Een vlag, geen lading – Op goed gerucht spreekt zich uit
EEN VLAG, GEEN LADING – Goed Gerucht spreekt zich uit
Op Goed Gerucht, een ‘vernieuwingsbeweging voor predikanten’, zoals ze zichzelf noemt, publiceerde onlangs Uitgesproken protestant, een boekje geadresseerd aan ‘gemeenteleden, predikanten en andere geïnteresseerden’ die ‘willen weten wat Op Goed Gerucht zoal te melden heeft over kerk en cultuur, geloof en atheïsme’. Uitgesproken protestant is dus programmatisch van opzet, maar het woordje ‘zoal’ geeft al aan dat we, aldus het woord vooraf, ‘geen eenduidige theologische positie met strak afgebakende geloofsvisies’ hoeven te verwachten. Het gaat de beweging niet om een theologisch-inhoudelijke stellingname maar om wat ik maar even ‘recht van spreken’ zal noemen. Op Goed Gerucht (hierna: OGG) wenst gesprek in de kerk en tussen de kerk en de wereld buiten. Afgebakende theologische posities staan het gesprek in de weg.
Uitgesproken protestant bevat tien bijdragen van zes auteurs die deel uitmaken van de stuurgroep van OGG. Het boekje opent met een ‘Protestants pamflet’ dat geschreven is in reactie op het synodestuk Leren leven van de verwondering. De vijf stellingen waaruit het pamflet bestaat (‘de kerk is er niet om zichzelf’, ‘de kerk moet zich laten gezeggen door de moderne cultuur’, ‘goede theologie is moderne theologie’, ‘kerk- en schriftopvatting moeten flexibel zijn’ en ‘de kerk leeft van verwondering’), worden in het vervolg van Uitgesproken protestant in evenzoveel artikelen toegelicht. Een zevende bijdrage bevat een ‘signaal’ dat de synode ervan moet weerhouden ds. Klaas Hendrikse kerkordelijk het zwijgen op te leggen. Dit signaal wordt ondersteund door twee bijdragen waarin Hendrikse niet wordt weerlegd, maar optreedt als gesprekspartner. In het tiende stuk formuleert de voorzitter van OGG zijn visie op de toekomst van de kerk.
Mondigheid
De rode draad door het boekje is wat ik het recht van spreken noemde. De auteurs pleiten voor een kerk die ontmoetingen mogelijk maakt, het onderling debat nastreeft en die, zo doende, open en pluraal van karakter wordt. Bijbel, traditie en confessionele groepen (orthodox, evangelicaal) moeten een stapje terug doen ten gunste van de moderne, mondige mens die op eigen gezag bepaalt wat geestelijk goed voor hem is.
Ik heb mij afgevraagd waar de sympathie van OGG voor de mondige mens vandaan komt. Is ze een toepassing van het Bijbelse liefdesgebod, dat ons dwingt te erkennen dat alle mensen vrij voor God staan (vgl. Ef 4,14)? Maar dat zou een tegenspraak in zichzelf zijn, want wie mondigheid wil, kan zich niet op een autoriteit beroepen. Mondigheid is een veeleisend principe. Ze wenst om zichzelfs wil aangehangen te worden. En ze is ook een machtig principe. Ze heeft de gehele westerse cultuur van de afgelopen eeuwen aan zich onderworpen. Dit is ongetwijfeld de reden dat de auteurs van Uitgesproken protestant voor mondigheid opkomen. Mondigheid, recht van spreken, is het hoofdkenmerk van de moderne cultuur en die cultuur omgeeft ons van achteren en van voren.
Voor zover OGG van de kerk verlangt dat zij de moderniteit accepteert als het culturele klimaat waarin de westerse wereld en haar kerken leven, kan ik haar goed volgen. Het heeft mij verbaasd dat groeperingen binnen de Protestantse Kerk waarvan vele verstandige mensen deel uitmaken onlangs een pamflet uitbrachten waarin de moderniteit doodgemoedereerd voor achterhaald wordt verklaard*. Dat is struisvogelpolitiek. Maar OGG rekent zich mijns inziens te rijk als ze meent dat ze in het omhelzen van de moderniteit meer dan een wolk in de armen sluit. Want het moderne bewustzijn is een zeer ambigu gegeven, zoals de mondigheid, het individualisme, de kritische rede, het autonome subject en alles wat de moderne tijd meer heeft opgeleverd uiterst dubbelzinnige gegevens zijn. Evenals de Acht mei-beweging in de Rooms Katholieke Kerk, die meende dat ze een zaak had door zich sterk te maken voor mondigheid en tegen Rome, meent OGG dat ze met haar pleidooi voor openheid en debat een zaak verdedigt. Maar is dat zo? Ze vraagt aandacht voor een staat van cultureel en maatschappelijk bewustzijn die in zichzelf hoogst problematisch is.
Moderniteitsoptimisme
Het is waar dat sommige mensen dit bewustzijn voor een bron van zedelijkheid en redelijkheid houden. Zij wijzen op de democratie en op de scheiding tussen kerk en staat en bestempelen de moderne mens als de erfgenaam van de Verlichting. Maar ze vergeten dat wie Descartes en Kant zegt ook Dostojevski en Nietzsche moet zeggen en dat met des te meer nadruk naarmate de samenleving met al haar zichzelf realiserende subjecten, haar democratie en haar debat dieper in een crisis van rede en zede verzeilt. Daarvan de religie (en vooral de islam) met haar premoderne gezagsstructuren de schuld te geven, omdat zij nog steeds de verwerkelijking van de mondigheid in de weg zou staan, is een al te doorzichtige truc. De moderniteit is een staat van vertwijfeling. Ze is een diepe vraag. Maar ze is geen antwoord.
Bij de auteurs van Uitgesproken Protestant kom ik dit besef niet of nauwelijks tegen. Ze verwachten veel van verstand, kritiek, levenservaringen, communicatie, creativiteit en cultuur. Enkelen van hen (De Weijer, A.M. Spijkerboer en Asscher) laten weliswaar ruimte voor een kritische bejegening van de moderniteit door de kerk, maar anderen (Jeroense, Offringa en R. Abma) zou je regelrechte moderniteitsoptimisten kunnen noemen. Volkomen consequent lezen we bij Jeroense zelfs dat de kerk zonder problemen zou kunnen verdwijnen. Een moderne kerk is immers een kerk waarin recht van spreken voorop gaat, en waar recht van spreken voorop gaat, verliest inhoud haar distinctieve vermogen. Hierdoor zal het gesprek in een moderne kerk niet wezenlijk verschillen van het gesprek in andere maatschappelijke domeinen waar de menselijke vrijheid op een voetstuk staat. Het gaat over de regels voor communicatie, over respect, openheid, jezelf mogen zijn en over het mooie van pluriformiteit. Op het moment dat dit communicatieve ethos de religieuze inhoud werkelijk overvleugelt – reeds praktijk in het midden van de PKN – verliest de kerk inderdaad haar reden van bestaan.
Doorgeschoten moderniteit
Mijn bezwaar tegen het mondigheidsdiscours is niet dat het de kerk ondermijnt. Mijn bezwaar is, dat er geen heil van te verwachten valt. Om te beginnen is het communicatieve discours in schijn wel open, maar in werkelijkheid ongeïnteresseerd en eenzelvig. Opvattingen, gedachten, praktijken die een grotere reikwijdte claimen dan een persoonlijke ervaring of een toevallige mening – en naar hun aard doen alle opvattingen, gedachten en praktijken dat – zijn verdacht. Er is pluralisme, jawel, maar de traditionalisten mogen niet meedoen. Er heerst een fluwelen dictatuur, de dictatuur van de massa zonder intellectuele tucht. Men wenst de opvatting te huldigen die men nu eenmaal huldigt waarbij men graag bereid is om iedere intellectuele pretentie te laten varen. Om zich van dit privilege te verzekeren houdt men een geheime antifundamentalismepolitie aan, die alarm slaat zodra iemand vindt dat je iets moet vinden. Als dit communicatie is, hoeven doven geen gebarentaal meer te leren.
Zwaarder weegt de bedenking dat de reddingsboeien van de moderniteit zo lek zijn als een mandje. Het ik dat door introspectie tot de waarheid komt, het subject dat zich van zijn geschiedenis, sekse, klasse en genetisch programma kan onderscheiden en een machtsvrij en authentiek oordeel kan vellen, de moderne wetenschap als het gesprek van mondige mensen dat zal leiden tot een zinvolle wereldbeschouwing, het zijn idealen waarin OGG nog gelooft, maar waarover overal elders de schouders wordt opgehaald. In plaats daarvan hebben we nu te maken met volgelingen van Darwin in wier woordenboek begrippen als ‘mens’, ‘individualiteit’ en ‘humaniteit’ niet voorkomen (wel ‘primaten’, ‘genen’ en ‘strijd’). De democratie leeft nog, bij gratie van de veronderstelde vijanden ervan, maar voor het overige spiegelen mensen in de publieke arena zich aan Macchiavelli en Nietzsches Uebermensch. Niet het veel geroemde debat heeft hun interesse, laat staan de zorgvuldige afweging van ideeën, maar het temmen van publieken via imago en leiderschap en de technische beheersing van de wereld.
Het lijkt mij dat de kerk, en OGG voorop, zich met deze kant van de moderniteit – de doorgeschoten moderniteit – moet bezighouden. De werkelijke problematiek van dit moment ligt niet in de hardnekkigheid van de pre-moderniteit (orthodoxie, evangelicalisme, islam), maar in de alomtegenwoordigheid van de post-moderniteit. Ik heb wel een vermoeden waarom OGG dat niet openlijk onderkent en het doet voorkomen of het wezenlijke conflict bestaat in de tegenstelling tussen premodern en modern: als beweging gedijt ze in het post-moderne klimaat. OGG maakt con amore gebruik van de media en zoekt openlijk naar (kerkpolitieke) invloed. Daarbij maakt ze liever gebruik van ‘signalen’ en ‘pamfletten’ dan van programma’s en ‘afgebakende geloofsvisies’. Ze profileert zich niet met haar boodschap maar met haar spreken – Uitgesproken protestant kan worden gezien als een poging om ‘protestant’ als een merk te deponeren. Eigenlijk is haar verdediging van het moderne tegen het voormoderne niet meer dan een vlag. Haar eigen mediastrategie impliceert dat we van de lading – subjectiviteit, autonomie, redelijkheid, humaniteit etc. – weinig hoeven te verwachten.
Udo Doedens
* De Vader wacht!, de gelijkenis van de verloren zoon en de wachtende Vader, een uitgave van de Vereniging Confessioneel Gereformeerd Beraad, de Confessionele Vereniging, de Gereformeerde Bond in de PKN, de Stichting Evangelisch Werkverband binnen de PKN en de Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge.
Erik Asscher, Jan Offringa ed., Uitgesproken protestant, In gesprek met Op Goed Gerucht over cultuur, kerk en atheïsme, Skandalon, Vught 2008. 48 pp.