Godsleer

Samenvatting

  1. We zijn ervan uitgegaan dat we te doen hebben met het probleem van het aan het Woord Gods gebonden kennen van God. het was onze taak om te verstaan hoe die gebondenheid aan het Woord Gods ontstaat en werkt.

  2. We hebben vastgesteld dat dit kennen van God als zodanig ontspringt aan een voorwerp in onze menselijke wereld en dat dit kennen van God daardoor een werkelijkheids-kennen is.

  3. Dit kennen van God valt dus niet samen met God zelf, maar heeft in dat God openbarend voorwerp toch God als zijn ken-voorwerp.

  4. Dit kennen van God (dankzij dat voorwerp in onze wereld) is nl. een door God bedoeld kennen door middel van het ons geschonken geloven in God en zijn openbaring: daardoor mag en kan God in dat voorwerp door ons mensen toch gekend worden en wordt hij dan ook gekend.

  5. Wel is dit door God als middel voor ons geloven en kennen van God bedoelde voorwerp geen gewoon voorwerp, maar een bijzonder voorwerp: het stelt nl. zichzelf en ons mensen die dat voorwerp van God mogen leren kennen, apart door zijn uitzonderlijke kwaliteit deel aan Gods heil te bezitten en die kwaliteit van deelname aan Gods heil ook aan ons mensen die God mogen leren kennen, te verlenen (“heiligen”).

  6. Het kennen van God moet daarom door ons verstaan worden als een heilsgebeuren dat in samenhang met heel het God openbarend heilgebeuren plaatsvindt.

  7. Dit gebeuren waarin God zelf zich aan ons mensen als een voorwerp laat kennen, voltrekt zich concreet in onze menselijke werkelijkheid doordat God zijnerzijds daarvoor een bepaald middel gebruikt nl. een verhulling van God die door Gods eigen handelen werkelijkheid in onze wereld wordt.

  8. Het kennen van God komt nu in concreto daardoor tot stand dat wij mensen in ons geloven in God en zijn heil van dat middel gebruik maken.

  9. Maar dit middel en daarmee ook dit indirecte, aan dat middel ontleende kennen van God kan niet losgemaakt worden van de genade waarmee God als de Heer dit middel aan ons mensen ter beschikking stelt, zich daarvan bedient en zelf aan dit middel de wezenlijke, God openbarende kracht verleent.

  10. Het kennen van God kan derhalve door ons alleen als geschenk van deze vrije genade van God ontvangen verstaan worden.

  11. Omdat God zichzelf in dit werk van zijn vrije genade voor ons tot een voorwerp heeft willen maken, kan de betekenis van dit leren kennen van dit voorwerp niet door ons neutraal en zonder engagement tot ons bewustzijn doordringen als de kern van het mogen leren kennen van God.

  12. Dat engagement geschiedt daarom alleen in onze eigen beslissing om door het ons in genade verleend kennen van God voortaan aan die God en hem alleen in ons handelen gehoorzaam te zijn!

Zo kunnen wij het aan het Woord Gods verbonden mogen leren kennen van God reeds nu verstaan als een niet door ons mensen voltrokken, maar als een eigen werk van God zelf, waarin hij zich in een voor ons bestemd hem en ons heiligend voorwerp zich openbaren wilde en wil.

In die hem openbarende, ons bevrijdende genade mogen wij als mensen voor God staan en: hem leren kennen!

Pagina's: 1 2 3 4 5 6