Een doel in en achter deze wereld
EEN DOEL IN EN ACHTER DEZE WERELD –
Eschaton en geschiedenis bij Noordmans in bijbels perspectief (II)
“Het rationalisme, dat uit het blote intellect zo maar waarheid meent te kunnen fabriceren, kent geen groter vijand dan historie.” 1
Paulus en de geschiedenis
Noordmans biedt ons in Gestalte en Geest geen complete geschiedenis, maar vanuit zijn bijbelse visie geeft hij toch overal in ‘onze’ geschiedenis inzichten. Leidraad voor hem is daarbij Paulus: “Hoe zijn weg hem van stad tot stad uitgepaald wordt door het meetsnoer des Geestes, tot Rome toe. (…) God werkt aan de heilsgeschiedenis niet op alle plaatsen tegelijk. Terwijl men het in den brede overal zoekt, heeft Hij in een verborgen hoek, soms ongemerkt en dáár alleen, Zijn werk gewrocht. En uit die hoek komt Zijn heil dan, langs een smal spoor, naar voren.” (336)2
Zo breekt er telkens toch iets nieuws door in de geschiedenis.”Daarom moet de Heilige Geest komen om ons daarin te onderwijzen. Gebeurt dat niet, dan lopen wij het vreselijke gevaar van te zijn zonder hoop en zonder God in de wereld. (Ef. 2:12) (…) Ik denk aan onze eigen historie. Hoe uit onze verdrukking een deur der hope voor ons hele we-relddeel openging, door welke velen binnengetreden zijn. Ik denk aan de benauwenis van Leiden, waaruit zijn univer-siteit geboren werd. En elders aan het parlementarisme, dat opstond uit de gijzeling en het verhoor der Engelse bis-schoppen onder Jacobus II. Aan de Westerse democratie, die te voorschijn kwam uit de gewetensnood van een handvol geëmigreerde Puriteinen. En tenslotte, vreemdste analogie van Pasen in de wereldhistorie, aan de staat Isra-el, als van God afgedwongen door de gruwel van concentratiekampen en gaskamers.” (184, 185)
De mystieke continuïteit van de kerk
De kritische blik van Noordmans ziet de Oosterse-Orthodoxie en het Rooms-Katholicisme als volgt: “Zoals het nu met Jeruzalem (in de tijd van het Nieuwe Testament) was, zo is het ook met de hele Oosterse Catholiciteit. Zij kan niet het patroon leveren voor de komende Una Sancta. Haar breedheid is bedriegelijk. Die is te veel toestand; te weinig han-deling. Te zeer antiquiteit; te weinig geschiedenis. Die catholiciteit is te decoratief; zij maakt haar handen niet vuil. Dan liever het Heilsleger!” (337)
“Stel daartegenover het Roomse Catholicisme. Niemand zal kunnen ontkennen dat dit, vergeleken met het andere, niet in de vorm van een toestand, maar in die van een geschiedenis bestaat. Het staat, om te beginnen, in het Westen alleen, zoals Paulus tegenover de Twaalve; zowel als apostolische stoel als ook als patriarchaat. De momenten, die in dit Catholicisme van betekenis zijn, die de geldende verbanden construeren, liggen derhalve niet naast elkaar, maar na elkaar. Rome gaat, als Abraham en als Paulus, uit haar land en uit haar maagschap naar het land dat God haar wijzen zal. Haar continuïteit is niet steriel, haar successie niet zonder doel en daarom ook niet zonder einde. Antiqua-risch alleen is zij de stad van Petrus; zijn stoel staat er nog. Mystisch echter is zij de stad van Paulus; zijn grootste Brief is de lamp waarmede zij het Westen heeft verlicht.” (338)
“Een continuïteit-zonder-meer is steriel. Wie al maar door een stoel bezet, wordt een ornament. Een doel vraagt om een toenemen in genade en Geest. Dat is een mystische continuïteit, die wij Paulus hebben toegeschreven. Vergele-ken met het Oosten heeft Rome daarvan iets in zich. En wanneer wij in de oecumenische beweging met Rome ge-confronteerd worden, dan voelen wij op dat punt onze verwantschap. Niet tot de Oriëntalen en niet tot de Anglicanen voelen wij ons, als het er op aankomt, aangetrokken, maar tot de Roomsen. Tussen hen en ons moet een beslissing vallen ten opzichte van de Una Sancta. Die anderen zijn ons te formeel, te bedrieglijk-breed, te schijnbaar-omvattend. Men kan slechts een-worden, als men zich samen strekt naar een prijs der roeping Gods (Phil. 3:14), een doel in en achter deze wereld.” (339)
“Daarin ligt opgesloten, dat men wil ophouden met te duren. De pauselijke stoel heeft deze discontinuïteit als moge-lijkheid in zich. De onfeilbaarheidsverklaring van 1871 en de perfectionnering van het canonieke recht in 1918 hebben, in formeel opzicht, wat de volmaking van het primaat van de bisschop van Rome betreft, tot een zeker absurdum geleid. De ontwikkeling schijnt mij, waar zij niet verder kan, in haar tegendeel te moeten omslaan.” (339, 340)
“Wanneer er eens een Amerikaanse paus wordt gekozen, wat toch wel zal moeten gebeuren – wil de Westerse kerk haar doelstellend karakter bewaren en wil de successie niet steriel worden – dan is daarmee ook het Christelijk Rome tot een antiquiteit geworden. Van welke kant men de zaak ook beziet, van overal staart de mogelijkheid van het einde der papale suprematie iemand in het gezicht; en zolang die mogelijkheid niet wordt uitgeschakeld, blijft de Westerse Catholiciteit levensvatbaar. – Dat wil niet zeggen, dat voor dat einde niet een of andere decoratieve vorm zou kunnen worden gevonden. Maar het zou wel betekenen, dat de Westerse Christenheid mystisch de rol van Paulus weer had opgenomen.” (341)
“Om al deze redenen kan ik niet nalaten te zeggen, dat Rome mystisch de stad van Paulus is. Dat zij met die apostel zich strekt naar hetgeen vóór is en dat de stoel van Petrus eenmaal leeg zal staan. En diep geïnteresseerd te zijn in de historie, ditmaal niet die achter is, maar die vóór is, – dat is ophouden Rooms te zijn.” (342)
Het protestantisme
“Het is een geweldig ding, in de 16e eeuw, uit de Latijnse Catholiciteit, over de brug van de Brief aan de Romeinen, een kerk te zien uittrekken en de posities van het “sola fide” en van de simpele presbyter te zien bezetten. Dat is geen haeresie, geen weglopen met een stuk van de Waarheid, maar een weer-opnemen van Rome‘s mystische roeping en een verder-trekken op Paulus’ spoor naar het Westen. (…) Het is een kale roem van de Anglicanen, als zij er zich op verheffen, dat zij bij deze uitbraak terzijde hebben gestaan en er toen door hun “comprehensiveness” in geslaagd zijn, Rome en de Reformatie naast elkaar op te stellen. Voor ons blijft de schoonste episode uit de geschiedenis van de Engelse kerk de vaart van de Pilgrimfathers met de Mayflower, die om de liturgie, niet om de leer der kerk, toch nog aan de roep naar het Westen gehoor gaven.” (350)
“Het werk van de Heilige Geest geeft juist geen aanleiding tot het opstellen van een mysterieleer. Hij heeft tot metge-zel het Woord, in die klare en ware zin, waardoor de heilsgeschiedenis ons wordt gepredikt als een opeenvolging van goddelijke oordelen, die aangaande hun betekenis geen twijfel overlaten. Deze prediking des Geestes, die alles uit het werk van Jezus Christus neemt, laat zijn geschiedenis niet één geheel blijven, zoals de mysterieleer dat eist, maar breekt die in stukken en verklaart van elk stuk de heilsbetekenis. Daarnaar richtte de Westerse kerk zich in beginsel. Augustinus sprak er zo over in zijn Enchiridion en de Heidelbergse Catechismus vraagt nog steeds: Wat nut u dit? en: Wat nut u dat?” (373)
Ziehier enkele voorwaarden waaraan volgens Noordmans een vernieuwing van de kerk en onze geschiedenis moet voldoen.
Aart van den Dool
1 Noordmans, uit: Karel Blei, Noordmans, Kampen 2010, 37.
2 Alle pagina’s verwijzen naar Dr. O. Noordmans, Gestalte en Geest, Amsterdam 1956.
Vgl. Dr. O. Noordmans, Verzamelde Werken 8, met daarin ook de oude paginering.