Kerk in crisis

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De synode-beslissing om twee soorten dienaren des Woords te creëren en de opleidingseisen tot dat ambt drastisch te verlagen staat niet op zichzelf. Ze is een teken van een kerk in crisis – en dan bedoel ik niet de getalsmatige neergang van het ledenaantal der PKN. Het zou de moeite waard zijn om nadere studie te maken van de kerkelijk-theologische tendensen die tot deze beslissing hebben geleid, zoals Miskotte dat deed in zijn Korte Nabetrachting over de Afscheiding van 1834 (geschreven in 1934, met op de achtergrond de ‘Duitse totaalstaat’ als vraag aan de kerk van die dagen) en Berkhof in zijn Crisis der Middenorthodoxie. Hierbij alvast een kleine voorzet, met een aantal aspecten die mij zijn opgevallen:

 

  1. ‘Ons’ geloof komt centraal te staan

“De leerlingen van Jezus hadden toch ook geen wetenschappelijke opleiding?” zo werd mij op de EO-radio, op 21 juni jl. tijdens de beruchte synodevergadering gevraagd. En ook in de synode zelf kon deze vraag zonder tegenspraak op tafel komen. In de discussie over de predikantsopleiding blijkt dat velen de dominee zien als een soort ‘modelgelovige’ die op de kansel getuigt van zijn (of haar) eigen geloof in Christus. Daarvan getuigen, je geroepen voelen, de Here Jezus in het hart hebben: in de discussie over het ambt bleken dit voor velen de criteria voor een predikant te zijn. Dit zijn geen uitzonderlijke geluiden. Steeds meer is het eigen geloof in de kerk centraal komen te staan. Al jaren prijst de PKN zichzelf op haar website en in andere communicatie naar buiten toe aan als ‘vindplaats van geloof’ (en hoop en liefde). Dat is niet alleen pretentieus en aanmatigend, het is ook theologisch kwestieus. Het geloof, dat gewekt wordt door de (onverdiende) trouw die de Naam (= Jezus Christus) aan ons schenkt, is niet ‘van ons’ en al helemaal niet ‘door ons’. Het storende van de Bijbel is nu juist dat die één groot getuigenis is van het continue ongeloof van het volk, van de leerlingen, van ons allemaal. En dat is ook niet zo gek, want wie zou deze Stem, die tegen alle aardse werkelijkheden en gegevenheden ingaat, daadwerkelijk kunnen ‘geloven’? Het is eerder ondanks de continue ongehoorzaamheid en het ongeloof dat JHWH zijn trouw bewijst: door het volk uit de slavernij te halen, hen te doen terugkeren uit de ballingschap, Petrus de hand te reiken als hij dreigt te verdrinken – en ga zo maar door.

Dr H.F. Kohlbrugge – die in de 19e eeuw niet voor niets werd geweerd uit de burgerlijke, gezapige Hervormde Kerk die geobsedeerd was door de eigen religieuze inborst in plaats van door Christus – zei het al: wij kúnnen helemaal niet geloven. En iemand uit de gemeente moet dát de gemeente en de wereld aanzeggen. Iemand die dát naar vermogen opdiept uit de teksten van Tenach en Evangelie, iemand die de implicaties van de ‘gerechtvaardigde zondaar’ probeert te doordenken, in daden om te zetten en in te brengen in de samenleving. Want zowel kerk als samenleving leven au fond met de werkelijkheid van ‘beloning naar verdienste’. De meritocratie, of het diepe verlangen daarnaar (dat we krijgen wat we verdienen) zit diep in beide ingebakken. Ook ‘geloof’ kunnen we bijna niet anders begrijpen dan als onze eigen prestatie, als iets van ons dat onze kansen op geluk of goddelijke zegen vergroot. Maar het evangelie is beslissend anders. De dienaar des Woords is nu juist aangesteld om dát te zeggen, te doordenken, in te brengen in kerk en samenleving. Was de predikant een modelgelovige welzijnswerker die mensen zou moeten begeleiden in hun spirituele zoektocht naar God, dan was de eis van een academische opleiding inderdaad onzinnig.

 

  1. Primaat van het dienstencentrum

Het centraal stellen van het eigen geloof leidt al spoedig tot het misverstand dat wij de verspreiding van dat (ons!) geloof zouden kunnen organiseren. In de synodevergadering van juni, die ik online volgde, viel mij op dat de dienstenorganisatie (voorheen LDC) het hoogste woord voerde. Telkens opnieuw werd het woord gegeven aan ‘de directeur’ (er werd niet eens bij vermeld waarvan deze persoon de directeur was waardoor je de indruk kreeg dat de directeur van de kerk tot de synode sprak) om dan uit te leggen hoe het allemaal bedoeld was en hoe het moest worden geïmplementeerd. In plaats van dat de dienstenorganisatie uitvoert wat de synode in theologische en daarna ook in organisatorische zin beslist, leek het hier wel andersom. De dienstenorganisatie is een wereld op zich geworden. En ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ook daar, of misschien wel juist daar, de gedachte heeft postgevat dat de kerk iets ‘heeft’ (namelijk het geloof) dat gemanaged kan worden en aan de wereld moet worden uitgedeeld. En wel een beetje snel, want de kerken lopen leeg. Alle denkkracht en tijd en geld wordt geïnvesteerd in de organisatie van nieuwe initiatieven, pioniersplekken, materialen voor activiteiten, liefs zo laagdrempelig mogelijk (“Alles komt goed” was het Paasthema in 2022). Maar is er wel respect en diep begrip voor de doorgaande bediening van het Woord, voor de klassieke predikant en de traditionele wijkgemeente die niet proberen hun gelóóf door te geven maar een kritisch Woord? Die trouw en geduldig proberen een plaats in dorp of stad te zijn waar even niet geldt ‘je bent wat je presteert’? In een interview heeft de huidige directeur van de dienstenorganisatie aangegeven dat hij nooit of nauwelijks een reguliere PKN-gemeente of -kerkdienst bezoekt. Hoe kan hij er dan begrip, laat staan enthousiasme, voor opbrengen? De specifieke insteek van de dienstenorganisatie die gericht is op vernieuwing in vorm, gecombineerd met de algemene nadruk op de organisatie van de kerk, leidt af van de daadwerkelijke theologische discussie over de wereld waarin wij leven en het Woord dat de kerk te bewaren en te verkondigen heeft.

 

  1. De publieke theoloog en de presente gemeente

De fixatie op het eigen geloof en op de organisatie van de verspreiding daarvan maakt tevens blind voor het feit dat de wereld meer dan ooit, impliciet of expliciet, op de deur van de kerk klopt. De kerk is vaak nog de enige plaats waar mensen andere mensen van buiten hun bubbel treffen – en daarin alleen al een belangrijke bron van maatschappelijke verbinding die we zo nodig hebben. Veel mensen die niet (meer) naar de kerk gaan, houden nog heel lang het vermoeden dat de kerk een alternatief te bieden heeft. Zeker nu de neoliberale kaalslag in de samenleving meer en meer zichtbaar wordt, die, in combinatie met de secularisatie, elke vorm van bezield verband heeft weggevreten, is de kerk een van de weinige plaatsen waar nog een serieus andere optie klinkt (als het goed is). Daarvoor zijn predikanten, theologen, ambtsdragers nodig die in staat zijn het vreemde Woord (dat zij zelf ternauwernood geloven kunnen!) te verbinden met wat er in de samenleving gebeurt. Omdat ‘ongeloof’ niet alleen kenmerkend is voor de wereld maar ook voor de kerk, is er voor de kerk geen enkele reden om niet geheel en al solidair te zijn met de wereld – op cultureel, ideologisch, psychologisch en politiek gebied. De gemeente in dorp of stad en haar voorganger zijn niet zozeer geroepen om morele oordelen te vellen – alsof zij méér en beter weten op grond van hun ‘geloof’ – maar om een plaats te bieden aan reflectie, vragen, alternatieve perspectieven. En ook verhalen en tradities in te brengen die geheel vergeten dreigen te raken in onze geseculariseerde wereld. De wereld verdient zo een kerk.

 

Mirjam Elbers

 

Streamer

Telkens werd het woord gegeven aan ‘de directeur’; er werd niet vermeld waarvan deze persoon de directeur was waardoor je de indruk kreeg dat de directeur van de kerk tot de synode sprak

In de Waagschaal, nr. 9, 14 september 2024