Für Paul Celan

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Voor subtiele kunst hoef je niet naar museum Voorlinden. Voor verrassende interpretaties of vernieuwende inzichten ook niet. In dit museum gaat het om ervaringen. Het concept is perfect. Twee tentoonstellingen, één met werk van een grote moderne kunstenaar en één met losjes rond een thema gerangschikte hoogtepunten uit de eigen collectie. Daarnaast een paar vaste werken die inmiddels tot de iconen van het museum behoren: het zwembad, de enorme sculptuur van Richard Serra, de strandgasten. Het is niet te veel en niet te weinig, precies genoeg voor een middag of een ochtend. De kunst wordt zonder veel context aangeboden. Teksten en toelichtingen zijn schaars. “Wat je ook doet, ontdek vooral welke betekenis jij wil geven aan het werk – elke interpretatie is volgens de kunstenaar goed”, schrijft de brochure. Dit museum doet niet moeilijk en behoort misschien juist daarom, ondanks de toegangsprijs, tot de meest succesvolle en best bezochte van Nederland. De meest recente tentoonstelling Anselm Kiefer – Bilderstreit past perfect in de ambitie van dit museum. Om te zeggen dat Kiefers metershoge doeken en sculpturen indrukwekkend zijn is een understatement (en dit zijn bij lange na niet zijn grootste). Anselm Kiefer (1945) bewerkt zijn doeken met zulke grote hoeveelheden verf, dat ze niet alleen te zien zijn, maar ook te ruiken. Zijn sculpturen zijn groot genoeg om in rond te lopen of te beklimmen. Deze kunst wil overweldigen. “De Carmina Burana van de Duitse schilderkunst” schreef de Groene Amsterdammer; minder geschikt dus voor liefhebbers van subtiele kamermuziek.

De zwaarte van de Duitse eeuw

Bijna zonder uitzondering verbeelden de doeken en panelen in Voorlindens Bilderstreit de zwaarte van de Duitse eeuw.  Een grauw landschap met een bunker, zeisen in een korenveld, zwarte afdrukken van houtsnedes: dode zonnebloemen en de Rijnoever. Ook de getoonde sculpturen zijn zwaar van betekenis. Zo toont manshoge kijkdoos Die Winterreise een donker bos met de grote Duitse schrijvers en denkers als richtingaanwijzers. Op de voorgrond in de doos een ziekenhuisbed met een mitrailleur. Het laat aan duidelijkheid allemaal weinig te wensen over. Dit gaat over de dood, de oorlog, de verwoesting en de volkerenmoord. Vreemd genoeg weet het allemaal toch niet echt indruk te maken. We kletsen, lachen en fotograferen de zalen door. Hebben we te veel gezien, is het te lang geleden, is het de context van het dagje uit of is het de kunst zelf? Iets wat zo nadrukkelijk wil overdonderen maakt nu eenmaal moeilijker indruk en neigt al snel naar het potsierlijke.

Op drie van de doeken citeert Kiefer poëzie van Paul Celan. Voor wie Kiefers kunst beter kent is dat niet verrassend. Al sinds de jaren zeventig houdt hij zich immers intensief met diens poëzie bezig. Zo vulde Kiefer ten tijde van het Franse EU-voorzitterschap een paar jaar terug een hal van “olympische omvang” met aan Celan gewijd werk (Für Paul Celan; Paris, Grand Palais Éphémère (Dec 21- Jan 22)). Negentien metershoge werken; apocalyptische landschappen op met vlammenwerkers en chemicaliën bewerkte panelen vol puin, gruis, textiel, verf en as. In de nok van de dikke panelen, de door de hoogte nauwelijks leesbare teksten van Celan. Soms losse citaten, soms een heel gedicht. Kiefer wil zo naar eigen zeggen Celans teksten “een materieel tweede leven geven”. Het toevoegen van de gedichten aan zijn kunst noemt hij een haast “rituele daad”; “teder” voegen Celans dichtregels zich tijdens het schrijven in het landschap van het schilderij, de hoogten en dalen van het oppervlak volgend. De brochure van Voorlinden verwoordt het minder subtiel: “Celan is een belangrijke inspiratiebron voor Kiefer omdat hij in zijn gedichten indirect, maar volgens Kiefer heel effectief het immens moeilijk onderwerp van de Holocaust aansnijdt.” Bij zo’n zin vraag je je toch wel af of de samensteller Celan überhaupt gelezen heeft. Effectief? Indirect? Door het zo te stellen reduceer je Celans poëzie al op voorhand tot ornamenten in een Kiefer landschap. Gedichten als illustratie, hulpmiddel. Is dit een hommage? Keer op keer heeft Celan duidelijk gemaakt dat het in zijn poëzie juist niet gaat om het effect of het geven van een beschrijving. Het gebruik van de subtiele, intieme poëzie van Celan in Kiefers megalomane werk vraagt in ieder geval afgewogen commentaar, toelichting of (dat toch op zijn minst) de gedichten zelf.

Halme der Nacht’

is zonder twijfel het topstuk van de Voorlinden-tentoonstelling. Op een doek van vierenhalf bij achtenhalf meter schilderde, of gezien de hoeveelheid verf, het stro en het bladgoud, boetseerde Kiefer geknakte halmen op een verwaarloosd korenveld. Tegen de gouden lucht staan roestige zeisen. Het is een prachtig schilderij. Het landschap glanst je tegemoet, de structuur van de centimeters dikke verf werken als klei op de akker. Bovenaan de beginregels van Celans gelijknamige gedicht. Ondanks de imponerende grootte en de schoonheid laat het kunstwerk me verrassend onverschillig. Ook voegt het weinig toe aan de zeggingskracht van Celans woorden. Nog sterker, de expliciteit van het schilderij doet er eerder aan af. Een halm is nu een halm, een zeis een zeis; de witregels zijn in de verf verdwenen. Het enorme werk beneemt me letterlijk en figuurlijk de ruimte van het gedicht. Een tweede doek Wolfsbohne toont een enorme bunker met opnieuw een fragment van het gelijknamige gedicht langs de bovenrand. Hier is het verbeelde duidelijk in tegenspraak met de subtiele taal waarmee het gedicht inzet: “Leg den Riegel vor: Es/ sind Rosen im Haus./ Es sind/ sieben Rosen im Haus/ Unser/ Kind/ weiß es und schläft./” Celan schreef het gedicht in 1959. Het was mede een ‘antwoord’ op de krenkende recensie in de Berlijner Tagesspiegel waar over zijn bundel Sprachgitter geschreven werd als “Exerzitien auf Notenpapier”. Later verzocht hij zijn uitgever het gedicht niet te publiceren: “es ist eigentlich kein Gedicht – [es] bleibt also privat, und nun bitte ich Sie, es ganz ins Private zurückkehren zu lassen…” Een verzoek dat Kiefers schilderij pijnlijk negeert.

Voor Paul Celan (1920-1970) was poëzie geen literaire vorm, of een verwoording van een werkelijkheid, maar een werkelijkheid die al lezend tot leven komt. Wie zijn werk leest, zal dat herkennen. Al lezend verdwaal je soms bijna in de hoeveelheid taal en beelden die hij oproept. Met zijn woorden, soms zelfs maar een of twee, schept Celan een werkelijkheid die  oneindig veel groter is dan de enorme schilderijen waarop ze nu staan afgebeeld.

Wie de werkelijkheid van die woorden recht wil doen, kan Kiefers werk niet als een verbeelding van Celans poëzie zien, maar als een decor, een achtergrond waartegen de kwetsbare woorden als een tegenstem, een eigenstandige werkelijkheid klinken en op stuklopen. Tegelijkertijd zijn de woorden eraan overgeleverd; alsof het decor de taal op het toneel voortdurend dreigt te overschreeuwen. Zo lijkt de ervaring die Celan kende uit de receptie van zijn werk, zich in het werk van Kiefer te herhalen. Misschien is dat het pijnlijke lot van de woordkunstenaar om in dominante decors, zwaar van geschiedenis en realisme, woorden te zoeken, te spreken en te schrijven die dat decor tot een achtergrond maken waartegen iets nieuws gebeurt, kan gebeuren. Misschien is dat ook wel de diepste zin van Kiefers werk für Paul Celan – te laten zien wat Celan in zijn beroemde rede uit 1960 verwoordt: “Het gedicht is eenzaam. Het is eenzaam en onderweg. Wie het schrijft blijft eraan meegegeven. Maar staat het gedicht niet juist daardoor, hier dus al, in het teken van ontmoeting – in het geheim van de ontmoeting?”

Het is de vraag of Anselm Kiefer met zijn grootse en meeslepende werken für Paul Celan dat geheim eert of het juist in de weg staat.

Aus Herzen und Hirnen

Sprießen die Halme der Nacht,

Und ein Wort, von Sensen gesprochen,

neigt sie ins Leben.

Stumm wie sie

wehn wir die Welt entgegen:

unsere Blicke,

getauscht, um getröstet zu sein,

tasten sich vor,

winken uns dunkel heran.

Blicklos
schweigt nun dein Aug in mein Aug sich,
wandernd
heb ich dein Herz an die Lippen,
hebst du mein Herz an die deinen:
was wir jetzt trinken,
stillt den Durst der Stunden;
was wir jetzt sind,
schenken die Stunden der Zeit ein.

Munden wir ihr?
Kein Laut und kein Licht
schlüpft zwischen uns, es zu sagen.

O Halme, ihr Halme.
Ihr Halme der Nacht.

*

Uit harten en hersens

spruiten de halmen van de nacht,

en een woord, door zeisen gesproken,

buigt ze het leven in.

Even stom als zij

waaien we af op de wereld:

onze blikken,

gewisseld om getroost te zijn,

zoeken tastend een weg,

wenken donker ons nader.

Blikloos

zwijgt nu je oog zich mijn oog in,

dolend

til ik je hart aan mijn lippen,

til je mijn hart aan de jouwe:

wat we nu drinken

stilt de dorst van de uren;

wat we nu zijn,

schenken de uren in voor de tijd.

Lust hij ons?

Geen klank en geen licht

glipt tussen ons in om dat te zeggen.

O halmen, o halmen.

Gij halmen van de nacht.

(Vertaling Ton Naaijkens)

Werner Pieterse is predikant (PKN) in Haarlem Noord en Spaarndam

 

Anselm Kiefer – Bilderstreit was te zien in Museum Voorlinden van 14 oktober 2023 tot 25 februari 2024. De citaten van Paul Celan komen uit Paul Celan, Verzameld werk (Athenaeum: 2020), het briefcitaat uit het commentaar in Paul Celan, Die Gedichte (Suhrkamp: 2017, 6. Auflage).

In de Waagschaal, nr. 5, 27 april 2024