Gemeente van christenen en gemeente van burgers

Noten

[1] Over dit thema heb ik afgelopen zomer in Berlijn, Göttingen, Papenburg, Godesberg en Stuttgart gesproken. De voordracht verschijnt hier in bewerkte en aangevulde vorm.(noten van Barth zelf zijn cursief weergegeven)

[2] A.A. Spijkerboer geeft aan dat de door Barth gebruikte begrippen nauwelijks in het Nederlands te vertalen zijn. Zie In de Waagschaal, nr. 17, dec. 2009, p. 7. Karl Barths leer over de twee rijken. “Een goede Nederlandse vertaling van deze Duitse woorden heb ik niet kunnen bedenken en daarom blijf ik ze gebruiken, zonder verder te cursiveren.” In het Engels vertaald als: Community of Christians and Community of Citizens. De kerk kan met gemeente aangeduid worden, zo ook de burgerlijke gemeente. Toch bedoelt Barth niet wat wij in Nederland onder Burgerlijke gemeente verstaan. Ook ‘gemeenschap’ is niet toereikend. Uiteindelijk kies ik voor gemeente van christenen en gemeente van burgers. Zo wordt de verbinding met ekklesia, waarnaar Barth verwijst bij zijn gebruik van ‘Gemeinde’, behouden.

[3] De hemelse en de aardse stad.

[4] Opvallend is, dat Barth hier wel gemeente van burgers gebruikt, maar niet gemeente van christenen. In de tekst wordt het woord ‘Kirchgemeinde” gebruikt.

5] Barth zet deze uitdrukking tussen aanhalingstekens “weltliche Arm”. Daarmee verwijst hij waarschijnlijk naar Luthers tweerijkenleer: Von weltlicher Obrigkeit, wie weit man ihr Gehorsam schuldig sei (Van de wereldse overheid, in welke mate men haar gehoorzaamheid schuldig is). De christenen dienen te weten dat de wereldse overheid er van godswege is, maar dit wetende moeten zij ook weten “hoe ver haar arm en haar hand reikt, dat deze zich niet te ver uitstrekt en God in zijn rijk en regering treft”. In de vertaling is gekozen voor ‘sterke arm’. Dat is de term die gebruikt wordt om de macht van de overheid aan te duiden.

[6] Centrifugaal-middelpuntvliedend. Centripetaal-middelpuntzoekend.

[7] Politeia: burgerlijke samenleving. Heel goed mogelijk is dat Barth hier het woord in zijn andere betekenis gebruikt: de staatsinstelling, de staatsregeling. Vergelijk de vertaling van de werken van Plato en Aristoteles. Politeuma wordt dan vertaald met ‘De republiek’.

[8] Zie ook de discussie die Barth in KD IV.2 par. 67.4 met Sohm en Brunner hierover voert.

[9] In de tekst wordt verwezen naar 2 Tim. Dat moet 1 Tim. zijn.

[10] De tekst van de NBG vertaling uit 1951 wordt gebruikt.

[11] Polis-stad.

[12] Zie 1 Cor. 10:12.

[13] Exousia-macht, bevoegdheid. Zie punt 24, waar Barth spreekt over het verschil tussen potentia en potestas. Macht in de betekenis van potentia is in het grieks dunamis, macht in de betekenis van potestas exousia. In KD I.1 zegt Barth over dit begrip: dit begrip drukt zowel heerschappij als vrijheid uit (p. 323). In Rechtvaardiging en Recht is exousia het sleutelbegrip van zijn exegese van de teksten die de verhouding tussen kerk en staat betreffen.

[14] In tegenstelling tot de scheppingsorde of scheppingsordinantiën.

[15] Gebruik wordt gemaakt van de vertaling, die de Synode van de PKN gebruikte bij het opnemen van de Barmer thesen in de kerkorde: art. 1.5. Zie: De belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland, Protestantse Pers 2009, p. 230.

[16] Richard Rothe (1799-1867) was een Duits theoloog, die aan de wieg stond van het ‘Deutsche Protestantenverein’, de bakermat van het ‘cultuurprotestantisme’. Hij wilde de verantwoordelijkheid voor de zedelijkheid bij de religie en de kerk weghalen. Het gaat hem evenwel niet om een seculier anticlericalisme, maar om het vrijmaken van Christus van de kerk. Het instituut kerk zou in een christelijke cultuurstaat kunnen opgaan. Deze staat zou dan als de ware theocratie het Rijk Gods voortbrengen. Op 13 plaatsen in de KD gaat Barth op Rothe in. In zijn Die protestantische Theologie im 19. Jahrhundert schreef Barth een portret van hem, par. 23.

[17] Hybris-overmoed.

[18] Zie voor deze vertaling Rechtvaardiging en Recht, noot 66 en 131.

[19] Zo ook de SV.

[20] Moet zijn: Matt. 22:21

[21] Het gaat Barth om een staat die naar de beschikking van God handelt en dus recht doet.  ‘Recht’ hier in de betekenis: zoals het zijn moet, precies overeenkomstig wat is bepaald, m.a.w. de staat die naar zijn wezen staat is. Zie in Rechtvaardiging en Recht de bespreking van de Pilatus-staat en noot 49.

[22] Barth zinspeelt hier op Zwingli’s uitspraak in de Berner Disputation van 1528: Die heylig Christenlich Kilch, deren eynig Houpt Christus, ist uss dem wort Gotts geboren…’ (De heilige Christelijke kerk, van wie Christus het enige hoofd is, is uit het Woord van God geboren). KD I/2, 508.

[23] De rechte staat is de rechtsstaat en de ‘niet rechte’ staat is de onrechtstaat. Het gaat Barth om een staat die naar de beschikking van God handelt en dus recht nastreeft en de staat die van deze beschikking afwijkt en dus onrecht doet. Om de tegenstelling in de Duitse tekst te handhaven wordt ‘unrechte’ staat vertaald met het in het Nederlands niet fraai klinkende ‘niet rechte’ staat. Vandaar dat ‘niet rechte’ tussen haakjes geplaatst staat. Zie ook noot 21.

[24] In het Duits wordt het werkwoord ‘innehalten’ (ophouden, pauzeren) gebruikt. Dat is in dit verband onlogisch. De Engelse vertaling heeft hier ‘adhere’ (getrouw blijven aan, aanhouden, volhouden).

[25] Onder ‘natuurrecht’ wordt het recht verstaan, dat van nature gegeven is, in de orde van dingen gefundeerd is. De andere hoofdrichting in de rechtsfilosofie is het ‘rechtspositivisme’. Het recht is een menselijk product en daarom veranderlijk. Bezwaar van het natuurrecht is, dat het door uit te gaan van onveranderlijke waarden (scheppingsordeningen) tot verstarring en conservatisme leidt, bijv. de in de natuur gefundeerde afwijzing van homoseksualiteit, abortus en euthanasie. Het bezwaar van het rechtspositivisme is, dat het rechtssysteem los komt te staan van de moraliteit. Dat gebeurde ten tijde van Hitler. Vandaar dat er na WOII met name in Duitsland een opleving ontstaat van het natuurrechtelijke denken. Barth wijst op de zwakte van het natuurrecht. Als het erop aankomt, maakt het toch gebruik van menselijke gezichtspunten: het recht van de sterkste, de heersende klasse. Daarom, maar vooral principieel verzet hij zich ertegen dat dit natuurrecht het fundament wordt van het Christelijke handelen. (Zie o.a. Wikipedia: rechtspositivisme en natuurrecht)

[26] Barth varieert hier een oud Zwitsers spreekwoord: Dei providentia et hominum confusione Helvetica regitur. (Zwitserland wordt geregeerd door de voorzienigheid Gods en de verwarring der mensen.) Zie E.P. Meijering, Karl Barth, theoloog in de wereld, Kok, 2009, p. 185. Hij merkt daarin op dat Barth door deze wapenspreuk zijn leven lang geboeid geweest is. In een brief aan Thurneysen bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had hij al gezegd dat zijn preken rond die spreuk cirkelen. In de gelijknamige voordracht van 1 augustus 1941, opgenomen in Eine Schweizer Stimme S. 233ff. vertelt Barth, dat deze spreuk is opgekomen tijdens de dertigjarige oorlog in de 17e eeuw. De oude Duitse vertaling, daar geciteerd, luidt: Der Schweiz wird regiert durch der Menschen Verlegenheit und durch Gottes Vorsehung (Zwitserland wordt geregeerd door de verlegenheid van de mensen en door Gods voorzienigheid)’. Barth zal later deze spreuk tot uitgangspunt nemen van zijn beschouwingen over ‘Das Volk Gottes im Weltgeshehen’, KD IV/3, 793ff.

[27] Matt. 5:39

[28] Zie 1 Cor. 2:4

[29] Barth gebruikt hier in iets gewijzigde vorm een citaat uit de 2e strofe van Schillers gedicht Breite und Tiefe uit 1797. In het gedicht kritiseert Schiller de kennis van de veelweters. Het stelt niets voor. Wie wat wil bereiken doet er goed aan zich te concentreren, die zoekt het niet in de breedte, maar in de diepte, ook al lijkt dat bescheiden kennis te zijn. Die verdiepte kennis biedt meer inzicht. De tekst van de tweede strofe luidt: Wer etwas Treffliches leisten will, Hätt gern was Großes geboren, Der sammle still und unerschlafft,  Im kleinsten Punkte die höchste Kraft.

[30] In de bijbel wordt wel gesproken over het terechtwijzen van de zondaar (bijv. 1 Tim. 5:20), maar niet over het terechtwijzen van de zonde. In overeenstemming daarmee zou in de zin dan ook zondaar moeten staan in plaats van zonde.

[31] Hier en op andere plaatsen het ook in het Duits ongebruikelijke woord letterlijk vertaald. Bedoeld wordt, dat de mens in het heden beslissingen pretendeert te nemen alsof hij nu al deelneemt aan het Rijk Gods.

[32] De vijfde these van de verklaring van Barmen.

[33] Barth moet door het woord gerechtigheid in dit verband zo te gebruiken het Bijbelse en niet het gebruikelijke justitiële gebruik van gerechtigheid bedoelen. Niet voor niets zegt hij nadrukkelijk: gerechtigheid in christelijke optiek. De gerechtigheid van iemand of iets is dan dat gedaan wordt waarvoor men bedoeld is: het doen van daden recht, die de arme en benauwde vrij maken van wat hun benauwt. ‘De Heer heeft zijn gerechtigheid geopenbaard in het doen van recht, en dat betekent …  bevrijding van de benauwde (K. Bouhuys en K.A. Deurloo, Taalwegen en dwaalwegen, Amsterdam, 1967 p. 51). Verg. ook Matt. 3:15, waar Jezus uitspreekt: Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Dat wil zeggen op deze weg door het doen van daden recht, gericht op bevrijding, doen we de gerechtigheid van God. Hier dus: de staat doet waartoe hij bestemd is. Zijn gerechtigheid is het doen van recht, gericht op vrijheid. Let in dit verband ook op het gebruik van het woord ‘vervullen’.

[34] Overgang naar een ander soort (letterlijk) gebied/terrein.

[35] Net als in R1 en R2 keert Barth zich hier tegen de door het communisme noodzakelijk geachte revolutie.

[36] Het hoogste recht is het hoogste onrecht. Barth schrijft in zijn tekst in iuria. Dat moet zijn iniuria.

[37] De Juggernaut is oorspronkelijk een gigantisch grote en zware wagen waarop een beeld van Krishna geplaatst is. De wagen wordt voortbewogen door de handkracht van honderden hindoes tijdens een religieuze processie. De wagen is nauwelijks te stoppen en te besturen. Volgens de mythe zouden radicale gelovigen zich uit godsvrucht onder de wielen van het gevaarte geworpen hebben en aldus verpletterd zijn.

Het beeld van de Juggernaut staat voor de moderne economie, zoals die zich vanaf de zestiende eeuw in West-Europa ontwikkelde. Als metafoor ‘Riding the Juggernaut’, werd het gebruikt door de Britse socioloog Anthony Giddens en zijn Pools-Britse collega Zygmunt Bauman en al eerder door Karl Marx.

[38] Uitspraak van Protagoras (5e eeuw voor Christus). Barth plaatst deze uitspraak dus in het kader van de menswording. Daarvan losgemaakt leidt de uitspraak tot autonomie van de mens, die hier niet door Barth bedoeld wordt.

[39] Lukas 19:10

[40] Later noemt Barth de diaconie het brandpunt van het handelen van de gemeente en haar leden. Al het spreken is zinloos als het niet gedragen wordt door het diaconaat. Diaconaal handelen betekent solidair zijn met degenen die in deze wereld geen nut en betekenis meer hebben. Barth merkt daarbij op, dat deze solidariteit onverbrekelijk verbonden is met maatschappijkritiek. De zorg voor de ‘nuttelozen’ kan de kerk niet aan de staat, ook niet aan de welvaartstaat overlaten. De kerk peilt in het diaconaat de nood dieper dan de staat kan. Daarom staat zij ook de staat bij in haar welzijnswerk. Zie KD IV/3, p. 1020 ev.

[41] Theorie van de in anarchistische kringen bekende econoom Silvio Gesell (1862-1930). Zie: Het Vrijgeld van Silvio Gesell (1862-1930): Ontneem Geld zijn Machtsfunctie! 27/10/2011. In ‘De As, anarchistisch tijdschrift’. Uit dit artikel het volgende citaat: Gesell wil het geld van zijn machtsfunctie ontdoen. Het idee is dat geldbezitters hun geld zullen aanbieden om onder de betaling van ‘stroomgeld’ uit te komen. Op het ongebruikt laten van geld staat namelijk een liquiditeitsheffing, of te wel ‘stroomgeld’. Dit belaste geld heet vrijgeld. Mensen die hun geld gebruiken, het investeren in activiteiten of het uitlenen, zijn vrijgesteld van het betalen van ‘stroomgeld’. Geld vervult daarmee weer onbeperkt zijn ruilfunctie. Daarmee zou de mensheid zich uit de greep van het rentedragende geld bevrijden. Geld oppotten mag best, maar dan krijg je in de vorm van ‘stroomgeld’ de maatschappelijke kosten daarvan doorberekend. Zo krijgen rijke mensen een impuls om hun geld of te besteden of gratis uit te lenen aan ondernemende mensen. ‘Stroomgeld’ nodigt stilstaand geld dus uit weer terug te vloeien in de kringloop. Waarom dit alles? Een gelijkmatige omloopsnelheid van het geld is een belangrijke voorwaarde voor een crisisvrije economie. Geld mag alleen als ruilmiddel dienen en niet als spaarmiddel.

[42] Marquardt merkt bij dit gedeelte op, dat voor Barth bij de keuze wat de sociale gerechtigheid het beste dient kennelijk alleen de socialistische mogelijkheden van belang zijn. De opsomming laat zien dat Barth zich niet laat leiden door een strikt marxistische-leninistisch communisme, maar dat op deze wijze in zijn interpretatie van het Christendom “de bijbels-theologische wortels van het utopische socialisme en zijn anarchistische onderstromingen weer blootgelegd worden” (F.W. Marquardt, Theologie und Sozialismus. Das Beispiel Karl Barths, München, 1972, p. 312).

[43] In een interview vlak voor zijn overlijden onderstreept Barth nog eens het belang van de vrijheid. Het is een vrijheid die gefundeerd is in de vrijheid van God. God wendt zich in vrijheid tot de mensen en zet daardoor hen in de vrijheid. Die vrijheid betekent een ‘spreken en denken dat verantwoordelijk en open naar alle kanten is, naar voren en naar achteren, naar het verleden en naar de toekomst, waarbij jezelf – … – heel bescheiden bent.’ Immers, wat nu gezegd moet worden, heeft ook zijn grenzen. Het spreken wordt niet bepaald door welk ‘isme’ dan ook. Op grond daarvan zegt Barth in dat interview, dat hij ook liberaal is en wellicht liberaler dan degenen die zich zo noemen. (Auch ich bin liberal; in: Gespräche 1964-1968, TVZ, Zürich, 1997, p. 543ff.)

[44] In zijn brief aan een vertegenwoordiger van Kerk en Vrede zegt Barth hierover. “Een dictatuur is bij uitstek het regiem van de bewuste en geplande ongerechtigheid en onvrijheid”. Als zodanig bedreigt de dictatuur de werkelijke vrede. Daarom worden alle landen die nog niet tot dictatuur geworden zijn opgeroepen: “de dictaturen met alle (!) middelen bij zijn grenzen te stoppen”. (Eine Schweizer Stimme, 1938-1945, p. 63). Barth schrijft dit nadat ook in Nederland ophef was ontstaan over zijn brief aan Hromadka uit 1938. Daarin roept hij de Tsjechen op zich tegen de Duitsers te verzetten. Met de beroemde zin: “Iedere Tsjechische soldaat die strijdt en lijdt doet dat … ook voor de kerk van Jezus Christus … “(Eine Schweizer Stimme, p. 58).

[45] Het is niet gebruikelijk naast grondrechten over grondplichten te spreken. Pogingen om die mondiaal te formuleren zijn tot op heden niet gelukt. Grondplichten kunnen voor overheden een argument zijn de vrijheid van burgers te beperken. Toch kent het Nederlands de term grondplicht. In de grondwet zijn naast de grondrechten ook de grondplichten van Nederlanders opgenomen.

[46] In 1971 voert Zwitserland als een van de laatste Europese landen het vrouwenkiesrecht op landelijk niveau in.

[47] Zie o.a.: 1 Joh. 3:8. De Luther vertaling heeft hier ‘vernietigen’, waar de SV en de NGB ‘verbreken’ en de NB ‘ontbinden’ heeft. De NBV vertaalt hier met ‘tenietdoen’.

[48] Zie Rom. 13:12 ev. en Efese 5:12 ev.

[49] Barth gebruikt het woord ‘Lage’ en zet dat tussen aanhalingstekens. Ik vermoed dat hij daarmee wil uitdrukken, dat er geen ‘kairos’ moment is; het moment waarop niet anders dan zo gesproken moet worden.

[50] Zie noot 13.

[51] Bij zijn bespreking van Schleiermacher prijst Barth hem ervoor, dat hij de hogere standen van zijn tijd (de bezittende klasse, AP) op hun sociale verantwoordelijkheid heeft gewezen. Of dat voldoende was, is voor Barth de vraag, maar Schleiermacher zag het probleem, terwijl de kerken deze toenemende spanning tussen Kapitaal en Arbeid niet zagen. In dat verband noemt Barth enigszins sarcastisch Otto van Bismarck. Zou de ontwikkeling er niet anders uitgezien hebben als Bismarck als catechisant van Schleiermacher datgene wat Schleiermacher wilde zeggen “werkelijk gehoord en ter harte had genomen”. Die protestantische theologie im 19. Jahrhundert, deel 2, p. 372. Siebenstern Taschenbuch 178.

[52] Een boekje met Bijbelse spreuken, dat tot op de dag van vandaag door de Hernhutter broedergemeente uitgegeven wordt.

[53] Matt. 26:52

[54] Hier wordt verwezen naar Jer. 29:7, in de Duitse vertaling. In de Nederlandse vertalingen wordt een andere versie gevolgd: Zoekt de vrede voor de stad, in de NBV: de bloei van de stad.

[55] Afspraken moeten worden nagekomen. Een stelregel, die door Hugo de Groot in De iure belli ac pacis, Prol. 8; II.xi.1-4 is opgesteld. Hier (retorisch) vragend: Moeten verdragen nagekomen worden?

[56] Het antwoord op de retorische vraag: tot verdragen moet besloten worden

[57] Psalm 103:9

[58] Uiterste middel van de koning. In de internationale politiek wordt deze uitdrukking gebruik om aan te geven dat er geen ander middel meer is om een conflict op te lossen dan met geweld. In deze betekenis wordt de uitdrukking hier door Barth gebruikt.

[59] Mattheüs 5:48

[60] In de Duitse tekst staat: vollzehenden, moet m.i. vollziehenden zijn.

[61] Evangelische in het Duits. In het Nederlands Protestantse of reformatorische.

[62] De theologische opvattingen van Brunner waren richtinggevend bij de oprichting van de CDU. De in de CDU belangrijke protestant Eugen Gerstenmaier was een leerling van Brunner. Barth had na de oorlog een aanvaring met hem (zie E. Busch, Karl Barth, Callenbach, Nijkerk, 1978, p. 363).

[63] Daartegen heeft Barth zich in Evangelie en Wet verzet.

[64] Zie noot 21.

[65] Ter voorbereiding van zijn bijdrage bij de eerste Assemblee van de Wereldraad van kerken hield Barth in 1947 een lezing die door de Wereldraad uitgegeven werd. In deze lezing neemt Barth het op voor het Engelse model van het ‘congregationalisme’. Dit model van kerkelijke organisatie beantwoordt het meest aan de vrijheid waarin Christenen door de Openbaring gezet zijn. Ieder wordt op zijn/haar verantwoordelijkheid op deze vrijheid te antwoorden aangesproken. Door zich zo te organiseren is de kerk ook in de politieke ruimte een belangrijke boodschap voor de staat. Zo georganiseerd “zou de kerk reeds door haar exemplarische bestaan in het midden van de staat een boodschap zijn in de politieke ruimte” (Die Kirche, die lebendige Gemeinde des lebendigen Herrn Jesus Christus, München, 1947).

[66] Duitsland.

[67] Zie noot 54.

[68] De belijdende kerk. Kerk die in 1933 in Duitsland ontstond als verzetsbeweging tegen Hitlers poging de kerk als Deutsche Reichskirche onder staatsbeheer te brengen. Karl Barth geldt als de voornaamste auteur van deze verklaring.

Pagina's: 1 2 3