God zoekt, Hij zal van u gevonden worden. In het vinden moet ik ervaren, wie God is, en dat God er is. God is immers werkelijk de God onzer vaderen. Dan mag en moet het zoeken aanvangen met de eerlijke vraag: Zijt Gij er ook voor mij? Wilt Gij ook mijn God zijn? En dan is de weg van het zoeken naar het vinden lijnrecht. Men mag het zonder uitzondering iedereen, die met ernst vervuld is, zeggen: Indien gij — ja: gij — God — ja: God! — zoekt, Hij zal van u gevonden worden. Er is nog nooit iemand geweest, die van dat zoeken met ledige handen is teruggekeerd.
Heere Jezus Christus! Geef ons de eenige eerlijkheid, die deugt: dat wij ons Uw woord laten zeggen. Indien Gij ons gevonden hebt door Uw woord, dan zijn wij rijk, ook al zouden wij bedelaars zijn. Wilt Gij in den morgen met ons beginnen, opdat wij des middags en des avonds niet vreezen? Wij danken U, dat Gij als Overwinnaar optreedt. Amen.