Hooggeëerd publiek! (Het circus)

logoIdW

Cultureel gewicht

Aflevering 14

Op een vrijdagavond in juni, na een drukke werkweek, leek het mijn vrouw en mij tijd om wat stoom af te blazen door wat cultuur te snuiven. Nu staat Drenthe voornamelijk bekend om zijn natuur, niet om zijn cultuur. Het was dan ook even zoeken naar een aangename en verantwoorde culturele bezigheid op bereisbare afstand. Precies twee dingen waren er die avond te doen in Drenthe. We hadden de keuze tussen een literair bluesfestival in esdorp Amen en een voorstelling van Circus Renz Berlin in Hoogeveen. Met het oog op onze kleine en ondanks de aarzelingen van mijn vrouw kozen we toch voor de tweede optie.

Het circus komt naar Hoogeveen

Het circus kende ik eigenlijk alleen uit de Donald Duck. Door de avonturen van circusolifant Dombo is er in mijn jeugd een fascinatie voor het circus ontstaan die, na jaren sluimeren, nu werd wakker geroepen door de aankondigingen van de komst van Circus Renz Berlin naar ons eigen Hoogeveen. Ik voelde dat het tijd werd om nu eens écht de geur van vochtig zaagsel en zand en kamelenpoep op te snuiven, om mij te begeven te midden van schreeuwende en joelende kinderen met ballonnen en suikerspinnen, met z’n allen hutjemutje op elkaar gepakt in een muffe ronde tent.

Het concept ‘circus’ blijkt al zo’n 250 jaar te bestaan. Meestal zijn er clowns in gemoeid, evenals acrobaten, muzikanten en circusdieren die kunstjes doen. In mijn voorstellingswereld ademt het circus een sfeer van nostalgie, van ambacht, van kunst door volhardend oefenen. Het is een analoge wereld, zonder wandschermen, digitale camera’s en telefoons. Je zou als kind toch het liefst een circusartiestje willen wezen. Dat je deel mag uitmaken van een reizend theatergenootschap van kunstenaars. Wat een avontuur, wat een heerlijk vrij leven!

Bij binnenkomst werd mij echter al snel duidelijk dat mijn voorstellingen niet helemaal overeenkomen met het huidige circusbedrijf. In de grote tent hing inderdaad een geur van vochtig zaagsel en zand en kamelenpoep, dat wel. Maar de tent was niet afgeladen vol met kinderen. Er waren dertig, misschien veertig ouders met kroost op de voorstelling afgekomen. De aanwezige kinderen hadden alle ruimte om achterin de tent over de banken te rennen. En dat deden ze ook.

De circuspiste als strijdperk

Nog voordat we het circusterrein betraden, waren we al aangesproken door een harige man van middelbare leeftijd met een pakketje flyers onder de arm: of we een papiertje van hem wilden meenemen en die goed wilden bewaren, ‘want je bent hem zo weer kwijt’. Ik begreep niet goed waarover hij het had, dacht dat de beste man bij het circuspersoneel hoorde, kocht twee redelijk prijzige kaartjes voor de voorstelling en wandelde met de flyer in mijn achterzak het terrein op.

‘Meneer? Meneer?’

Ik draaide me om. ‘Ja?’

‘Mag ik dat foldertje van u?’

En voordat ik begreep was er eigenlijk gebeurde, was ik mijn flyer weer kwijt aan een niet onaantrekkelijke circusdame, die naar de harige man van middelbare leeftijd in de verte keek, de flyer omhoog hield en die vervolgens triomfantelijk in tweeën scheurde. Toen in vieren. Toen in achten. Ze riep: ‘Jullie moeten niet zo dom doen! Ga ergens anders staan! We zorgen hartstikke goed voor de dieren!’

Kort nadat de voorstelling begonnen was (‘Dames en heren, hooggeëerd publiek!’), sprongen twee andere harige mannen van middelbare leeftijd, die, anders dan de eerste man, een kaartje hadden gekocht, schreeuwend de circusring in. ‘Het circus is dierenmishandeling!’, schreeuwden ze, en ze hielden borden omhoog met teksten van gelijke strekking. De familie Renz wist zich aanvankelijk niet goed raad met de ontstane commotie (‘We moeten de politie bellen!’), maar na een halve minuut kwamen er een paar flinke kerels die de harige mannen verdreven tot achter de coulissen. Hoe het met ze is afgelopen, weet ik niet. Toen de storm weer was gaan liggen, vroeg een meisje dat naast ons zat: ‘Mama, hoorde dat erbij?’

De clown

De moeder antwoordde ontkennend. Ik dacht: misschien had ze gewoon ‘ja’ moeten zeggen. In 2016 hoort het er inderdaad bij. Want de tijden zijn veranderd. De dieren vinden we niet meer zo bewonderenswaardig of interessant. We kennen ze immers al van de televisie. We zien nu vooral de kooien waarin ze vervoerd worden. Olifanten, nijlpaarden, giraffes, tijgers, leeuwen, zebra’s: het mag allemaal niet meer. Te zielig. De jongste telgen van de circusfamilie worden niet meer zo uitbundig toegejuicht vanwege de knappe manier waarop ze acrobatische capriolen uithalen met hoepels, hoog zwevend boven de piste – onze eerste gedachte is: hoe oud is dat meisje? Mag ze wel werken? Gaat ze wel naar school?

Maar de morele bezwaren zijn niet de enige reden waarom we op die vrijdagmiddag in juni languit op de banken konden liggen zonder iemand in de weg te zitten, of waarom veel circussen het momenteel financieel moeilijk hebben. Een misschien nog wel belangrijkere reden is, dat we al lang niet meer naar het circus hoeven voor spektakel en vertier. We zetten de televisie aan, kruipen achter de spelcomputer of struinen het internet af naar alles was talentvol is of uitzonderlijk en bizar. Dat is bovendien een stuk goedkoper: met z’n tweeën naar het circus blijkt even duur te zijn als twee maanden Netflix.

Toch wil het circus mij hetzelfde bieden als honderd jaar geleden: spektakel. Veel lawaai en een agressieve lichtshow. Maar ik hoef dat allemaal niet, daar heb ik mijn digitale wereld voor. Ik wil niet overdonderd worden, maar een uurtje gedeelde vrolijkheid en eenvoud. Een moment van onbevangen plezier. Een geméénde glimlach. Een beetje liefde misschien.

En dat was er allemaal te weinig. Al had de speaker ons nog zo op het hart gedrukt dat de pauze er was om een suikerspin en een blikje frisdrank te kopen: we hebben de tweede helft toch maar niet afgewacht. Voor onze zoon was drie kwartier lawaai en lichtgeweld genoeg. En, eerlijk gezegd: voor ons ook.

Op de terugweg dacht ik: misschien was het toch de clown. Met zijn veel te grote schoenen en zijn akelige valse gebit. Met zijn opdringerigheid en zijn flauwe grappen. Hij belichaamt heel het circuswezen. Hij ís het circus.

En de clown was niet vrolijk.

Gerard van Zanden