Romeinen 3

Want er is geen verschil: allen hebben zij gezondigd en missen zij de heerlijk­heid Gods, zij worden bij wijze van geschenk rechtvaardig verklaard door zijn genade door middel van de verlossing, die in Christus Jezus is. 

‘Merk op: dit is het voornaamste stuk en middelpunt van deze brief en van de gehele Schrift’ (Luther).


Er is geen verschil.
De realiteit der gerechtigheid Gods blijkt in haar univer­saliteit. Het is geen toeval, dat juist Paulus, die bij Jezus de moed vindt op genade alleen te vertrouwen, in Jezus ook de goddelijke doorbreking van alle menselijke verschillen ziet. Hij heeft dáár moed, omdat hij hier ziet. Hij is de profeet van het rijk Gods, omdat hij de apostel der heidenen is, in on­derscheid van datgene wat later, wanneer deze samenhang onduidelijk wordt, ‘zending’ heet. De zending van Paulus stelt geen verschillen op, maar breekt alle verschillen af. Alleen wanneer de mensen uit alle lagen naast el­kaar gaan staan, alleen wanneer zij, die zich in de bovenste lagen bevinden, niets anders willen dan

‘als der mensheid hoogste kracht

meelijdend te dragen

de noden van ’t huidig geslacht’ (S. Preiswerk),

alleen wanneer de geestelijk rijken niet aan hun rijkdom denken (ook niet om ervan uit te delen!), maar als armen broeders van de armen worden, al­leen dan wordt God gekend. Alleen op de bodem van de meest werkelijke gemeenschap is ook de bewarende en dragende barmhartigheid van God waar. De biddende Farizeeër kan wel zendeling, maar geen zendeling van (75) het rijk van God worden. De ongewone verbondenheid (tussen mens en mens) moet de ongewone, heilzame scheiding, (tussen God en mens), waarin Gods gerechtigheid gekend wordt, duidelijk maken en garanderen. Het is immers noodzakelijk dat de paradox absoluut, dat de afgrond tussen God en mens geheel geopend wordt, dat de ergernis geheel gegeven is, dat het christendom helemaal gepresenteerd wordt als datgene, wat het is, nl. ‘als een in de geschiedenis alles op losse schroeven zettend probleem van de raadselachtigste soort’ (Overbeck). Er zou echter iets kunnen overblijven van menselijke mogelijkheden om de paradox te ontlopen, iets onwerke­lijks, een illusie, iets louter godsdienstigs, bevindelijks, zedelijks, intellectu­eels, dat niet de alleen zekere en reddende barmhartigheid van God is, zo­lang de waan van een bevoorrecht zijn en hebben van de één boven de ander niet geheel verbroken is. Het moet dus gehoord en steeds weer gehoord worden: ‘Er is geen verschil’. Geloof, geloof alleen is de eis, die gericht is aan allen, geloof is de weg, die allen kunnen gaan, en toch niet kunnen gaan. Alle vlees moet stilhouden voor de goddelijke onzienlijkheid, opdat alle vlees de heiland Gods zie.

 

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14