Interview over Duitsland

logo

Interview Karl Barth over: DUITSLAND

Wij publiceren hierbij de voornaamste inhoud van een uitvoerig interview, door Karl Barth na een reis door Duitsland aan de Züricher “Weltwoche” toegestaan.

Het was een vermoeiende en avontuurlijke reis, die ik onlangs door Duitsland maakte. Op die reis was ik in de gelegenheid weer met mijn vrienden te spreken en betrekkingen, die door de oorlog waren verbroken, weer aan te knopen, Daarbij werd door mij de juistheid bevestigd van de opvatting, die ik steeds was toegedaan gebleven: dat het Duitse volk nimmer het uniforme blok heeft gevormd;, dat de propaganda van Goebbels ervan maakte en waaraan ook wij – bij gebrek aan openlijke oppositie – gingen geloven.

Om de beginnen was daar in Duitsland de kerk. Katholieken en protestanten zijn even moedige getuigen geweest – uitgesproken getuigen van het verzet, die nooit enige concessie deden, ook geen uiterlijke concessie. Dit gemeenschappelijke front, bij deze gelegenheid geformeerd, bracht de twee confessies nader tot elkaar, niet zozeer in dogmatisch als wel in menselijk opzicht.

Overigens vertoonde het protestantisme veel minder dan dit aan katholieke kant het geval was, een beeld van eenheid. De kerkstrijd bracht een splitsing teweeg onder de protestanten, die pas nu feitelijk is overbrugd. Men doet verkeerd, als men een scherpe onderscheiding maakt tussen zwarte en witte schapen, tussen de “Duitse Christenen” dus en de Belijdeniskerk. Alleen de Pruisen is tussen deze beide een open strijd gevoerd. In Beieren, Württemberg en elders bleven de leden van de Belijdeniskerk deel uitmaken van de landskerken, en hier gold hun strijd vooral de grijze schapen, als men mij die betiteling wil toestaan – hij gold de lauwen, de sussers, degenen die van mening waren, dat zij om hun kerk en hun belijdenis te redden, bereid moesten zijn in uiterlijkheden zich aan de nazi’s te onderwerpen.

De groepen waarop ik doelde, leverden in elk geval het duidelijke bewijs, dat, niet alleen voor wat de kerken, doch ook voor wat het gehele Duitse volk betreft, een zeer aanmerkelijk aantal dappere lieden een consequent verzet heeft vertegenwoordigd.

Ik maakte, behalve met de kerken, nog met een tweede haard van verzet, de universiteiten, kennis. Ik bezocht Freiburg, Marburg en Bonn en trof daar een corps moedige professoren van alle faculteiten aan – wijsgeren, natuurkundigen, historici, juristen -, die onder de dekmantel ener formele “gelijkschakeling” een geest van humaniteit levend hielden en deze op hun studenten overdroegen.

In de derde plaats moeten de arbeiders worden genoemd. Ik sprak te Frankfort met twee communisten, die gedurende alle jaren van onderdrukking hun illegale groepswerk hadden voortgezet. De communistische partij vormde de enige politieke groepering, die na de ineenstorting onmiddellijk goed georganiseerd aan de dag trad, daar zij reeds ondergronds volkomen was georganiseer; terwijl de sociaal-democraten en de liberalen tot vandaag nog met de moeilijkheden worstelen, die met de vorming van een stege kern gepaard gaan.

Gezien deze oppositionele groeperingen, moesten wij nu eens nalaten de Duitser al te simpel als slecht één grote horde nazi’s te beschouwen. De verbeelding schiet te kort, als wij ons trachten voor te stellen waartoe een zo omvangrijke terreur in staat is; als men voortdurend beseft, dat men eigenlijk met één voet in het graf staat, kan dat in de loop der jaren alleen maar een verlammende invloed hebben. De mensen schudden er thans hun hoofd over, dat niemand wil toegeven, dat hij een nazi was en zij achten dit een blijk van verachtelijke lafheid, doch iedereen die de feitelijke verhoudingen kent, moet toegeven, dat deze verloochening oprecht is. In verreweg de meeste gevallen waren de mensen inderdaad niet pro-nazi, doch het nationaal-socialisme kwam als het ware als een vreselijke catastrofe over hen en hun feitelijke schuld bestaat uit hun passiviteit en hun onvermogen om helden te zijn.

En zo is het dus volkomen verkeerd gezien, als men grote plannen gaat maken om de Duitsers op te voeden en aldus van het nationaal-socialisme te genezen; voor die genezing hebben de feiten allang gezorgd; neem honderd mensen en ge zult er geen één onder aantreffen, die het niet reeds na een minuut met u eens is, dat Hitler een clown en een duivel in een persoon was. Neen, het ware gesprek begint nog niet, zolang als men met de Duitsers alleen maar over Hitler praat. Dat begint pas, als de discussie over Bismarck gaat lopen. Als de nationaal-socialistische pleisterlaag is verwijderd, komt bij de meeste Duitsers, zelfs bij hen die daadwerkelijk verzet hebben gepleegd, het stevige metselwerk van het Duitse nationalisme te voorschijn. Zij beschouwen het nationaal-socialisme als een betreurenswaardig incident, maar alles wat daarvóór kwam is boven alle critiek verheven. Wat zij niet begrijpen, is, dat het nationaal-socialisme niets anders was dan het uiteindelijk resultaat van de Bismarckiaanse politiek, die Duitsland met bloed en ijzer aanéénsmeedde tot een kapitalistisch, imperialistisch Reich en aldus het graf delfde van de vrijheid van 1848.De Duitsers behoeft men vandaag de dag niet van hun schuld te overtuigen. De golf, die van Duitsland uitging ebt thans terug, maar met zo’n vernielend geweld, dat dit neerkomt op een weerlegging de facto van het nationaal-socialisme en op een onontkoombare ontdekking de facto van schuld. Ik zou alleen maar willen, dat iedere Zwitser, die zich zo verheugt over de Duitse vernedering en die van mening is dat geen rechtbank hier te zware straffen kan opleggen, eens één enkel kwartier kon doorbrengen in Freiburg of Frankfort, en dat hij eens een blik kon werpen op Silezië of Pommeren, waar de Duitse bevolking door de Polen systematisch aan de hongerdood wordt overgeleverd. Het is opmerkelijk, hoe weinig van de ware nazi-ideologie, zoals die door Rosenberg werd gepredikt wortel heeft geschoten. Ik ben er van overtuigd, dat zelfs de jeugd, van wie velen menden, dat zij ongeneselijk is geïnfecteerd, niet land onder de invloed daarvan zal blijven verkeren. Zeker, de nazi-invloed beheerste het gehele leven der jongeren, doch men hoeft om hen heen slechts een andere omgeving te scheppen om hen volkomen organisch in geheel andere wezens te veranderen. De geallieerden hebben zich nog niet volkomen gerealiseerd, waar het grote werk der her-opvoeding moet beginnen: zij proberen het nog steeds met radio-lezingen en films, terwijl slechts één enkel ding van werkelijke betekenis zou zijn – hun eigen voorbeeld. Een andere, betere kijk op de wereld brengt men de mensen niet bij door hun les te geven, doch door aanschouwelijke practijk…. “Het aanschouwelijk onderwijs”, zeiden de mensen in Duitsland ironisch tot mij, “is helaas nog niet begonnen”.

In de Waagschaal, 1e jaargang nr. 3, 20 oktober 1945