Draagt de kerk de academische theologie ten grave?

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De discussie over de status van de kerkelijke werker raakt ook de universitaire opleiding theologie. Tot dusver waren de predikanten van de Protestantse Kerk in Nederland academisch geschoold. Er waren altijd al wel uitzonderingen op die regel, maar dat waren echt uitzonderingen. Nu is de situatie echter anders. Er is een ruim aanbod van hbo-opleidingen theologie en die zorgen voor een constante toestroom van kerkelijke werkers. Die opleidingen hebben vaak de actieve support van kerkelijke achterbannen die in die opleidingen hun eigen kerkelijke identiteit gewaarborgd zien. De hbo-opgeleide kerkelijke werker is niet meer weg te denken en in veel gemeenten wordt daar dankbaar gebruik van gemaakt.

 

Dienaar van het Woord

Dat de rechtspositie van de kerkelijke werker verbeterd moet worden en dat daarbij de relatie met het ambt van predikant aandacht vraagt is duidelijk. Maar wordt er nu niet een nieuwe onduidelijkheid gecreëerd die uiteindelijk ten koste gaat van de academisch geschoolde predikant? Er komt in de kerk een nieuwe functie, die van pastor. Het wonderlijke is echter dat deze functionaris zonder slag of stoot ‘dienaar des Woords’ wordt genoemd. Tot voor kort was dat de aanduiding van de academisch geschoolde predikant: Verbi Divini Minister. Uiteraard kunnen titels en aanduidingen een nieuwe inhoud krijgen. Maar het heeft er toch veel van weg dat uitgerekend deze betiteling is gekozen om voor de hbo-opgeleide kerkelijke werker de weg te plaveien naar de avondmaalstafel en de preekstoel. Als beiden, de academisch opgeleide predikant en de hbo-opgeleide pastor ‘dienaar des Woords’ zijn, waar haal je dan nog het recht vandaan om de hbo’er die toegang tot de preekstoel en de avondmaalstafel te ontzeggen? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze ingrijpende maatregel wordt binnengesleept via een semantisch trucje.

We komen uit een traditie waarin de predikant werd betiteld als ‘dienaar van het Woord’. Dan kun je de vraag stellen of daarvoor een academische opleiding vereist is. Zou je kunnen volstaan met een hbo-opleiding? Op het niveau van kennis en vaardigheden zou de discussie zomaar kunnen ontaarden in een welles-nietes-spelletje. De hbo-opleiding theologie is toch een respectabele en degelijke opleiding? En onder de academisch gevormde predikanten bevinden zich toch ook de nodige brekebenen? Ik vrees dat de discussie zal vastlopen als we zo inzetten.

De kerk van de Reformatie heeft voor de dienaren van de kerk namelijk ingezet op het hoogste kennisniveau. Bij de oprichting van de universiteit Leiden in 1575 was er sprake van vier faculteiten: godgeleerdheid, rechtsgeleerdheid, geneeskunde en wijsbegeerte/letteren. Daarbij hadden de overheid en de kerk de theologie als wetenschap voor ogen en wenste de kerk dat de dienaren van het Woord een wetenschappelijke opleiding zouden krijgen. Met minder nam de kerk geen genoegen.

 

Theologie en godsdienstwetenschap

Sindsdien zijn er wel veranderingen opgetreden. De Wet op het Hoger Onderwijs uit 1876 introduceerde de figuur van de Kerkelijk Hoogleraar bij de openbare universiteit. Hij moest onderwijs geven in de vakken dogmatiek en praktische theologie. De discussie ging toen over de vraag of de theologie als wetenschapsgebied wel thuishoort aan de universiteit. Veel gezaghebbende wetenschappers waren van mening dat dat alleen kon als godsdienstwetenschap en dat het vakgebied dogmatiek daar beslist geen deel van uit kon maken. Uiteindelijk leidde die discussie tot een politieke oplossing die we tot 2007 kenden in de vorm van de duplex ordo. Voortaan zou de faculteit theologie bestaan uit staatshoogleraren en kerkelijke hoogleraren. Ter gelegenheid daarvan schreef dr. A. Pierson in 1876 een boekje onder de titel: Ter Uitvaart. De eerste zin luidde als volgt: ‘Er zal voortaan van Staatswege geen onderwijs meer gegeven worden in de christelijke dogmatiek of geloofsleer. Officieel is de dogmatiek als wetenschap door regering en volksvertegenwoordiging begraven. Ik acht dit een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van het Nederland onzer dagen, een schrede voorwaarts in de goede richting.’

In 2005 werd ik als rector van de toenmalige Hervormde Kerkelijke Opleidingen (samen met de ambtelijke secretaris) ontboden op het ministerie van Onderwijs. Mij werd te verstaan gegeven dat de minister de figuur van de kerkelijk hoogleraar niet langer wilde handhaven in de wet. Daarmee zou de duplex ordo ten einde komen en dat was mede de aanleiding tot de oprichting van de PThU als levensbeschouwelijke universiteit in 2007. Toen werden de ambtsopleidingen van de voorheen Lutherse, Hervormde en Gereformeerde kerken samengevoegd.

 

Kerkelijk wantrouwen jegens de theologie

Ook in de kerk zijn er altijd weer groepen en partijen die de theologie als wetenschap wantrouwen. Zij vrezen dat uitgerekend de theologie als kritische wetenschap een loopplank wordt voor vrijzinnige denkbeelden in de kerk en dat er afbreuk wordt gedaan aan de Bijbel als betrouwbaar Woord van God. Die vrees is vanuit de geschiedenis van onze kerk niet geheel ongegrond. Denk aan het rationalisme en modernisme van de Leidse hoogleraar J.H. Scholten in de 19e eeuw en aan de invloed die H.M. Kuitert, hoogleraar aan de VU, uitoefende op de liberalisering van de Gereformeerde Kerken in de 20e eeuw. De academische theologiebeoefening kan inderdaad op gespannen voet komen te staan met het kerkelijk belijden. Maar is dat een reden om de academische theologie buiten de deur te houden? Moeten predikanten juist niet grondig geschoold worden om een evenwichtig oordeel te kunnen vellen inzake theologische geschillen en godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken? En dienen de kerkelijke praktijken in onze tijd, waar het populisme hoogtij viert, niet gedragen te worden door weldoordachte en goed gefundeerde theologische inzichten?

 

Academische beroepsopleiding

In Nederland wordt de academische beroepsopleiding nog steeds door de overheid bekostigd. Een universitaire-master theologie met het oog op het predikantschap duurt vanwege de beroepscomponent 3 jaar. Dat is vergelijkbaar met een artsenopleiding: drie jaar bachelor en drie jaar master en dan ben je basisarts.

Maar straks kun je met een hbo-opleiding van vier jaar in de Protestantse Kerk wettig op de kansel en achter de avondmaalstafel staan als ‘dienaar van het Woord’. Zelfs met een driejarige universitaire bachelor theologie zou dat kunnen. Weliswaar mag je je dan geen predikant noemen, maar je bent wel ‘dienaar van het Woord’. In de volksmond word je gewoon aangesproken als dominee. Leg dan maar eens uit op het ministerie van onderwijs dat je om predikant te worden in de Protestantse Kerk de driejarige academische master nodig hebt. En maak dan maar eens duidelijk wat het verschil is tussen een pastor als ‘dienaar van het Woord’ en een predikant als ‘dienaar van het Woord’.

Is voor een dienaar van het Woord een academisch kennis- en denkniveau niet meer van deze tijd? Dat lijkt me te kort door de bocht. Niet alleen hebben de dienaren van het Woord in onze traditie kennis van de grondtalen van de Schrift en van de culturele contexten waarin die talen functioneerden. Zij moeten inderdaad literair en historisch geschoold te zijn. Toch is dat nog maar de helft van het verhaal: het Woord krijgt ook gestalte in het leven en in de context van mensen. Het Woord wekt geloof en dat geloof komt tot uitdrukking in zeer uiteenlopende situaties. Daarbij vormt het seculiere klimaat in onze westerse samenleving een grote uitdaging. Is een scholing op het hoogste kennis- en denkniveau in deze materie niet broodnodig? Het terrein van geloof en godsdienst is juist in onze tijd uiterst complex.

 

Het hek van de dam?

Het rapport Ruimte voor Woord en Geest doet een poging concreet te worden op het punt van werk- en denkniveaus. De pastor zit op niveau 6 en de predikant op niveau 7. De invulling daarvan in meetbare competenties is best lastig. Waar het mij nu om gaat is de afbakening. Ik spits dat nu toe op de functie van predikant. Als er geen scherpe grens wordt getrokken tussen de pastor en de predikant door middel van een academische graad dan is het hek van de dam. Daarom trek ik aan de noodrem. Om predikant te worden in de Protestantse Kerk in Nederland is een academische master voorwaarde sine qua non. Een hbo-master volstaat dan echt niet. Hier moet een rode lijn worden getrokken. Het gaat om het verschil tussen een hbo-opleiding en een wetenschappelijke opleiding. Die opleidingen zijn gewoonweg niet hetzelfde qua niveau. Dat moeten we niet verdoezelen. De onderzoekscomponent in het academisch bestel is van een geheel ander niveau dan in het hbo. Bovendien is niet elke hbo’er bekwaam om door te stromen naar een wo-master. Dat moeten we ook niet suggereren. Als de kerk zich op dit punt van haar softe kant laat zien, dan treedt er een ongewenste nivellering op. Als hier de grens niet wordt bewaakt, met name in de toetsing, dan raakt de theologie haar positie en haar gezag kwijt in de academische wereld.

Met de nodige zorg kijk ik naar de toekomst van het theologisch onderzoek in Nederland. Over de hele linie is de capaciteit enorm teruggelopen. Het proces van concentratie in de loop der jaren was echt niet uit weelde, maar veeleer te typeren als handel in armoede. In die schaarste staken ook nog allerlei ‘partijbelangen’ de kop op bij benoemingen. Kerkscheuringen en partijschappen dragen bij aan de versnippering. Maar als het universitaire onderwijs niet meer gedragen wordt door gedegen onderzoek, dan holt het uit. De overheid stelt terecht harde kwaliteitseisen. Heeft de kerk bij haar besluitvorming wel oog gehad voor het belang van het theologisch onderzoek, zo vraag ik me af. Of is het nu wachten tot het moment dat we de academische theologiebeoefening in Nederland ten grave dragen?

 

Gerrit Immink

Prof. dr. F. G. Immink is emeritus hoogleraar Praktische Theologie en oud rector (2007-2014) van de PThU.

 

Streamer (bewerkt)

Pierson: “Officieel is de dogmatiek als wetenschap door regering en volksvertegenwoordiging begraven. Ik acht dit een schrede voorwaarts in de goede richting.”

 

In de Waagschaal, nr. 9, 14 september 2024