In memoriam Bob Goudzwaard

Op 20 april 2024 overleed Bob Goudzwaard, econoom en cultuurfilosoof. Zijn kritische analyses van de economie in het licht van armoede en milieuvernietiging hebben in oecumene, kerken en evangelicale kringen weerklank gevonden, nationaal en internationaal.

Goudzwaard werd op 4 maart 1934 in Delft geboren in een gereformeerd en dus anti-revolutionair gezin. In 1944 ging het over tot de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Van 1951-1957 studeerde hij economie in Rotterdam, o.a. bij J. Tinbergen en H.J. Witteveen. Als lid van de vrijgemaakte studentenvereniging volgde hij verplicht de colleges van J.P.A. Mekkes, hoogleraar calvinistische wijsbegeerte. Deze was een zelfstandige vertolker van de wijsbegeerte der wetsidee, zoals vooral ontwikkeld door H. Dooyeweerd: in de verschillende levenskringen heeft elke kring een eigen door God bij de schepping gegeven normativiteit, die de mens geroepen is verder te ‘ontsluiten’ als antwoord op God en medemens.

Na zijn studie en vervulling van zijn militaire dienst (die hem ruimte gaf om heel Dooyeweerds werk te lezen) trad Goudzwaard in 1959 in dienst bij het wetenschappelijk bureau van de Anti-Revolutionaire Partij, de Dr. A. Kuyperstichting. Van 1967 tot 1971 was Goudzwaard vervolgens Tweede Kamerlid voor de ARP. In die hoedanigheden droeg hij bij aan een heroriëntatie bij de ARP, onder andere als het gaat om de rol van de overheid in haar  roeping om de publieke gerechtigheid te bevorderen. Daarbij nam hij afstand van doctrinaire interpretaties van de wijsbegeerte der wetsidee. In 1970 promoveerde hij in Rotterdam op het proefschrif Ongeprijsde schaarste. Als een van de eerste economen in Nederland ging hij in op de vraag hoe negatieve milieueffecten, die niet op de markt tot uitdrukking komen, een plaats kunnen krijgen in de economische theorie. In zijn inleiding gaf hij zijn normatieve visie weer, namelijk dat er een door God gegeven opdracht is om al de schaarse natuurlijke gegevenheden in deze schepping als een goed rentmeester te benutten en te beheren.

In 1971 werd hij hoogleraar economie aan de Faculteit der Sociaal-Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit en in 1986 ook docent cultuurfilosofie aan de Faculteit Wijsbegeerte aan dezelfde universiteit. Beide functies zou hij tot zijn emeritaat in 1999 vervullen. Inmiddels had hij ook banden opgebouwd met het Institute for Christian Studies in Toronto en met de organisatie Citizens for Public Justice in Canada. Hij doceerde daar regelmatig en had een trouwe kring van geestverwanten, die ook voor vertaling van zijn publicaties zorgde. Canada werd zijn tweede vaderland.

Goudzwaard was betrokken bij de totstandkoming van het CDA en voorzitter van de programcommisie en drukte als zodanig zijn stempel op het evangelisch radicaal getinte partijprogramma Niet bij brood alleen. Het CDA en in het bijzonder de partijleider Van Agt deed er weinig mee. Goudzwaard kon zich niet vinden in de zijns inziens conservatieve koers van de partij waarbij de kwestie van de kruisraketten bij hem de deur dicht deed. Hij bedankte als lid en was zijn verdere leven partijloos. Ook bij de door zijn denken geïnspireerde Evangelische Volkspartij (opgegaan in GroenLinks) sloot hij zich niet aan.

In 1976 publiceerde hij zijn hoofdwerk Kapitalisme en vooruitgang. Hij volgt daarin de methodische invalshoek van Groen van Prinsterer, die zijn tijd analyseerde door te vragen naar de dominante geestelijke krachten in de geschiedenis. Zo vraagt Goudzwaard naar de geestelijke impulsen die het kapitalisme deden ontstaan en dit in zijn geheel van economie, wetenschap en techniek richting bleven geven. Hij vindt deze in het vooruitgangsdenken dat gericht is op economische groei, materiële welvaartsvergroting en technische ontwikkeling. Dit alles is een doel in zich geworden, een ideologie en heeft geleid tot een tunnelsamenleving die met haar verengde utilistische gelukshorizon gepaard gaat met immense schaduwzijden van het groeigeloof als armoede, sociale ongelijkheid en milieuvernietiging. Het ideologieaspect (middelen die tot overheersende doeleinden verabsoluteerd worden en beslag leggen op het leven) heeft hij verder geanalyseerd en toegepast op maatschappelijke vraagstukken in Genoodzaakt goed te zijn (1981) en weer verder uitgewerkt en geactualiseerd in Wegen van hoop in tijden van crisis (2007).

Eind jaren zeventig kwam Goudzwaard tot nader contact met de econoom H.M. (Harry) de Lange, die erg actief was in de sociale tak van de nationale en internationale oecumene. De Lange was remonstrant en overtuigd lid van de PvdA en had dus een heel andere achtergrond. Zij konden het echter goed met elkaar vinden op basis van hun gezamenlijke betrokkenheid op vragen van armoede en milieu en de noodzaak van een heroriëntatie van de economie. Hun gezamenlijk geschreven boek Genoeg van te veel – Genoeg van te weinig. Wissels omzetten in de economie (1986) vond veel weerklank in oecumenische en kerkelijke kringen die zich met genoemde vragen bezighielden. Zij pleitten voor een economie die binnen de ecologische grenzen zich richt op zorg, dat wil zeggen op het voortgeleiden van mensen en natuur door de tijd heen. Het primaat van de economische groei en vergroting vann de materiële welvaart voor niet-armen moest daarom doorbroken worden. Zij koppelden hun analyses aan concrete beleidsvoorstellen. Het boek beleefe vier drukken, met bij elke druk een uitbreiding. Er volgden vertalingen in het Engels en het Duits en er verscheen een aangepaste Canadese versie.

Goudzwaard nam volop deel aan de oecumenische arbeid in het kader van de Raad van Kerken, de Conferentie van Europese Kerken, de Wereldraad van Kerken en de WARC (World Alliance of Christian Churches met haar Accraverklaring over economie als zaak van belijden). Hij was lid van hun commissies en werkgroepen, deed gesprekken met politieke partijen, werkgevers, de vakbeweging, kerken in de DDR, IMF en Wereldbank en nog andere organisaties. Daarnaast was hij een veel gevraagd spreker op kerkelijke bijeenkomsten op het grondvlak.

Goudzwaard is altijd verbonden gebleven met de calvinistische wijsbegeerte. Bij Dooyeweerd en Mekkes had hij de systematiek opgezogen en leren waarderen. Hij vond nu echter de dynamiek in de oecumene (bewoordingen van Goudzwaard zelf). Hij pleitte voor een weg-oriëntatie: het gaan van de weg van de navolging waarbij bij elke stap op basis van informatie verder stappen gezet worden, met andere woorden minder uitgaan van aprioristische categorieën. Wat kerkelijke ontwikkeling betreft was hij nadat de vrijgemaakte kerk waarvan hij lid van was buiten de kerk geplaatst was, Nederlands Gereformeerd en daarna lid van de Samen op Weggemeente in zijn woonplaats Driebergen en de Protestantse Kerk in Nederland.

Op 21 oktober 2009 overleed zijn vrouw Riny Goudzwaard-van Helden. Hij vond later een nieuwe levenspartner in Elaine Botha, afkomstig uit Zuid-Afrika, met wie hij in 2011 trouwde. Elaine was onder meer hoogleraar filosofie op de Redeemer University in Ontario. Zij hadden elkaar al leren kennen in de contacten die Goudzwaard voor de VU met Zuid-Afrika had. Mede onder invloed van Goudzwaard werd zij een uitgesproken tegenstander van de apartheid, hetgeen tot haar vertrek naar Canada leidde. Zij verzorgden samen o.a. een collegeblok moderne en hedendaagse filosofie in Potchefstroom. In 2014 vestigden zij zich in Zuid-Afrika in een wat in het Afrikaans zo mooi ‘aftreeoord’ heet in het plaatsje Hartendorp in de Westkaap. In die jaren werkte hij met de filosoof/theoloog Graig G. Bartholomew, hoogleraar aan de Redeemer University, aan wat zijn laatste boek zou worden: Beyond The Modern Age. An Archeology of Contemporary Culture (2017). Dat was ‘vooral bedoeld voor hedendaagse studenten die nogal aan het zoeken zijn naar de juiste manier om tegen deze vreemde en ingewikkelde wereld aan te kijken.’ (Vriendenbrief 20 december 2014).

De jaren gingen tellen en vooral Elaine’s gezondheid ging achteruit. Zij overleed op 8 juli 2020. In september 2020 vestigde Goudzwaard zich weer in Nederland en wel in een zorgappartement in Huis ter Heide. Sterk beperkt in zijn mobilteit bracht hij daar zijn laatste levensjaren door.

Ter afronding. Op 6 december 2011 ontving Goudzwaard een eredoctoraat van de Protestantse Theologische Universiteit als blijk van waardering voor zijn grote bijdrage aan de doordenking van de christelijke en kerkelijke verantwoordelijkheid in het licht van de vraagstukken van armoede en milieuvernietiging en daarmee aan de doordenking van christelijk-sociaal denken. In zijn dankwoord noemde Goudzwaard drie namen van personen die hem in het bijzonder hadden geïnspireerd, te weten Jan Tinbergen, die hem leerde dat een econoom betrokken behoort te zijn op de nood van de wereld en dat dit een volle inzet vergt van je mogelijkheden. Tinbergen had hem destijds al voorgesteld om bij hem te promoveren op het thema ‘verzadiging’. Ten tweede J.P.A. Mekkes die hem bij het inzicht bracht dat het in wetenschap en samenleving steeds ging om het antwoord geven aan God en medemens. Ten slotte noemde hij “de naam van een groot theoloog: Dietrich Bonhoeffer. Eenmaal ingevoerd in het oecumenisch denken door mijn onvergetelijke vriend Harry de Lange bracht het lezen van zijn geschriften mij de broodnodige spirituele verdieping, die ik als econoom en politicus dringend nodig had. Inderdaad, Bonhoeffer was het die mij lang na zijn dood het primaat leerde van de Weg, van de navolging die voorrang heeft op alle door onszelf geconstrueerde ideologische doelstellingen.”

Destijds, in zijn afscheidscollege in 1999 was hij begonnen met een citaat van Bonhoeffer: “De laatste vraag is niet hoe verlaat ik als held het toneel, maar hoe zal de volgende generatie verder leven. Alleen uit deze vraag, gesteld vanuit verantwoordelijkheid tegenover de geschiedenis kunnen oplossingen ontstaan die vruchtbaar zijn, al zullen ze aanvankelijk weinig stroken met ons eergevoel”. Die laatste vraag heeft Goudzwaaard in zijn leven en werk steeds weer aan de orde gesteld.

Herman Noordegraaf