Evangelische ethiek bij Dostojevski en Schweitzer
De evangelische paradox, dat een mens het leven moet willen verliezen in de navolging van Jezus om het te vinden en te behouden (Mark. 8,34-37), was van allesbeslissende betekenis in het leven en werken van Albert Schweitzer (1875-1965). De geniale meester in muziek en theologie werd vooral bekend door zijn werk als dokter en zendeling in Lambarene en door zijn ethiek van de eerbied voor het leven. In dit alles werd hij gedreven door de roep om Jezus te volgen. Maar de uitzonderlijke wijze waarop hij dit deed, betekent geenszins dat het gehoor geven aan deze evangelische paradox iets uitzonderlijks is voor de christelijke gemeente. Het behoort tot de kern van het evangelie en het christelijke leven. In vervolg op mijn artikel ‘De evangelische paradox in de ethiek van Albert Schweitzer’ (44/11) wil ik laten zien hoe de Russische schrijver Fjodor M. Dostojevski (1821-1881) in soortgelijke geest spreekt over de kern van het Evangelie, met name in zijn laatste grote roman: De gebroeders Karamazov (1880). Het opmerkelijke hierbij is dat ik tot dusverre geen aanwijzingen heb kunnen vinden dat Schweitzer het werk van Dostojevski gelezen had of door hem beïnvloed werd.
In het evangelie van Johannes verbindt Jezus de woorden uit Markus 8 over het verliezen en behouden van het leven met zijn aanstaande lijden en hij gebruikt daarbij de metafoor van de graankorrel die in de aarde moet vallen en sterven om vrucht te dragen (Joh. 12, 23-26). Dostojevski heeft gezegd dat deze woorden van Jezus over de graankorrel het motto vormen van zijn roman De gebroeders Karamazov. De drie broers, Dmitri, Iwan, en Aljosja, en de bastaardzoon Smerdjakov, met hun vader Fjodor Pawlowitsj Karamazov, zijn de representanten van verschillende leefwijzen, denkrichtingen en geloofsovertuigingen in het Rusland van de 19e eeuw. Tegelijk zijn ze verbeelding van wat er in de mens leeft, in het bijzonder waarschijnlijk in Dostojevski zelf. Tegenover het rationale denken van Iwan wordt de religie gesteld, met name door Aljosja, de jongste van de drie, als de diepste dimensie van het bestaan. In het christelijk geloof sterft de mens aan de pseudo-zekerheden die worden nagestreefd om het leven veilig te stellen. Het gaat erom het leven lief te hebben ter wille van het leven, zonder de zin te weten en zekerheden te hebben. Schweitzer spreekt in dezelfde geest als hij zegt dat we tot ‘Welt- und Lebensbejahung’ en tot de ethiek van de eerbied voor het leven komen vanuit de wil tot leven die we in onszelf ontdekken. Die levenshouding gaat gepaard met het opgeven van zekerheden (‘het leven verliezen’ in Markus 8) in het christelijk geloof. Schweitzer deed dat door naar Lambarene te gaan, geroepen door Jezus’ woorden in het evangelie. Dat mag strijden met de logica, maar ook voor Dostojevski behoort dit liefhebben van het leven, zonder de zin te zien en zekerheden te hebben, tot het hart van de christelijke godsdienst, de bron van het geweten en de ethiek. Hij heeft dat kort en krachtig uitgedrukt met de gedachte dat als er geen God is, alles geoorloofd is (F. M. Dostojevski, De gebroeders Karamazov, 1969 (vertaling Marko Fondse, 70, 266).
De ethiek is er bij Dostojevski weliswaar te wille van de vrijheid en de menselijke waardigheid, maar tegelijk wordt in ‘De legende van de Groot Inquisiteur’, verteld door Iwan, de vrijheid verbonden met de godsdienst. De liefde van het christelijk geloof is voor Dostojevski het hart en de bron van de ethiek en net als bij Schweitzer gaat het in de ethiek om de humaniteit. Het verschil is dat Dostojevski zich afzet tegen de rede, terwijl bij Schweitzer de denkende rede juist volledig samengaat met de liefde en uitmondt in de ethiek van de eerbied voor het leven. In De gebroeders Karamazov (320) verwoordt Dostojevski, vooral bij monde van de starets Zosima en van Aljosja, dat het gaat om ‘willen leven’, het leven liefhebben en de naaste liefhebben als jezelf. Maar dat gaat gepaard met schuld: allereerst tegenover de schepping, vervolgens in het mede schuldig zijn aan het falen van anderen en tenslotte in de collectieve dimensie van het bestaan en de daarmee verbonden schuld. We vinden soortgelijke gedachten bij Schweitzer die de schuld verbindt met het lijden. Het is de schuld van de verantwoordelijkheid die de mens heeft in de eerbied voor het leven en het lijden dat de mens ervaart in de ‘Hingebung’ terwille van die eerbied (Albert Schweitzer, Kultur und Ethik, 244 vv). Evenmin als Schweitzer heeft Dostojevski een rationele oplossing of een afdoende antwoord voor de problematiek van schuld en lijden, behalve de vergeving en genade, die voor hem verbonden zijn met het evangelie en die opstanding tot nieuw leven brengen. Het is als de graankorrel die in de aarde valt en ontkiemt tot nieuw leven (Johannes 12). De mens vindt vergeving en komt tot opstanding in het leven met Christus, die zelf de graankorrel is.
Dr. J. Verkuyl beschrijft in zijn boek Dostojewski’s visie op de mens hoe de twee hoofdfiguren in Dostojevski’s roman Schuld en boete (1866), Rodion Raskolnikow en Sonja Marmeladow, bij uitstek voorbeelden zijn van dit evangelie van vergeving en opstanding. Nadat Raskolnikow de oude vrouw Lisaweta met een naar zijn overtuiging goed doel heeft vermoord, komt hij tot boete door toedoen van het meisje Sonja. Zij leeft uit de bron van Gods oneindige en vergevende liefde, en leest Raskolnikow uit haar Nieuwe Testament het verhaal van Lazarus’ opwekking voor (Johannes 11). Het wordt het begin van zijn weg naar opstanding en nieuw leven, dankzij de aanhoudende liefde van Sonja die Raskolnikow volgt naar Siberië na zijn veroordeling. Zij is de belichaming van de liefde die zichzelf opoffert voor de ander; de mens die het leven durft op te geven en verliezen, om het te winnen en behouden, voor haarzelf, en voor de ander (Verkuyl, 50 vv). Het mysterie van de liefde van God omvat het mysterie van het leven en het lijden. Maar Iwan Karamazov wijst dat af in een gesprek met Aljosja, in zijn protest tegen het lijden, vooral van kinderen, omdat hij vindt dat het te verschrikkelijk is om aanvaard te worden, terwijl hij God verantwoordelijk houdt (De gebroeders Karamazov, 237, 248). Aljosja heeft geen antwoord of oplossing, zoals Dostojevski dat ook niet heeft, maar hij reageert op een aantal manieren. Hij kust Iwan, zoals Jezus de Groot Inquisiteur kust in de legende. Aljosja verwijst daarmee naar Christus, die de belichaming is van de liefde van God, en die zichzelf als de graankorrel gegeven heeft. Ook wijst hij erop hoezeer wij het lijden toelaten, en dus mede schuldig zijn. Zijn leermeester, de Starets Zosima, heeft hem dat geleerd, sprekend over de ‘sobernost’, de gemeenschappelijke schuld en verantwoordelijkheid voor alles en iedereen, om Christus’ wil (Verkuyl, 82). Tenslotte antwoordt hij met zijn inzet voor kinderen om het leed in de wereld te verminderen. Het zijn stuk voor stuk thema’s die resoneren in de motieven die Albert Schweitzer tot zijn besluit brachten om zijn leven na zijn dertigste levensjaar te wijden aan het dienen van de mensheid, ingegeven door de evangelische paradox en die hun uitwerking kregen in de ethiek van de eerbied voor het leven.
Zoals Schweitzer zich inzette voor de mensen van Gabon in het ziekenhuis te Lambarene, en Aljosja zich inzette om de kinderen te helpen in Dostojevski’s roman, met de bedoeling het lijden te verminderen en het leven te bevorderen, zo is de christelijke gemeente geroepen het leven van de schepping te bevorderen en het lijden te verminderen. Ze is geroepen en wordt gezonden om zorg te hebben voor het leven van de mensen en de heelheid van de schepping. Meer dan Schweitzer en Dostojevski richt ze zich daarbij in onze tijd niet alleen op de enkeling en de individuele zorg voor de naaste, maar ook op het aanpakken van de grote, globale, en politieke zaken. Het gaat evenzeer om mensenrechten en klimaatverandering als om mantelzorg en opvang van asielzoekers, om maar een paar actuele zaken te noemen. Op latere leeftijd zag Schweitzer dat ook al, en aangespoord door anderen sprak hij zich uit tegen de atoombewapening. De christelijke gemeente kan er niet omheen mede verantwoordelijkheid te nemen en dragen, in het volgen van Jezus. Mensen als Schweitzer en Dostojevski blijven ons inspireren om dat te doen, levend met de evangelische paradox.
Willem van de Kamp
Drs. W. van de Kamp is theoloog en therapeut in Californië