Het duivelse pact van modernisme, monotheïsme en militarisme
Het duivelse pact van modernisme, monotheïsme en militarisme
Romans vormen de spiegel van een samenleving. Dit is zeker het geval bij de romans van de Indonesische journaliste en schrijfster Ayu Utami (Bogor, 1968). Scherp en fel kaart zij in haar werk actuele maatschappelijke kwesties aan. Al tijdens haar studie letterkunde schreef Ayu Utami voor verschillende tijdschriften. Toen het Soeharto-regime collegae de mond snoerde, tekende zij daar met gevaar voor eigen leven protest tegen aan. Van 1994-1998 moest ze onderduiken en publiceerde noodgedwongen slechts onder pseudoniem. Haar debuutroman Saman (Nederlandse vertaling: Samans missie, 2001) kwam kort voor de val van Soeharto (1998) uit en veroorzaakte grote ophef door de openlijke kritiek op de regerende macht én de erotische passsages, die het Indonesische taboe op expliciete seksualiteit doorbraken.
Bilangan Fu
In 2008 bracht Ayu Utami de vuistdikke roman Bilangan Fu (Nederlandse vertaling: Het getal Fu, 2012) uit. Daarin is Parang Jati de hoofdpersoon. Hij vertegenwoordigt de Javaanse cultuur en mystieke godsdienst. Zijn vriend Yuda maakt deel uit van een groep van twaalf bergbeklimmers. Yuda vertegenwoordigt de moderne, door het westerse rationalisme beïnvloede, sceptische mens. Met zijn ratio en technische uitvindingen stelt die zich tegenover de natuur op. De bergen worden gezien als iets dat bedwongen moet worden. Yuda heeft geen boodschap aan de traditionele legendes over de bergen. Dat is bij Parang Jati anders. ‘Voor hem zijn de kalksteenheuvels en de zwarte stenen wonderbaarlijke documenten. Dingen die zichtbare notities van de geschiedenis van het eiland Java laten zien en het onzichtbare zichtbaar maken, de verhalen die de zielen van de overledenen ons toefluisteren’ (70). Tegenover de bergen past dan ook een houding van eerbied en dankbaarheid. Vanuit die houding dringt Parang Jati bij Yuda aan op een vorm van ‘clean climbing’: een omgang met de natuur die deze niet vernietigt, maar spaart. ‘Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de wereld intact laten’, zegt Parang Jati in een bergrede (91). Hij is dan ook een messiaans figuur. Hij verwijt Yuda en de zijnen dat ze ‘alleen onderwerping in hun hoofd hebben. En eigen stoerheid. Ze brengen allereerst hier en daar wat dynamiet tot ontploffing en verder interesseert hun niets’ (70).
Ayu Utami gaat hier in op de aantasting en vernietiging van de natuur in Indonesië. Het tempo waarin in haar land tropisch regenwoud gekapt wordt is ongekend. De verwoesting van de natuurlijke omgeving ten bate van mijnbouw is enorm. Slechts een kleine groep rijken profiteert daarvan. Voor de plaatselijke bevolking betekent het verdwijnen van hun leefomgeving vaak het verlies van hun broodwinning. Zo verloren vissers rond het Posomeer hun inkomstenbron toen stuwdammen gebouwd werden voor de opwekking van elektriciteit ten bate van de winning van nikkel (verwerkt in de accu’s van elektrische auto’s). Zo is de prijs voor duurzaamheid en bescherming van het milieu bij ons, de verwoesting van het milieu en verarming van de bevolking in landen als Indonesië. In de woorden van Parang Jati: ‘De duivel dacht dat als de mens de traditionele waarden maar verlaten zou, hij bevrijd zou zijn van bijgeloof. In werkelijkheid gebeurde dit: moderne instituties hebben de plaats ingenomen van traditionele instituties als het gaat om het leegzuigen van de klasse die geen profijt heeft gehad van het moderne denken’ (191).
Kritische spiritualiteit
De kritiek op het modernisme is geen pleidooi voor de terugkeer naar de traditionele godsdienst. In de roman wordt die belichaamd door Mbok Manyar. Zij kan met haar magische rituelen regen brengen en als doekoen genezingen bewerkstelligen. Parang Jati is haar zoon. Maar de zoon is vitaler dan zijn moeder. Als in een omgekeerde piëta omarmt hij haar, ‘een oude moeder die de kracht en het gezag die ze vroeger bezat verloren had’ (446). Als erfgenaam is Parang Jati ook de vernieuwer van zijn moeders tradities. ‘Hij spoorde de bewoners aan om op een vernieuwde wijze offers te brengen aan de bossen en de rotsen’(452). Parang Jati staat een spiritualiteit voor die volledig in de waarheid van iets gelooft en tegelijkertijd een kritische houding t.o.v. die waarheid behoudt. ‘Wat ik bedoel is dit: in iets geloven, zelfs volledig in iets geloven, terwijl je weet en erop voorbereid bent dat het “iets” altijd op zich laat wachten. Ik hecht wel geloof aan de waarheid, maar ik weet dat die waarheid zich niet vandaag zal manifesteren’ (438). Parang Jati noemt dat ‘de waarheid hooghouden’. Hooghouden in de zin dat die niet ter aarde valt, tot een institutionele gestalte stolt en vervolgens bewaakt en verdedigd wordt.
Deze kritische spiritualiteit corrigeert niet alleen de traditionele ‘naïeve’ spiritualiteit, maar bekritiseert vooral het monotheïsme. In de roman wordt die belichaamd door de jongere broer van Parang Jati, Kupukupu. Deze gaat in Duitsland en Japan studeren en laat zich bij terugkeer Farisi noemen. In het Indonesisch betekent Farisi farizeeër. Zo gedraagt Farisi zich ook: als een fanatiek verdediger van de zuivere godsdienst, niet vermengd met allerlei Indonesische gebruiken, opvattingen en leefregels (adat). Hij verbiedt dan ook de begrafenis van een gewaardeerd adathoofd in een islamitisch graf.
Ayu Utami gaat hier in op de invloed van het islamitische fundamentalisme. In een interview in Trouw (2012) zegt zij: ‘De golf van wahabisering [de interpretatie van de islam vanuit Saoedi-Arabië] in Indonesië is een van de grootste problemen waar het land mee te maken heeft. De traditionele islam in Indonesië is tolerant en staat dichtbij de oorspronkelijke identiteit van het land. Die tolerantie lijkt in gevaar nu kleine, fanatieke moslimgroeperingen zich steeds vaker met geweld keren tegen zaken die in hun visie ingaan tegen de islam.’
Kupukupu keert na studie in o.a. het Westen terug als Farisi. Zijn fundamentalistische monotheïsme is dus vrucht van het moderne rationalisme. ‘Hij geloofde dat natuurwetten dezelfde zijn als Gods wetten: ze zijn allebei onbetwistbaar. Onbetwistbaar in alle vormen en manifestaties. Eén en één is twee. Eenmaal één is één’ (455). Als modernist en monotheïst werd God voor hem ‘een soort getal één, dat reëel, primair, rationeel en operationeel is’ (334). De kritiek op het monotheïsme geldt in Het getal Fu weliswaar primair de fundamentalistische islam, maar omvat tegelijkertijd alle monotheïstische godsdiensten en systemen. De kiem van het monotheïsme ziet Ayu Utami in het eerste gebod aan Mozes: ‘Ik ben God, uw Here, Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.’ Als God de Ene en de enige is, is er maar één waarheid. Dat leidt onherroepelijk tot intolerantie en geweld tegen andersdenkenden. ‘Het syncretisme brengt geen haatdragendheid voort, het monotheïsme wel ’(356). Daar kun je anders over denken[1], maar laat onverlet dat onverdraagzaamheid voor monotheïstische godsdiensten historisch en feitelijk een grote verleiding is.
Het getal Fu
De waarheid die Yuda uiteindelijk geopenbaard wordt, breekt het huwelijk van monotheïsme en modernisme. Hij heeft een verlichtingservaring: een prachtige fluittoon blaast in een holte van de rotswand en onthult: ‘1 : a = 1 x a; en a is niet gelijk aan 1. Welk getal is a? Het is het getal Fu’(32). Fu is geen mathematisch getal en de formule is geen raadsel. Een raadsel is oplosbaar voor wie goed nadenkt. Het getal Fu duidt echter een mysterie aan. ‘Een mysterie is een geheim waarvan we het antwoord nooit te weten zullen komen, en we niet weten of het antwoord onveranderlijk en bepaald is…’ (416). Het besef van dit mysterie laat ruimte voor andersdenkenden. Het weet dat de waarheid nooit door instituties of groepen belichaamd of bewaard wordt. ‘Het zijn niet de mensen die de waarheid aan het licht brengen, maar het is de waarheid zelf die zich openbaart, vanuit de aarde’ (453). Het getal Fu deed mij denken aan het boeddhistische/hindoeïstische ‘Om’, de mystieke lettergreep die staat voor de beleving van het oneindige en het kosmische bewustzijn. Daarin zijn verschillen en diversiteit overwonnen, niet doordat ze vernietigd, maar doordat ze verenigd zijn. Farisi kan met zo’n mystieke waarheid niet leven. Hij staat voor een waarheid die zich laat handhaven. Als Parang Jati een Festival van de Zuivering der Aarde organiseert en de boodschap verkondigt dat de gewelddadigheden tegen mens en natuur in Indonesië moeten stoppen, slaan de machten van geld (bedrijfsleven, politiek), godsdienst (fundamentalistische islam) en geweld (leger) de handen ineen. Parang Jati wordt gevangen genomen en door Farisi in het paleis van Pontiman Sutalip (palindroom van Pilatus) ondervraagd: ‘Geloof jij nog in De Enige God?’ ‘Niet volgens het concept Één zoals jij dat in je hoofd hebt, Kupu’ antwoordt Parang Jati (506). Farisi veroordeelt hem dan wegens syncretisme. Parang Jati wordt afgevoerd. Even later klinken geweerschoten… Naast de toespeling op Jezus’ proces en veroordeling herkennen de Indonesische lezers hier het geweld tegen vertegenwoordigers van (religieuze) minderheiden in hun land. Geweld door radicale islamitische groepen, gesteund door politici en militairen met grote financiële belangen. God, geweld en geld vormen daarin een duivels pact. Het is dit pact dat Ayu Utami in haar roman aankaart, analyseert en bekritiseert en van een alternatief voorziet. Dat alternatief is een kritische spiritualiteit die de eigen tradities herwaardeert, de aarde spaart, ruimte laat voor andersdenkenden en zich niet met macht wil doorzetten. Wie de moderne Indonesische samenleving kent, herkent wat Ayu Utami schrijft en begrijpt haar hartstocht voor zo’n kritische spiritualiteit.
Jilles de Klerk
Ayu Utami, Het getal Fu, Breda: De Geus, 2012
Streamer 1: De kritiek op het modernisme is geen pleidooi voor de terugkeer naar de traditionele godsdienst
Streamer 2: Het alternatief van Ayu Utami is een kritische spiritualiteit
[1] Zie bijvoorbeeld Sam Janse, Is het de schuld van de Ene? In gesprek met Paul Cliteur en anderen over monotheïsme en geweld, Soest 2016.
In de waagschaal, jaargang 52, nr. 11, 18 november 2023