Een gevangeniscel

logoIdW

Een gevangeniscel meet ongeveer twee bij vijf. Als ik binnentreed voel ik hoe het innerlijk leven van de gedetineerde de ruimte onder druk zet en het liefst de celdeuren uit de sponningen zou willen blazen. Verlangens kruipen hier tegen de muren op, gedachtes worden de ruimte in geslingerd op zoek naar een geliefde die ze opvangt. Als ik in de ogen kijk van de gedetineerde merk ik op dat gevoelens van machteloosheid en moedeloosheid zich maar net verschuilen onder de oppervlakte van frustratie en stoerheid. Je struikelt in de gevangenis over de woorden eenzaamheid, verwarring en angst, maar bijna niemand spreekt ze uit. Hoe het uit te houden uit in deze verzameling kleine ruimtes van staal en beton?

Maar is hun cel niet ook de weerspiegeling van de gevangenis waarin ze al zaten, stel ik me de vraag. Het innerlijk leven van menig gedetineerde is als een omgevallen kamer waar de inrichting nergens gelegenheid biedt om tot rust te komen. De binnenkamer als folterkamer. Weg daar, zo vaak en zo snel mogelijk. Want wie daar te lang verblijft? Die wordt gek. Daar ligt dan ook meestal de oorzaak van het delict, dat hen nu gebracht heeft op de plek waar ze in feite al lang waren. Dus roept Jezus ons op om alvast daarnaartoe te gaan waar we allang waren, voordat we er onvrijwillig terechtkomen: de binnenkamer, de folterkamer, de gevangeniscel. Maar niet in ons eentje. Anders worden we gek. Dus zeg ik: maar in het verborgene is God te vinden.

Toch durven de mannen daar alleen maar naartoe te gaan als ik een stukje mee oploop. Want tref je daar werkelijk God aan, in de binnenkamer, waar ik de slagen van mijn stiefvader voel landen op mijn lijf, waar ik mijn wraakfantasieën uitleef op mijn vrouw, waar ik een kind wil vasthouden? De binnenkamer als omgevallen kamer, als folterkamer, waar ik uit weg wil, en naartoe wil. We zitten vast, in ballingschap, we zijn zo alleen, in onze binnenkamer, zo getormenteerd, zo beschaamd. Hij die in het verborgene ziet, weet het al, zeg ik, wat jij onder stoelen of banken hebt verstopt, waar jij voor wegvlucht, en waarvoor je nu niet langer kunt wegvluchten, in deze cel.

En dan zetten we samen een voet in de binnenkamer, die grosso modo toch ook weer niet zoveel verschilt van de mijne, denk ik. We zijn tochtgenoten in het wegvluchten bij onze binnenkamers vandaan. Maar gelukkig is er Gods Geest die zweeft over de wateren, God die zegt er zij licht, en zie er was licht. We zijn niet in ons eentje. Hij ontmoet ons, in het verborgene. En ik bid: laat onze binnenkamer nu een kamer worden waar uw Naam wordt geheiligd, uw Koninkrijk komen kan en uw wil geschiedt. In het verborgene is God – dat is het goede nieuws dat ik te brengen heb in deze cel van twee bij vijf.

Sjoerd Pos

Drs. S. Pos is justititiepredikant te Amsterdam

 (In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 7. 4 juli 2020)