Bezinning
K. Barth, Bezinning, vertaling R.J. Limburg, Den Haag z.j. (ws. 1934)
Barths pamflet ‘Theologische Existenz heute!’verscheen aanvankelijk als Beiheft 2 van Zwischen den Zeiten 11(1933) en na de opheffing van dit blad als Heft 1 van het nieuwe tijdschrift Theologische Existenz heute. (uitgave Chr. Kaiser, München). Het werd opnieuw uitgegeven door W. Fürst in ‘Dialektische Theologie’ in Scheidung und Bewährung 1933-136. Aufsätze, Gutachten und Erklärungen. München, 1966, 43-77.
Het eerste geschrift van Karl Barth dat in het Nederlands werd vertaald was het fameuze ‘Theologische Existenz heute!’. Het was de persoonlijke verantwoording van zijn positiekeuze tegen de Deutsche Christen, die de Duitse protestantse kerk structureel wilden integreren in de Nationaal Socialistische Staat door de aanstelling van een rijksbisschop. Het geschrift was niet bedoeld als theologische lezing of als preek, maar als een kerkelijk vlugschrift dat gegeven de omstandigheden onvermijdelijk een politieke pointe had. Geschreven van zaterdag op zondag 24 en 25 juni 1933 beleefde het vele herdrukken totdat het in juli 1934 door de Duitse overheid in beslag werd genomen. Het feit dat Barth de scherpte van de tekst voor de druk enigszins had afgezwakt verhinderde niet dat zijn positiekeuze bij vriend en vijand duidelijk overkwam. De analyse van de situatie en de citaten van zijn opponenten spraken duidelijke taal. Men hoefde geen theoloog te zijn om te voelen wat hier op het spel stond. Deze analyse raakte de kerk en de politiek van West Europa in het hart en het maakte de lezers bewust dat de christelijke belijdenis en het Nationaal Socialisme elkaar niet verdroegen. Dit statement zou een brede kring maatschappelijk bewuste lezers in Nederland kunnen raken en dat maakte een vertaling opportuun. Zijn theologische denkweg was weliswaar sinds de jaren twintig opgenomen in de Nederlandse kerkelijke en wetenschappelijke discussie, maar voor geïnteresseerde theologen was de taal geen barrière. Nu echter kon met een vertaling een bredere groep mensen gemobiliseerd worden in de strijd voor vrede in Europa. Het waren echter niet de protestantse kerken in Nederland die het initiatief tot een vertaling namen en het waren ook geen theologen die zich opwierpen als vertalers. Uitgeverij D.A. Daamen in Den Haag (later opgenomen in de uitgeverij Bert Bakker) besloot het pamflet uit te geven en liet het waarschijnlijk nog in 1934 verschijnen. De vertaler was Rob Limburg. R.J. Limburg (Tomohon 1895 – Zuidlaren 1973) werkte vóór, tijdens en ná de Tweede Wereldoorlog als publicist, voornamelijk als vertaler, die zowel romans van de sociaal activistische schrijver Upton Sinclair als boeken over de Quakers in Nederland bekend maakte. Hij bewoog zich – zo deelde mij Herman Noordegraaf mee – in pacifistische kringen en publiceerde onder meer voor Kerk en Vrede, de beweging die tussen 1924 en 1934 een enorme opgang beleefde. In 1934 verscheen er van zijn hand bij Uitgeverij Servire een vertaling van H. Knickerbocker, Komt er oorlog in Europa? In ditzelfde jaar dus heeft hij Barths tekst vertaald.
Wie het exemplaar onder ogen krijgt, zal het overigens niet dadelijk herkennen als een vertaling van het pamflet ‘Theologische Existenz heute!’ De titel is namelijk veranderd in ‘Bezinning’, zonder dat er verwezen wordt naar de oorspronkelijke titel en uitgave. Blijkbaar wilde men voor buitenstaanders het belaste begrip ‘theologie’ vermijden. Maar de nieuwe titel trekt wel de aandacht, in vlammend rood op een crèmekleurige kaft, en de flaptekst geeft de bedoeling van het geschrift zonder omwegen aan: Een onverschrokken woord van Barth. Een oproep tot bezinning over de taak van de hedendaagsche kerk in Duitschland – Een woord ook voor ons. De kwaliteit van deze eerste Nederlandse vertaling van Barth is opvallend goed. De gecompliceerde, halsbrekende zinnen worden op soepele wijze in de ontvangende taal overgedragen, waarbij de structuur van de tekst toch zoveel mogelijk bewaard blijft. De valkuil van het germanisme is zo goed als vermeden. De tekst komt sterk, direct, eigentijds over. De lezer proeft onmiddellijk het voordeel van de beroepsvertaler. Toch was het zelfs voor deze begaafde vakman moeilijk om een adequate weergave te vinden voor een categorie die de dialektische theologie aan de toenmalige hermeneutiek had ontleend. Dat blijkt uit de weergave van de uitdrukking ‘zur Sache’ (4) met ‘over de eeuwige werkelijkheid’ (6) of ‘over eeuwige waarden’ (10). Dat neemt niet weg dat men slechts met respect naar deze eerste Nederlandse vertaling van Barth kan terugzien.
Behalve de flaptekst vind men geen inleiding op het document of zelfs maar een verantwoording. Het geschrift moest voor zich zelf spreken in de crisis van de West Europese geschiedenis, zonder biografische, kerkelijke of theologische bemiddeling. En dat kon het geschrift ook: en wel door de zeer persoonlijke inleiding, waarmee Karl Barth zich zelf introduceerde. Hier stak iemand zijn nek uit. Dat behoefde geen betoog. Aldus werd deze tekst in het Nederlands als een gebeuren op zich gepresenteerd. Wel kondigde de uitgever het voornemen aan om ook de volgende publicaties van Barth in het nieuwe tijdschrift ( bedoeld is Theologische Existenz heute) uit te geven, om te beginnen het artikel ‘De vrijheid van het Evangelie’. Maar dat voornemen is blijkbaar niet uitgevoerd.
Maarten den Dulk