Het melancholieke dier
HET MELANCHOLIEKE DIER
De padvinderij, de wandelvereniging, de zon hoog aan de hemel en al je zorgen in een plunjezak – het lied over de wielewaal (‘Kom mee naar buiten allemaal’) veranderde mij altijd in een mum van tijd van een eenzelvige brompot in een opgeruimde levensbeamer. Tot voor kort, want onlangs zong ik het lied voor mijn zoontje van twee en opeens struikelde ik over de laatste regels. ‘Dudeljo klinkt zijn lied, dudeljo en anders niet.’ Ineens zag ik een vogel voor me met een wijd opengesperde snavel. Hij hield zijn snavel open om van alles te kunnen zeggen of zingen, maar het enige geluid dat zijn keel verliet was ‘dudeljo’. Misschien wilde het beest wel een Bach-aria ten gehore brengen of zijn visie geven op de zwarte gaten in het heelal, of misschien waren zijn wensen eenvoudiger en verlangde hij niet meer dan af en toe eens ‘tjielp’ te kunnen zeggen. Maar zelfs voor tjielp was hij niet gebekt en al zou hij op zijn kop gaan staan, steeds als hij zijn snavel zou openen, klonk daar het dudeljo, en anders niet.
Van het ene op het andere moment kreeg het lied van de wielewaal voor mij een melancholieke klank. Ik vraag me af hoe dat komt. Misschien deel ik heimelijk de publieke opinie die mensen beschouwt als een soort dieren (maar dan heel gevaarlijke) en dieren als een soort mensen (maar dan heel weerloze) en die reden ziet om dieren met deernis tegemoet te treden, omdat ze in vergelijking met de mens beperkt zijn in hun mogelijkheden (vandaar dat ze rechten moeten krijgen en een eigen partij om voor hen op te komen) en dus per definitie de positie van underdog innemen, terwijl ze dat als mede-dieren niet hebben verdiend. Misschien is daarnaast eindelijk tot mij doorgedrongen dat moderne mensen wielewalen zijn, in zoverre hun verlangens de hemel raken en hun woorden daarbij ver ten achter blijven, en dat de melancholie die daarvan het gevolg is, het waarmerk is van de moderne cultuur. Voorheen verkeerde ik het liefst permanent in de opgewekte stemming van ‘Kom mee naar buiten allemaal’. Maar dat verlangen is niet alleen tamelijk vulgair, die opgewektheid is ook niet vol te houden. Even achter de muziek aan, een kortstondige flirt met het absolute, dat kan, maar daarna eist de melancholie haar tol en wordt de wielewaal alsnog een beklagenswaardige stakker. Ook voor mij.
Er is ook nog een meer voor de hand liggende oorzaak waardoor de wielewaal in mijn ogen een melancholiek dier is geworden: ik lees teveel kinderboeken. Als voorlezer van mijn zoontje gaan er per week wel een stuk of tien door mijn handen en een aanzienlijk deel daarvan gaat over melancholieke dieren. Olifanten met heimwee, leeuwen die bang zijn in het donker, nijlpaarden met liefdesverdriet (eentje heet er zelfs Ophelia) en een hele hoop kleiner grut dat aan slootkanten over het leven mijmert. Er had zomaar een wielewaal tussen kunnen zitten. De bekendste melancholicus onder de kinderboekendieren is waarschijnlijk Kikker, een schepping van Max Velthuijs. Nog voor je een letter van zijn avonturen hebt gelezen, kun je Kikkers melancholie al aflezen aan het golvende lijntje waarmee Velthuijs zijn mond heeft getekend. Waar andere helden in kinderboeken nog wel eens excelleren in durf of naïveteit of toverkracht, munt Kikker uit in kwetsbaarheid. Het dier kampt met minderwaardigheidsgevoelens en veel van de verhalen cirkelen om de vraag wie zijn vrienden zijn en wie hij kan vertrouwen. Ook in andere boeken die ik voorlees wordt getobd over relaties. Zo is er Raad eens hoeveel ik van je hou waarin senior haas en junior haas elkaar de omvang van hun liefde duidelijk proberen te maken en in Grote beer kleine beer vertelt een ijsbeermoeder aan een ijsbeerjong hoeveel ze van hem houdt. Interessant aan dit boek is, dat de moeder haar kind van haar liefde wil verzekeren, omdat ze het ook moet inwijden in de eisen die het volwassen leven aan ijsberen stelt. Dit werpt licht op dé centrale vraag in de melancholieke dierverhalen: heb jij in de grote en veeleisende wereld recht van bestaan, ja of nee? Het antwoord is ja. Bij monde van de ijsbeermoeder: ‘Je bent goed zoals je bent’ en bij monde van de vrienden van Kikker: ‘Lang leve Kikker!’
Omdat ik een nieuwkomer ben in de kinderliteratuur, heb ik gedacht dat al die overgevoelige en bespiegelende dieren nazaten waren van de filosoferende mieren en eekhoorns van Toon Tellegen. Net als de dieren die ik zonet noemde, kampen de dieren van Tellegen met een soort existentiële eenzaamheid, die bij Tellegen vooral wordt uitgedrukt door de communicatieproblemen die de dieren ondervinden. Maar ook Tellegen heeft zijn voorlopers, bij voorbeeld in de Amerikaan Arnold Lobel, die boeken schreef over een zwaarmoedige pad die keer op keer door zijn hartelijke vriend kikker moet worden getroost. Het oudste melancholieke dier dat ik ken is de ezel Iejoor uit de boeken over Winnie de Poeh. Iejoor is een piekeraar van het troebelste water en voelt zich bij voortduring verongelijkt. Net als Max Velthuijs’ Kikker is hij bij voorbeeld bang dat iedereen zijn verjaardag vergeten is. En net als bij Kikker zetten zijn vrienden hem uiteindelijk toch in het zonnetje. Waarin Iejoor zich onderscheidt van de latere melancholieke dieren, is dat hij een randfiguur blijft. Hij is niet de hoofdpersoon van het boek, dat is de onverwoestbare Winnie de Poeh. In dat opzicht verschilt Winnie de Poeh, waar de melancholie steeds aan de rand blijft, van hedendaagse kinderboeken waarin de melancholie in het centrum staat.
Hoewel ons zoontje van twee moest huilen van het verhaal over de twee hazen die tegen elkaar opbieden in liefdesbetuigingen, gaat het meeste van de melancholie in zijn boekerij aan hem voorbij. Toch vraag ik mij af in welk opzicht kinderen gediend zijn met verhalen waarin dieren (en ook mensen trouwens) door allerlei, vaak aandoenlijke kwesties in onzekerheid worden gebracht en worden gered door mama’s, papa’s en vrienden met de verzekering dat ze lief en goed zijn zoals ze zijn. Persoonlijk zie ik meer in hoofdpersonen die iets van de genialiteit en de ongebreideldheid van het kind weerspiegelen, dan in personages die reflectie bevorderen. Melancholiek word je immers vanzelf en het is geen deugd om het te worden. Maar te leven zonder je af te vragen hoeveel iemand van je houdt, wie je vrienden zijn en of je de obstakels overwinnen kunt die op je weg komen, dat is het voorrecht van kinderen. Dat voorrecht zou ik zo lang mogelijk in stand willen houden.
Tot slot nog even over de wielewaal. Het is de kracht van ‘Kom mee naar buiten’ en gelijksoortige liedjes dat ze voor even de gedachteloze opgewektheid van het kind terughalen. Daarbij past een vogel die zingt zoals hij gebekt is. Ik zou willen geloven dat die vogel, als eenmaal de beperkingen van zijn gebektheid tot hem zijn doorgedrongen, niet stilvalt, maar doorzingt. Omdat hij dudeljo wil zingen en anders niet.
Udo Doedens
D. Bedford, J. Chapman, Grote beer kleine beer
A. Lobel, Kikker & Pad zijn vrienden
S. McBratney, A. Jeram, Raad eens hoeveel ik van je hou
A.A. Milne, Winnie-the-Pooh
T. Tellegen, Toen niemand iets te doen had
M. Velthuijs, Kikker en een heel bijzondere dag