Snala Snode – Over de kerk en haar pretenties

logo-idW-oud

 

SNALE SNODE – Over de kerk en haar pretenties

Eerst de bijbel
Na het verschijnen van de jongste bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap kwam de vraag of deze vertaling nu ook de officiële kanselbijbel zou worden. Dat is een vreemde vraag, want sinds de komst van het christendom in Nederland is er nooit een officieel verklaarde kanselbijbel geweest. Ooit las men overal de Latijnse vertaling, de Vulgaat. Na de Reformatie schiepen de protestanten de Statenvertaling: men wilde het Woord horen in de eigen taal, en dit werd dé grote weergave, ‘uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandsche tale getrouwelijk overgezet’, zoals trots en terecht op de eerste pagina vermeld stond. Toen de NBG-vertaling van 1951 verscheen, werd de vraag naar de status daarvan in de eredienst niet eens gesteld, omdat iedereen al wist dat de behoudende helft van de kerk er tóch niet aan zou willen.

Maar nu is het een andere tijd. De kerk moet haar eenheid tonen, of, in de taal van de beleidsmanagers: alle neuzen moeten dezelfde kant uitstaan. Dus de synode van de Protestantse Kerk in Nederland vindt de vraag naar een offici-ele kanselbijbel een legitieme vraag, en wil er vanzelfsprekend over spreken en stemmen.

Maar zo vanzelfsprekend is het niet. Want ten eerste wordt er in brede kring getwijfeld aan de kwaliteit van de verta-ling (die trouwens door de makers in de komende jaren, naar hun eigen woorden ‘ingrijpend’, zal worden herzien), en ten tweede leven we tot ons geluk in een tijd waarin er vele vertalingen bestaan, die allemaal kunnen helpen om dat-gene te doen wat het doel is van een vertaling: de lezer en hoorder dichtbij de bedoeling van de tekst brengen.

De nieuwe bijbelvertaling is zeer geschikt voor mensen die voor het eerst of opnieuw kennismaken met de bijbel. Er wordt toegankelijke taal gebruikt. Maar om er daarom de officiële kanselbijbel van te maken… Trouwens, zo hier en daar is het ook al zonder synodebesluit zover: het is me als gastpredikant al een keer overkomen dat ik wel uit de NBV móest voorlezen omdat er geen andere vertaling op de kansel lag. Daar was niet alleen geen synode aan te pas gekomen, zelfs de kerkeraad had er niets over besloten. Het was de koster die tot deze maatregel was overgegaan.

Iedere keer als ik een dienst voorbereid, heb ik er een hele serie vertalingen bij. Statenvertaling, Naardense Bijbel, de Verdeutschung van Buber en Rosenzweig, en vertalingen die bij losse bijbelboeken of –gedeelten zijn gemaakt. Naast alles wat ik daar aan poëtische zeggingskracht, goede vondsten en duidelijke taal tegenkom, verbleekt de NBV. Sa-men met de achterhaalde theologische vooringenomenheden die ik af en toe in de NBV tegenkom, vormt zich de gedachte: als ik officieel op de kansel moet staan, dan kan ik hier beter niet uit lezen.

Dus ik ben zo vrij om voort te gaan op het ingeslagen pad: eerst zelf goed kijken wat er staat in de weerbarstige, hoekige Hebreeuwse letters van het Aloude en de sierlijke Griekse van het Nieuwe Testament en dan de kerk ingaan met iets wat zo dicht mogelijk aanschurkt tegen de grondtekst. En ervan genieten dat het dan zo muisstil kan zijn tijdens de lezing: een ruimte vol concentratie op wat er voorgelezen en gehoord wordt.

Er is geen officiële kanselbijbel in onze kerk denkbaar en we hebben geen hogere kerkelijke organen nodig om daar iets over te beslissen. De eenheid van onze kerk zou beter gestalte kunnen krijgen in hoe we naar buiten treden, in hoe we ons opstellen in een samenleving die erg gediend zou zijn van een goede inbreng van de kant van de kerk.

Maar dan dóen ze dat een keer en dan is het weer niet goed!

Dan de kerk

We krijgen in het komende najaar een Nationale Synode. Daar zou toch iets van uit kunnen gaan voor een naar sa-menhang en verzoening snakkende Nederlandse samenleving?

Maar het plan was nog niet gelanceerd of er liepen zich al allemaal mannetjes (en zich als stereotiepe mannetjes ge-dragende mevrouwtjes) warm. Ik hoorde een kerkelijke leider ministerpresidentiële allures aannemen toen hij letters inslikkend sprak van ‘de nasnale snode’. Even later zelfs: snale snode.

Er werd meteen al onderhandeld over wie er mee mogen doen en waar het dan wel en niet aan over mag en moet gaan. En ja hoor, prompt kwamen de eigen vaste items van de diverse groeperingen aan de orde, de zaken waar we principieel over kunnen gaan doen: de behoudenden dragen abortus en euthanasie aan, de gematigden de plurifor-miteit en de vooruitstrevenden het homohuwelijk. Allemaal om elkaar de maat te nemen en zichzelf vervolgens uit-nemender te achten dan de ander.

Dat is er dus tegen zoiets als een snale snode: het dient als podium om je gelijk te halen, het wordt niets waar de wereld wat aan heeft, het is navelstaarderij in het groot.

De oude Hervormde Kerk overzag niet zonder pretentie en arrogantie altijd graag het geheel van kerk en wereld. De Gereformeerde Kerken zagen in elke plaatselijke kerk het geheel. Ik merk dat ik in mijn kerkopvatting steeds klas-siek-gereformeerder word. Ik wil zo graag in de eigen gemeente datgene doen wat gedaan moet worden, met name het grootse wat ons is toevertrouwd: Gods goedheid verkondigen, van die goedheid leven en er iets van pogen door te geven aan anderen.

‘Nationaal’ is trouwens ook een vreselijk, want beperkend, woord. Als je je dan toch in grotere gehelen moet bevinden, dan liever in de internationale wereldkerk, de kerk van de oikoumene. Nationaal zijn de staatsloterij, oliebollen met oudjaar en onze oranjejongens bij de WK. Kerken moeten vanwege hun wereldwijde roeping hoog voorbij leven aan nationaliteiten en nationalismes. Ik doe niet mee aan de snode plannen.

Alex van Ligten