‘Geroepen en gezonden’, predikanten voor de 21e eeuw
Op de komende synode van de Protestantse Kerk wordt het rapport ‘Geroepen en gezonden’ besproken. Directe aanleiding voor het rapport is de discussie rond het rapport ‘Mozaïek van kerkplekken’ (2019). In dat rapport werd voorgesteld om pioniersplekken de mogelijkheid te geven om door te groeien tot ‘kerngemeentes’ met maar enkele ambtsdragers in de kerkenraad. Eén van hen zou een nieuw soort predikant moeten worden. Een tweejarige parttime-opleiding op HBO-niveau, met een studiebelasting van één dag in de week zou daarvoor voldoende zijn. Tegen het rapport kwam nogal wat verzet. Het leidde er toe dat de synode akkoord ging met de ‘kerngemeentes’, maar voordat ze een besluit zou nemen om een nieuw soort predikantschap met andere opleidingseisen in te stellen, wilde de synode eerst een nieuw rapport over het ambt van predikant.
Dat rapport ligt er nu. Op verzoek van het moderamen hebben de opstellers een brede invalshoek gekozen. De situatie in de ‘kerngemeente’ is, zo stelt het rapport, slechts een van de vele nieuwe vormen van predikantschap. Al langer is er een diversificatie in het predikantsambt gaande: er zijn predikanten in een mobiliteitspool, interim-predikanten, classispredikanten, diaconale predikanten, voorgangers op pioniersplekken en in instellingen als ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en gevangenissen naast de predikanten in geografische wijkgemeentes, die eigenlijk ten onrechte predikanten voor ‘gewone werkzaamheden’ worden genoemd. Voor die verschillende werkvelden zijn verschillende soorten voorgangers met deels verschillende opleidingen nodig. Voor al die verschillende vormen wil het rapport een ambtsvisie bieden. Beide rapporten hebben zo een postmoderne insteek: er is sprake van een ‘mozaïek’ en van ‘diversificatie’. Diverse vormen kerk-zijn en kerkelijke presentie staan naast elkaar. De geografische wijkgemeente is niet beter, gewoner of eigenlijker dan andere vormen van kerk-zijn en dat geldt ook voor hun voorgangers.
Ambtstheologie
Het rapport schetst vervolgens een ambtstheologie die recht moet doen aan de veronderstelde diversiteit. Ik zal straks een paar kritische opmerkingen maken over het rapport, maar de ambtstheologie spreekt mij aan. Het is een heldere en goed doordachte visie op het ambt, die ook nadrukkelijk aansluit bij de wereldwijde oecumene. Het ambt van voorganger wordt in het rapport sterker dan voorheen onderscheiden van het ambt van ouderling en diaken. Diaken en ouderling bekleden hun ambt in de gemeente, de voorganger is ambtsdrager in de gehele kerk. De voorganger wordt dan ook door de kerk getoetst en toegelaten. De voorganger wordt geordineerd (bevestigd met handoplegging). Het is een ambt voor het leven en omvat de hele persoon van de voorganger. De eigen spirituele ontwikkeling en de rol als voorganger versterken elkaar.
Het eigene van het predikantsambt ligt in de bediening van Woord en sacramenten. ‘Woord’ verwijst daarbij niet per se naar de Schriften in de oorspronkelijke oude talen, maar moet breder verstaan worden ‘naar het staan in de traditie van het geopenbaarde, doorgegeven en verkondigde Woord. Het Woord is immers ten diepste Christus zelf, het vleesgeworden Woord’. Vanuit dit dienaarschap heeft de voorganger ook een geestelijk gezag in de gemeente. De voorgangers moeten wel thuis zijn in het Woord, maar ze hoeven niet per se de grondtalen te kennen.
Bestaat het probleem?
Toen twee jaar geleden het rapport ‘Mozaïek van werkplekken’ verscheen heb ik in dit blad (2019, nr.2) de vraag gesteld welk probleem dit rapport nu eigenlijk oploste. Volgens ‘Mozaïek van kerkplekken’ zouden veel pioniersplekken tegen hun grenzen aanlopen en graag kerngemeente willen worden. Ik vroeg mij af of die problematiek wel bestond en er echt wel zo veel pioniersplekken een kerngemeente wilden worden. Als antwoord kreeg ik toen dat hun aantal werd geschat op ‘30 tot 70 plekken in de komende vijf jaar’. In het rapport ‘Geroepen en gezonden’ wordt nu opgemerkt dat er tot nu toe slechts één kerngemeente is gevormd en dat het de komende jaren om 15 tot 20 kerngemeentes zou gaan. Vermoedelijk zullen nog veel minder pioniersplekken zich omvormen tot kerngemeente – ook al omdat op landelijk niveau het enthousiasme voor pionieren verflauwt. Ook wordt er in het nieuwe rapport ‘Geroepen en gezonden’ niet meer gezocht naar een aparte opleiding voor de voorgangers van de kerngemeentes. Heel verstandig wordt daarover gezegd: als er werkelijk pioniers zijn, die zonder veel theologische opleiding een pioniersplek van de grond weten te tillen en laten overgaan in een kerngemeente, dan moeten zij haast wel over singuliere gaven beschikken. Daar hoeft dus geen aparte regeling voor te komen, deze pioniers kunnen op grond van hun singuliere gaven voorganger worden. Er zit een zekere ironie in, dat de veronderstelde problematiek waar dit gehele beleidstraject mee startte, nu als zo marginaal wordt gezien dat er geen nieuwe maatregelen nodig zijn.
Ook voor het nieuwe rapport, ‘Geroepen en gezonden’, wil ik de vraag stellen: welk probleem wil het oplossen en bestaat dat probleem eigenlijk wel? Klopt het uitgangspunt van het rapport dat er een groeiende diversiteit optreedt in het vak/ambt van predikant en dat dat een probleem is. Ik denk het niet. De diversiteit in de werkvelden van predikanten voor gewone werkzaamheden was en is inderdaad enorm. Een bloeiende wijkgemeente in Nunspeet met volop jeugd verschilt in alle opzichten van de dapper volhoudende gemeente van Rotterdam-Ommoord. En toch hadden en hebben hun predikanten terecht dezelfde opleiding. In beide moet je als voorganger vanuit je levende geloof en de kennis van Schrift, traditie en samenleving werken. En ja, een diaconaal predikant doet wat ander werk dan een gemeentepredikant, maar de diaconale predikant heeft ook in de eerste plaats een opleiding in kerkgeschiedenis, filosofie en bijbelwetenschappen nodig om intellectueel en creatief zijn of haar werk te doen en niet losgezongen te raken van de kerk. De ene opleiding voor de verschillende arbeidsvelden is een grote kracht. Die ene opleiding is ook zo goed dat predikanten vervolgens zelf hun weg vinden in de diversiteit van de samenleving. De differentiatie in opleiding en de implementatie van de vele nieuwe regelingen vragen bovendien een stevig uitvoerend apparaat bij de opleidingen en bij de kerk, dat in geen verhouding tot de aantallen studenten staat.
HBO-predikant
Ik zou de hele problematiek anders willen formuleren. Niet het werk vraagt om zoveel diversere predikanten – zeg de vraagkant — maar er is een aanbod van goede mensen waar we te weinig mee doen. Er zijn mensen met een HBO-theologie die graag predikant zouden willen worden. En ik kan me situaties voorstellen waarin ze dat prima zouden kunnen zijn. In het voorstel van ‘Geroepen en gezonden’ zou er een aparte klasse gemeentes komen waarin deze HBO-ers als voorgangers aan de slag kunnen. In deze gemeentes zou het traktement wel lager liggen en zou de gemeente ook zelf minder hoeven te betalen. Met een aanvullende opleiding zouden HBO-predikanten verder kunnen doorstromen.
Het lastige van dit voorstel is, dat er een marktdynamiek in de kerk ontstaat. Het is aantrekkelijk voor gemeentes die niet zo zwaar tillen aan een academisch gevormde predikant om een ‘HBO-gemeente’ te worden, want je krijgt meer predikant voor minder geld. In dit voorstel zou je in zo’n gemeente zelfs ook een predikant met een WO-opleiding kunnen beroepen, voor een HBO-traktement. Dat is een verkapte loonsverlaging.
Het probleem van de marktdynamiek wordt in ‘Geroepen en gezonden’ gelukkig wel onderkend. Het Breed Moderamen van de Classis zou hier sturend en remmend moeten optreden. Dat legt veel werk en een zware verantwoordelijkheid bij het Breed Moderamen. Het kan makkelijk onder druk worden gezet vanuit de gemeentes.
Ik doe een tegenvoorstel doen: maak inderdaad een aparte klasse van gemeentes waar HBO-predikanten beroepen kunnen worden, maar zorg er voor dat deze gemeentes net zoveel afdragen als alle andere gemeentes. Een HBO-predikant is dan niet goedkoper dan een WO-predikant. Op deze manier voorkom je dat financiële overwegingen bij een gemeente meespelen om een HBO-predikant te beroepen.
Ideeënbank
Het rapport bevat verder veel voorstellen en ideeën die duidelijk maken dat er in de werkgroep met plezier is nagedacht en doorgedacht. Er zitten ideeën tussen die het overwegen en doordenken waard zijn, zoals een verkorte studie voor mensen die al een master in de medicijnen of de rechten hebben of een extra schaal voor gepromoveerde predikanten. Maar het geheel aan voorstellen heeft het karakter van een stortvloed. Het zijn te veel veranderingen ineens om wijs door te voeren. Mijn voorstel is om eerst te beginnen met het regelen van de HBO-predikant en daar een paar jaar mee te werken en alle andere voorstellen als ideeënbank te gebruiken voor toekomstig beleid.
Tenslotte. In juni 2020 zijn met zo’n 100 predikanten in kleine groepjes per classis gesprekken gevoerd over hun predikantswerk onder de titel ‘vitale roeping’. Ook al schetst het verslag van die gesprekken wel een erg somber beeld, het neemt niet weg dat deze predikanten een aantal heel reële problemen hebben besproken: lastige samenwerking met de kerkenraad, gebrek aan ambtsopvatting bij de kerkenraad, nieuwe eisen aan de predikant met het oog op veranderingen in de samenleving, de invloed van de huizenmarkt op het beroepingswerk etc. Door de nadruk op de diversiteit van werkvelden gaat het rapport niet over de reële problemen van predikanten. Dat is een gemiste kans.
Coen Wessel
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 6. 29 mei 2021