Zwarte Piet en de goedkope tolerantie
ZWARTE PIET EN DE GOEDKOPE TOLERANTIE
De kwestie Zwarte Piet loopt uit op de vraag: waarom zou ik voor een ander inboeten aan eigenheid? ‘Een zaak van beleefdheid’, zegt socioloog Abram de Swaan in NRC Handelsblad en daarmee laat hij weten Zwarte Piet niet belangrijk genoeg te vinden om er anderen mee dwars te zitten. Maar voor sommige mensen is Zwarte Piet wel belangrijk genoeg. Piet is voor hen een identitymarker. Hij hoort bij onze cultuur. Niet dat deze mensen heel de dag aan Zwarte Piet denken, laat staan dat hij een kernstuk zou zijn van hun ideologie. Zij willen alleen maar het recht behouden om een lange neus te kunnen trekken naar andere culturen. Zwarte Piet, Hollandse aardappelen of de Nederlandse gulden – anderen moeten daar afblijven.
Eerlijk gezegd kan ik mij het standpunt pro-Zwarte Piet wel voorstellen. Het is een uiting van het gevoel aangetast te worden in je eigenheid. Dat men die eigenheid heeft opgetuigd met trivialiteiten (Piet, aardappel en gulden) is jammer, maar verraadt de stemming van de clochard die zich vertoont in een versleten rokkostuum met carnavalsmedailles op de borst. Een zwak ego doet het uiterste om zichzelf gewicht te geven.
De mensen die Zwarte Piet gemakkelijk laten schieten, staan verder van mij af. Niet zozeer vanwege hun standpunt, waar ik uiteindelijk ook voor zou kiezen, maar vanwege het gemak waarmee zij hun standpunt innemen. Zij doen mij denken aan mensen die vegetari’r zijn omdat ze niet van vlees houden. Nooit hadden zij een aandeel in Zwarte Piet en daarom geven ze hem nu bij enige druk direct verloren. Maar wat doen zij als zij iets moeten prijsgeven wat hun werkelijk heilig is? Dat zou ik willen weten.
In de discussie over Zwarte Piet – maar ook die over Europa en over de Islam – offert een groep mensen met een smalle en sterke eigenheid (door tegenstanders smalend ‘de elite’ genoemd) voetstoots op wat de groep met een zwakke, maar breed om zich heen grijpende eigenheid juist wilt vasthouden. Voor de eerste groep gaat de discussie over beleefdheid en over respect voor mensen die anders zijn, voor de tweede groep gaat het om ‘ik of jij’, om behoud van mijn eigenheid. De eerste groep wekt de indruk dat haar tolerantie haar niets kost. Voor de tweede groep betekent tolerantie het brengen van een offer. En omdat de tegenstander ogenschijnlijk niets van zichzelf prijsgeeft, offert de tweede groep alleen met de grootste tegenzin.
Een spiritueler gesprek
De discussie over Piet is een gesprek tussen doven. Voor de ene partij staat iets anders op het spel dan voor de andere en het resultaat is een heilloos moralistisch zwartepieten. Zou het mogelijk zijn om wat meer spiritualiteit in de gedachtenwisseling te brengen? Dan zouden we ons uitgangspunt moeten nemen in een andere vraag. Een vraag die ons allemaal gelijkelijk aangaat. Niet de vrijblijvende vraag ‘Hoe tolerant ben jij?’ – tolerantie in Kralingen is immers gemakkelijker dan tolerantie in Lombok – maar de vraag ‘Hoe offerbereid ben jij?’. Hoeveel medemenselijkheid kun jij opbrengen als er offers van je worden gevraagd? Als een ander je niet slechts een flinter folklore wil ontnemen, maar raakt aan jouw identiteit? Deze vraag is voor de één niet gemakkelijker te beantwoorden dan voor de ander. Je moet je beiden voorstellen dat je voor de dood staat en dat je eigenheid eraan gaat. Wat houd je dan over? Tolerantie is dan allang gesneuveld, ben ik bang. Als je nog iets overhoudt en niet grijpt naar geweld of wegzakt in wanhoop, moet het krachtiger zijn dan tolerantie: overgave, liefde – anders is er niets.
Een gesprek over offerbereidheid is een spiritueel gesprek. Het zal minder snel dan de gebruikelijke disputen over tolerantie leiden tot een oordeel van de ŽŽn over de ander. Je kunt een ander immers niet beschuldigen of juist gelijk geven als het gaat om onberedeneerbare zaken als angst of moed. Wel leidt zo’n gesprek tot inzicht in jezelf en in je eigen spirituele hoedanigheid. Wie ben ik of, liever gezegd, welke geest is er in mij als mij het mes op de keel wordt gezet? Dit gesprek werpt ook nieuw licht op de krachtsverhoudingen in de samenleving. Niet degenen met het grootste gelijk of met de meeste macht zijn nu interessant, maar degenen die de meeste hoop hebben, degenen die geloven dat er ook zonder gelijk of zonder macht nog leven mogelijk is.
Grootmoedigheid
Een gesprek over offerbereidheid verenigt mensen die elkaar meestal vanuit onderling verschillende uitgangspunten bestrijden in een soort nulpunt-situatie. Dat is mooi. De moeilijkheid is echter, dat maar weinigen in die nulpunt-situatie zullen willen berusten. Wij stellen de zaak liever zo voor dat wijzelf onomstreden zijn. Dat we met het andere tot een vergelijk zijn gekomen. De vraag van het ‘jij of ik’, van het geweld of de overgave, waarin ik voortdurend mijzelf moet winnen op de dood, is al beslist. Wij zijn verlicht, we hebben onze vooroordelen over het andere, onze onmondigheid, ons onbegrip ten offer gebracht, en nu is het offeren afgelopen. Het enige wat nog af en toe van ons wordt gevraagd is een geste, zoals het opgeven van Zwarte Piet, of een gift aan mensen die het minder hebben getroffen. Volkomen pijnloos laten we daarmee zien dat we met het andere op goede voet staan. Het stelt onszelf niet meer ter discussie, net zoals de dood ons niet meer, zoals de christelijke traditie zegt, onder het oordeel brengt. Wij zijn verlichte, grootmoedige mensen.
Tegenover deze grootmoedigheid steken zij die Zwarte Piet willen behouden benepen af. In hun benepenheid tonen ze echter een menselijke hartstocht, die ik bij veel van hun bestrijders mis. Zij voelen dat ze op de tocht staan en nemen maatregelen. Die maatregelen getuigen van weinig hoop, maar ze maken duidelijk met wie we te maken hebben. Dat is bij de mensen die Piet zonder slag of stoot prijsgeven nog maar de vraag. Zijn zij werkelijk zo begaan met zwarten en vreemdelingen of is deze kwestie alleen maar een welkome aanleiding voor moreel spierballenvertoon?
Zelf denk ik dat het enige antwoord op benepenheid de grootmoedigheid is, die offeren kan. De grootmoedigheid die je wint door alles prijs te geven en die je in dit aardse bestaan nooit definitief kunt bezitten. Het offer van Jezus is de introductie van deze grootmoedigheid. Hij vatte het bestaan op als een kwestie van ‘ik-of-jij’ en liet het een kwestie van ‘jij’ zijn. Zo kwam Hij in de wereldgeschiedenis bovendrijven. Niet om de mensen bij toverslag en eens en voor al tot verlichting en medemenselijkheid te brengen, maar om hen stap voor stap tot medemenselijkheid te inspireren, te bemoedigen, te pijnigen. Want medemenselijkheid is geen standpunt, het is een taak. Voor iedere dag.
Udo Doedens