Variaties op het ‘bara’ van Genesis

logoIdW

VARIATIES OP HET ‘BARA’ VAN GENESIS

Schepping in Mahlers derde symfonie en Kierkegaards pneumatologie

Intro

De interpretatie van de infinitivus ‘bara’ uit Genesis is een controversiële kwestie. In 2009 bracht Prof. dr. Ellen J. van Wolde in haar inaugurele rede naar voren aan het werkwoord ‘scheppen’ in de Hebreeuwse bijbel de betekenis van ‘scheiden’ toe te kennen. In navolging van de discussie die van Wolde opriep en de thematiek die als uitgangspunt is gekozen voor de Noordmans studiedag 2013 ‘Schepping als (onder)scheiding’, wil ik laten zien dat die opvatting binnen de dogmatiek oude papieren heeft. Het kritische verstaan van het scheppingsbegrip vormt namelijk niet enkel een leidmotief in de theologie van Noordmans. Op vergelijkbare wijze verwerken Kierkegaard en in de wereld van de klassieke muziek Mahler schepping als scheiding. Allengs zal ik ook een tekort aanwijzen in het begrip ‘bara’ van de Genesis-auteur, namelijk dat in zijn beeld van schepping de rol van het lijden niet is verdisconteerd en het voorstel doen de scheppingsleer in combinatie met een eschatologie te lezen. Een bijbels theoloog, zo is de these, komt tot een completer begrip van het woord ‘schepping’ als hij daar met een dogmatische neus kennis van neemt.

Mahlers muzikale vertolking van schepping

In 1971 verscheen van de hand van Theodor Adorno een klassieke studie getiteld ‘Mahler. Eine musikalische Physiognomik’. Adorno legt daarin verbanden tussen muziek, geschiedenis en sociaal milieu en zet er zijn visie uiteen op muziek als non-conceptuele taal. Het is, aldus Adorno, vooral Mahlers derde symfonie die op muzikale wijze de interpretatie van het scheppingsbegrip als scheiding onderschrijft. Na de sonate en het langzame deel volgt het scherzo met een vlugge driedelige maatsoort dat inzet met dierensymboliek. Mahlers compositie volgt een indeling van een stapsgewijze differentiatie waarin minder ingewikkeld samengestelde organismen toegroeien naar meer complexe ontwikkelingsvormen: de sprakeloosheid van flora en fauna, de geluiden van het dierenrijk, de mens die op zichzelf kan reflecteren, het paradijs van de geesten en aan het eind zinspeelt het orkest etherisch op engelachtige figuren. Mahlers derde is een kunstvorm waarin hij het idee van ontwikkeling en normverheffing vertolkt. Bij Mahler heeft de mens de dieren wel nodig om bewust te worden van zijn mens-zijn als verbannen natuur en de illusie te verstoren dat hij deel zou uitmaken van een natuurlijke geschiedenis. Het middel dat Mahler voor het aanwakkeren van dit besef inzet is ‘het onverzoenbare’. Daarmee zet Mahler zich tegelijkertijd af tegen de populaire muziek. In disharmonie onderscheidt zich een ‘element’ dat zich niet laat harmoniseren en dat fungeert als voorwaarde voor een nieuwe levensvorm. Tot zover Adorno. Het gaat ons op deze plaats om wat hij bij Mahler aantreft.

Schepping als afscheid van de natuur bij Kierkegaard

Een parallel van Mahlers interpretatie van het woord schepping is te vinden in de pneumatologie van Kierkegaard. Bij Kierkegaard krijgt de lezer een voorstelling van de natuur als van een ongeordend, nietsontziend krachtenveld dat herinnert aan de onstuimige wateren in het wereldbeeld van de Genesis-auteur. Met inzet van het begrip geest, ‘het noëtische’ krijgt schepping de betekenis toebedeeld van uit de natuur stappen. Kierkegaard ontwikkelt het scheppingsbegrip in zijn theologische antropologie vervolgens verder door te benadrukken dat een afscheid van de natuur een eerste vereiste vormt voor ‘zelfopenbaring’. En waar Mahler de rebellie van het onverzoenbare hanteert, gebruikt Kierkegaard de rusteloosheid van de transcendentie om de gegeven werkelijkheid te overstijgen en zich creatief te verhouden tot wat nog niet present is. Met gevoel voor taal en betekenis noemt Kierkegaard de condition humaine na het vaarwel ten aanzien van bestaande verschijningsvormen en het existeren ten opzichte van wat al doende nog vorm moet krijgen speelsgewijs ‘inter-esse’. Tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’ van zijn androgyne bestaan valt er voor de mens wat te kiezen en te verwerven. Oog in oog met wat de mens gestalte geeft leert de mens zichzelf en zijn potentieel kennen. In zijn essays over drama voert Kierkegaard een actrice ten tonele om te laten zien dat het opdoen van zelfkennis door schepping ‘in aardse zin’ niet bepaald rendabel is. Dit voert ons naar een aspect dat meekomt met schepping als scheiding waardoor iets nieuws tot stand komt dat in het ‘bara’ van de Hebreeuwse bijbel niet doorklinkt en waarop Mahlers scherts en Kierkegaards ‘inter-esse’ een nuance aanbrengen.

De lijdensrol van de nieuwe schepping

De kermende dieren van Mahler en de actrice van Kierkegaard die uit haar rol valt laten de crisis van transfiguratie zien. Wie eenmaal een metamorfose heeft ondergaan naar een andere levensvorm kan moeilijk terugkeren naar zijn originele conditie en begeeft zich tegelijkertijd in een cultuur die mogelijk nog niet is toegerust op die ‘geëvolueerde’ bestaansvormen. Het thema van de christelijke eschatologie is de nieuwe schepping van alle dingen door hen eerst naar een einde te denken. Wie bij het begin van de bijbelse geschiedenis wil beginnen zal zien dat schepping hier gepaard gaat met de entree van een nieuw element. Met een levendige fantasie varieert de auteur telkens op een bestaand thema. Schepping als natuur heeft de dood in het vooruitzicht. Het ‘bara’ in Genesis onderscheidt zich van die interpretatie doordat het niet mechanisch is onderworpen aan de natuurlijke gang der dingen. In het theater van de geest wordt een verschil aangebracht waardoor er van een exemplaar geen tweede te vinden is. De bijbels theoloog die de structuur van de schepping in de Hebreeuwse oorsprongsberichten wil doorgronden kan niet zonder de architectuur van de dogmaticus die de scheppingsleer in samenhang met de eschatologie leest. Tot die tijd wordt er in de schepping veel gezucht.

Suzan ten Heuw

Drs. S. ten Heuw is aspirant predikant voor de Protestantse Kerk in Nederland