Edda en Thora: Spiegel im Spiegel
- Pagina's:
- Edda en Thora: Spiegel im Spiegel
- deel 2
Edda en Thora: Spiegel im Spiegel (deel 2)[1]
Na de bespreking van de Edda in het eerste deel van dit artikel volgt de vraag hoe Miskotte in de spiegel daarvan zijn bijbelse theologie van het Oude Testament ontwikkelde. Ik trek enkele lijnen van zijn betoog na en volg daarbij de thema’s van ‘het visioen van de zieneres’, te weten God, wereld en mens.
God – God en het scheppingsverhaal
Het Joodse scheppingsverhaal in het boek Genesis doet vergeleken met de Edda naïef aan: het Joodse verhaal ontleent zijn structuur namelijk aan de zeven dagen van de week. Het geweldige, kosmische oergebeuren wordt daardoor teruggebracht tot op menselijke maat. Het leven van dag tot dag staat hier model voor de oergeschiedenis. Er wordt om zo te zeggen wel erg menselijk over de kosmos gesproken! Is dat niet naïef? Maakt dat het verhaal niet al te klein? Zeker, maar daar is over nagedacht. Deze opzet werkt namelijk bewust ontnuchterend. Het verhaal zegt, dat het leven van meet af aan is bedoeld om humaan te zijn in de begrenzing van dag tot dag. De aandacht wordt daardoor gericht op de ethische vraag: wat is er van dag tot dag te doen? De naïveteit van het scheppingsverhaal heeft humane, ethische zin.
In dit scheppingsverhaal is God dan ook gericht op het subject ‘mens’. God doet alles om de kosmos om te bouwen tot een menselijke ruimte: ‘het kosmische wordt vermenselijkt’. (blz. 67) Het is de bedoeling dat de mens op aarde zal verschijnen en daar zal groeien en vruchtbaar worden. De mens is geen marginaal en nietig verschijnsel in een wereld vol goden en reuzen en dwergen, zoals de Edda schijnt te suggereren. Integendeel, het subject ‘mens’ is de eerste en voornaamste bedoeling van de schepper. Door hem wordt de wereld ontgoddelijkt omwille van de mens.
In de ontmoeting van God en mens komt het tot gesprek, en in dit gesprek wordt het denken geactiveerd, worden beslissingen genomen en daden gesteld. In deze ontmoeting hebben God en mensen met elkaar te doen. Wat er tussen hen gebeurt, in hun dialogische verhouding en in hun handelen, dat noemt Miskotte geschiedenis. Op dit gebeuren komt het aan in het geheel van de Joodse bijbel: God maakt er zijn weg en die weg heeft te maken met de vorming van menselijke gemeenschap en dus ook met de opbouw van de staat, zoals blijkt in de profetische boeken over de Richteren en de Koningen. Dat is uiteraard geen makkelijke weg. Het gaat niet zonder strijd. Wat dat betreft is hier, net als in de Edda, de strijd een belangrijk motief. Maar deze strijd is dan niet bedoeld als een variant van de onvermijdelijk geachte, in een diepere of hogere natuur gewortelde ‘strijd om het bestaan’. Die strijd wordt ook niet verheerlijkt. Hier wordt opgeroepen tot de strijd om menselijk recht op aarde. In de strijd om het recht op aarde gaat het om sociale vrede en om de vrijheid in de samenleving. Daarop is het Bijbels verhaal vanaf het begin gericht.
De Wereld– lot en bestemming
Wat bij een vergelijking tussen Edda en Thora dadelijk opvalt, is dat in de Thora een andere duiding wordt gegeven van het lot. Uiteraard kennen de bijbelse geschriften het lot. Blijkens die teksten wisten de schrijvers maar al te goed van de macht van het lot, in de zin dat ze beseffen wat het is om onderworpen te zijn aan vergankelijkheid en dood. Ze nemen dat feit echter ontsteld waar en soms protesteren ze er tegen, alsof het iets is wat er niet zijn mag. Dat doet naïef en angstig aan, alsof de dood wederrechtelijk in de mensenwereld zou zijn binnengekomen. Waarom kunnen ze het lot niet gewoon aanvaarden? Het blijkt, dat in de bijbelse teksten het lot als een geheim wordt gezien, dat betrokken wordt in een persoonlijke verhouding met God. Het lot wordt in de lichtkring van het verbond met God ingebracht en daar besproken. Het wordt dus niet aanvaard als het stomme, overmachtige lot dat nu eenmaal moet gebeuren. Integendeel, het wordt als een feit ingebracht in het gesprek met God en men zoekt in een vrij, open en confronterend gesprek een manier om met dit feit om te gaan.
In de ‘vertellende filosofie’ van de bijbelse verhalen hoort men uiteindelijk hoe God zich het lot van de mensen aantrekt, zich met hen verbindt en één met hen wordt (176-177). ‘Het meest “primitieve” en het diepste wat de Thora ons zegt is toch dit, dat God zich laat overwinnen.’ Miskotte citeert het verhaal van een soort engel die met Jacob vecht in de nacht (Genesis 32). Als de morgen aanbreekt vraagt die geheimzinnige vertegenwoordiger van God aan Jacob: ‘Laat me los, want de dag breekt aan.’ Hij zei echter: ‘Ik laat je niet los, tenzij je mij zegent.’ Miskotte geeft als commentaar bij dit verhaal: hier wordt God verkondigd als de God die mens wordt, het menselijk lot deelt, zich laat overwinnen en onderligt. En daar maakt hij zichtbaar wat het ware ‘lot’ van de mens is: dat zij gezegend zijn. Daar wordt zichtbaar dat het lot van de mensen is: dat zij gezegend zijn.
De Mens – Held of rechtvaardige
In de ‘vertellende filosofie’ van de bijbelse verhalen zal men tevergeefs zoeken naar zoiets als heldendom (blz.213-230). Een aartsvader in het boek Genesis oogt niet als een held. En in het boek Richteren komt men wel heldhaftige strijders tegen, maar ze zijn niet altijd even indrukwekkend. Het zijn trouwens ook niet alleen maar mannen. ‘Niet te vergeten! De vrouw treedt hier op…’ (217). In deze verhalen gebeurt er iets met de ‘helden’ wanneer zij in de strijd betrokken wordt. Het is hun strijd niet meer, hun optreden heeft een functie in de strijd die God voert om het recht. En Gods overwinning valt niet altijd samen met de overwinning van de richter. De richters zelf hebben dan ook nauwelijks een voorbeeldfunctie. Soms krijgt men zelfs de indruk dat ze niet slagen in het leven en dat ze hun eer verliezen, zoals in het geval van Simson. Het gaat de verteller dan ook niet om de eer van de richter, maar om de vraag naar het recht in de samenleving.
Het gaat in de bijbelse verhalen niet om heldendom, dapperheid en eer in de strijd als zodanig. Het gaat wel over strijd, en het gaat ook over strijd om het leven, maar dan gaat het in die strijd om het doen van gerechtigheid. Gerechtigheid moet daarbij niet verstaan worden als een ideaal, maar als datgene wat concreet gebeurt in de ontmoeting van God en mens en van mens en naaste, en wel in dienst van de relatie, de verbondenheid, het verbond tussen beiden. Wanneer zij elkaar in de ontmoeting geen recht doen en geen recht ontvangen is er voor hen geen leven mogelijk. Alleen in het doen van recht aan elkaar houdt de heilzame verhouding tussen hen stand. Daarin ligt de zin van de Thora.
Het einde aller dingen
Zowel in de Edda als in de Thora is er sprake van toekomstverwachting. Wat maakt het verschil tussen beiden?
Miskotte vond in de mythe van de Edda een consistente structuur. De wereldgeschiedenis is een geschiedenis van de strijd van allen tegen allen en die zal uiteindelijk tot ondergang zal leiden. De eer van de mens ligt in de dapperheid en in de volharding waarmee deze strijd wordt gevoerd. Voor zulke mensen is er de belofte van de nieuwe wereld.
Er is in de Joodse bijbel ook sprake van strijd en ook van uitzicht op een nieuwe wereld. Die strijd en die nieuwe wereld kunnen op hun tijd ook op mythologische wijze verbeeld worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld in het visioen van Daniël (Daniël 7). Daar worden de politieke machten van de wereld verbeeld als monsterlijke en verscheurende dieren, terwijl Gods eigen rijk, de nieuwe wereld, verschijnt in de gedaante van een mensenkind. Dat verschijnen van de mens als gelijkenis van Gods rijk is geen toeval. In de Thora wordt verteld, dat het God vanaf de schepping te doen was om de mens. In de beginne is hier niet de strijd, maar God, die het goede voor heeft met de mens. Dat bepaalt de gang van de geschiedenis.
Dit is het grondpatroon van Miskotte’s bijbelse theologie van het Oude Testament. Het wonderlijke is, dat hij met deze theologische schets de Edda en de Duitse filosofie niet opheft, maar juist laat voelen hoezeer die overtuiging onze cultuur nog steeds doordringt. Het komt er nog steeds op aan, door welk verhaal we ons laten richten. Daar hangt de toekomst van onze samenleving van af. Zijn theologische spiegeling is ons dan ook nog steeds tot een zegen. We kunnen niet anders dan ons voortdurend oefenen in deze compositie van Spiegel im Spiegel.
Maarten den Dulk is emeritus predikant en was hoogleraar Praktische theologie in Leiden
[1] Dit is de tweede helft van een bewerking van de lezing die gehouden is bij de conferentie ‘Tora,alleen kritiek op de samenleving? In het spoor van Miskotte en Joodse denkers’ op 6 en 7 Maart 2018 te Westmalle.(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 9. 8 september 2018)