Genesis 15:6 in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

logo-idW-oud

 

Genesis 15:6 in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

In In de Waagschaal 33/2 ( 7 februari 2004), p. 57-59 schreef Pieter van Walbeek een artikel over de vertaling van Genesis 15:6 in Werk in Uitvoering 2 [Deeluitgaven Nieuwe Bijbelvertaling] onder de titel “Vertaling als provocatie of toch iets anders…?” Het is jammer dat Van Walbeek toen hij zijn artikel schreef, niet beschikte over de meest recente gegevens betreffende de vertaling van het boek Genesis in het NBV-project. Het is al weer geruime tijd geleden dat die vertaling werd herzien, mede naar aanleiding van de reacties die Werk in Uitvoering 2 heeft opgeroepen. Als in het komende najaar de NBV verschijnt, zal de vertaling van Genesis 15:6b niet luiden: ‘Abram vertrouwde op de HEER en deze rekende hem dit toe als verdienste,’ maar: ‘Abram vertrouwde op de HEER en deze rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad.’

Uit de reacties op Werk in Uitvoering 2 bleek dat verschillende lezers vooral moeite hadden met het gebruik van het woord ‘verdienste’. Ook Ds. I.C. Visser-Schroot besteedde er aandacht aan in haar artikel “Enkele opmerkingen naar aanleiding van Werk in Uitvoering” in In de Waagschaal van 28 april 2001, p. 31-33. Het probleem in Genesis 15:6 is (onder andere) de betekenis van het Hebreeuwse woord tsedaqa. In de NBG-vertaling 1951 is dat vertaald met ‘gerechtigheid’: ‘En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.’ Maar is met de zegswijze ‘iemand iets als gerechtigheid toerekenen’ de betekenis van het Hebreeuws duidelijk uitgedrukt? Volgens Visser-Schroot maakt de keuze voor ‘gerechtigheid’ het vers onbegrijpelijk, en zij is niet de enige geweest die zo reageerde.

In de herziene versie van Genesis 15:6 is voor tsedaqa een weergave gekozen die rekening houdt met het feit dat het woord meestal betrekking heeft op menselijke activiteit. Waarschijnlijk is in de context van Genesis 15 bedoeld dat God Abram als een rechtvaardige beschouwt, iemand die rechtvaardig leeft, dat wil zeggen: iemand die door te vertrouwen op wat hem is beloofd (Genesis 15:4-5), in de juiste relatie tot God staat. Wat hier over Abram geschreven staat, is vergelijkbaar met wat gezegd over bijvoorbeeld Noach in Genesis 6:9 en 7:1.

In Genesis 15 speelt ook mee dat het woord tsedaqa wijst op de daad die mag worden verwacht van iemand die ook in kritieke situaties God trouw is en hem dient. Zo is het woord gebruikt in Deuteronomium 24:10-13 (citaat uit de NBG-vertaling 1951): “Wanneer gij van uw naaste enige schuld te vorderen hebt, zult gij zijn huis niet binnengaan om een pand van hem weg te nemen. Gij zult buiten blijven staan, en de man van wie gij een schuld te vorderen hebt, zal het pand buiten bij u brengen. Indien hij een arm man is, zult gij u niet te ruste leggen in wat hij u als pand gaf; gij zult hem dat pand bij zonsondergang teruggeven, opdat hij zich in zijn eigen mantel te ruste legge en u zegene. Zo zal het u tot gerechtigheid (tsedaqa) zijn voor de HERE, uw God.” Voor de betekenis van het toerekenen van gerechtigheid is Psalm 106:28-31 illustratief. Die passage is gebaseerd op Numeri 25, het verhaal over de afgoderij met Baäl-Peor. Als Israël daarvoor wordt gestraft met een plaag, is het door toedoen van Pinechas, de kleinzoon van Aäron, dat die plaag ophoudt. Dit ingrijpen wordt Pinechas tot gerechtigheid gerekend (Psalm 106:31): het geldt voor de HEER als een daad die beantwoordt aan wat God en mensen van hem mogen verwachten. Th. Booij voegt er in zijn commentaar op Psalm 106 nog aan toe: “De ‘gerechtigheid’ bleef zelfs gelden tot in verre geslachten – aldus zinspelend op het verbond dat de nakomelingen voort altijd recht gaf op het priesterschap (Num. 25:12 v. ); de betekenis van tsedaqa komt hier dicht bij ons ‘verdienste’.” Het citaat is uit Th. Booij, Psalmen III, De prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1994, p. 255.

Op grond van die interpretatie van tsedaqa van Psalm 106:31 zou de vertaling van Genesis 15:6 in Werk in Uitvoering 2 eventueel te verdedigen zijn –en dan let ik even niet op de betekenissen die het vers in de latere traditie heeft gekregen (zie Romeinen 4:3; Galaten 3:6; Jakobus 2:23). Maar de herziene weergave van Genesis 15:6 in de NBV voldoet in semantisch opzicht zeker, en is met het oog op de beoogde gebruiksfunctie van de NBV wellicht ook beter.

Jaap van Dorp

[oudtestamenticus en wetenschappelijk vertaalcoördinator bij het Nederlands Bijbelgenootschap]