Waarom het fascisme nog steeds gevaarlijk is maar tegelijk meer respect verdient

logoIdW

 

WAAROM HET FASCISME NOG STEEDS GEVAARLIJK IS

maar tegelijk meer respect verdient

1. De onbepaalbaarheid van de toekomst

De grootste levensvragen liggen op het terrein van ons handelen en ons lijden. Wat is goed om te doen? Wat moeten we denken van tegenslagen? Op deze vragen, die tot ethische en religieuze bezinning aanzetten, liggen de antwoorden niet voor de hand. Waar antwoorden uit voorraad leverbaar zijn, spreken we niet van handelen en lijden, maar van denken en beweren.

Toch spannen we ons in om vragen van handelen en lijden onder te brengen in een verklarend schema. We verzamelen bij voorbeeld zoveel feitelijke informatie over de situatie waarin gehandeld of geleden wordt, dat een geldig handelingsalternatief of een aanvaardbare houding in ons ongeluk zich als op een presenteerblaadje lijkt aan te dienen. Soms hoeven we zelfs deze moeite niet te doen om onze positie op het terrein van handelen en lijden te bepalen. Dan volgen we de mode, we omarmen iemand die mooi kan spreken of we verhouden ons jegens het lijden zoals iedereen dat doet.

Wat zich echter altijd weer tussen ons en onze duiding van handelen en lijden wringt, is dat handelen en lijden uitdrukkingen zijn van onze verhouding tot de toekomst. En de toekomst is, omdat zij nog gerealiseerd moet worden, ongewis. Vraagstukken van ethiek en zin laten zich daarom niet oplossen door ze te koppelen aan een verzameling feiten, aan een redenering of aan het gedrag van anderen. Ze appelleren niet allereerst aan ons denken of ons voelen, maar aan onze wil en aan onze persoonlijke inzet. Met hun slagzin ‘morgen is vandaag’, waaruit hun beheersing van de toekomst moet blijken, tonen de posterijen hoe slecht de onbepaalbaarheid van de toekomst ons mensen in het algemeen bevalt. Maar wat doe je eraan? Je kunt jezelf voorhouden dat de toekomst enkel een gevolg is van reeds bekende oorzaken, maar daarmee overschat je je kennis van oorzaken. En dat niet alleen, je laat ook buiten beschouwing dat als alle oorzaken bekend zouden zijn de beslissing nog moest vallen welke uitkomst op de oorzaken moest volgen.

De toekomst stelt ons, met andere woorden, telkens voor ethische en religieuze vragen. Het zijn vragen van goed en kwaad. Het goede stemt met de toekomst overeen, het kwade doet dat niet. Omdat deze vragen iets onmogelijks hebben en ons door de onbepaalbaarheid van de toekomst onvermijdelijk schuldig maken, proberen we eraan te ontsnappen. We stellen het verleden zo dringend mogelijk voor en proberen zo aan ons handelen vanzelfsprekendheid te verlenen.

2. De opkomst van de populist

Vanzelfsprekendheid verlenen aan ons handelen door het te laten volgen uit een zogenaamd noodzakelijk verleden is een denkfout die bijna iedereen maakt die zich met de toekomst bezighoudt. Ze wordt ons markant voorgeleefd door politici, die allemaal hun gelijk hebben en het alleen nog verwachten te krijgen van de toekomst. In het debat dat ze onderling voeren stellen ze voor de vorm hun gelijk ter discussie. Ze verwijten elkaar onvoldoende geïnformeerd te zijn en gebrek aan inzicht. Beschikbaarheid van informatie staat voor hen gelijk aan het overzien van de toekomst.

Als binnen de politiek het populisme aan invloed wint, dan wordt daarmee de stroming sterker die het niet erg vindt om ongeïnformeerd te zijn. De populist leeft van de kloof tussen de ongewisse toekomst en de op feitenkennis gebaseerde zelfverzekerdheid van de doorsnee politicus. In kalme tijden is die kloof onzichtbaar en ligt de populist in zijn mand. Maar in roerige tijden valt de kloof in het oog en blaft de populist onder grote bijval dat de leiders niet weten wat ze doen. En hoe reageren de leiders? Ze grijpen terug op hun deskundigheid en vallen het populisme aan op zijn zogenaamde gedachtegoed. Dat gedachtegoed is onder de maat omdat het incidenten uitvergroot, generaliseert, onvoldoende geïnformeerd en eenzijdig is. Het ontgaat de leiders echter dat het populisme in één opzicht dichter bij de waarheid staat dan zij. Het wantrouwt het goed geïnformeerde gelijk als leidraad voor het handelen in de toekomst.

Zoet is het voor de populist als hij merkt dat het gelijk van de politicus geen vat krijgt op onverhoedse bewegingen in de maatschappij en in de internationale politiek. En als hij merkt dat de politicus wordt gedwongen om andere vormen van leiderschap te tonen, wrijft hij zijn handen. Want de traditionele politicus kan zijn gelijk wel aanvullen met présence, stuurmanskunst en ander licht spectaculair gedrag, maar hij blijft gebonden aan zijn kennis en inzichten. De populist daarentegen is in staat tot een veel beweeglijker leiderschap, een leiderschap dat zijn kracht ontleent aan de ongewisse toekomst zelf. Het bezit de kwaliteiten van een surfer in de branding. Telkens zoekt het de plaats waar het gebruik kan maken van de energie en het geweld van het moment, zonder zelf ten onder te gaan. Het is een leiderschap zonder principes, dat in elk gelijk de angst aanwijst – angst voor het ongewisse, angst om schuldig te worden. Zelf is het niet bang voor de toekomst.

3. Het gedachtegoed van de fascist

Toen de Noorse terrorist Breivik had toegeslagen, dook er een boekwerk op van 1500 pagina’s waarin hij zijn daden toelichtte. Dat was precies waarop politici en andere commentatoren hadden gehoopt. We zouden inzicht krijgen in het gedachtegoed van de terrorist en dan ongetwijfeld ontdekken dat kortzichtige ideeën hem tot zijn wandaden hadden gebracht. Afgezien van de vraag hoe omlijnd ideeën zijn die 1500 pagina’s nodig hebben om te worden ontwikkeld, is de gedachte dat een brutale daad als die van Breivik teruggaat op denkbeelden mijns inziens een onderschatting van het gebeurde. Hier was niet iemand die een zaak bevocht, hier was iemand die het met alle zaken gehad had, iemand die alle zaken beschouwde als vermomde gewelddaden en die alleen de pure gewelddaad nog als een vitaal signaal kon beschouwen.

Vlak na de dag van de aanslagen in Noorwegen bezocht ik in Neurenberg het terrein waarop van 1927 tot 1939 jaarlijks Hitlers Reichsparteitage werden gehouden. Wat mij het meest frappeerde waren niet de geweldige spektakels die Hitler hier aanrichtte of de enorme gebouwen die hij daarvoor neer wilde zetten, maar het feit dat het merendeel van die gebouwen nooit is gebouwd. In 1939 stopten de Reichsparteitage abrupt en werden de bouwactiviteiten er omheen verdaagd. Waarom? Dat is nooit een officieel toegelicht. Waarschijnlijk hadden de Reichsparteitage aan Hitlers doel beantwoord. Het doel dat ze ogenschijnlijk dienden en dat in 1939 nog lang niet was verwezenlijkt – het samenbinden van het volk, het vestigen van een nationale cultuur etc. – was kennelijk niet hun ware doel. Toen de oorlog begon, had Hitler andere middelen om de bevolking te bespelen. De verheerlijking van het Arische ras, de vorming van een Duitse volksmentaliteit en al die zaken die je het ‘gedachtegoed’ van het nationaalsocialisme zou noemen, waren dat maar tot op zekere hoogte. Het ging en het gaat mensen als Hitler niet om gedachten, of ze moesten zijn eigenlijke doel dienen. En dat eigenlijke doel is: in het aangezicht van de ongewisse toekomst ophef maken, schrik aanjagen, spektakel aanrichten, het ongewisse als een destructieve macht in de armen sluiten.

4. Antwoord op het fascisme?

De laatste tijd is vaak gezegd dat het niet zinvol is om voortdurend terug te komen op het fascisme en het nationaalsocialisme uit de oorlogsdagen. Als argument om het toch te doen, hoor je: verkeerde en kwalijke gedachten kunnen zomaar de kop opsteken. Ik zou zeggen: als het fascisme terug te voeren viel op gedachten over de superioriteit van een ras of het nut van oorlog, dan was er weinig aan de hand en dan zou het misschien goed zijn om de Tweede Wereldoorlog geleidelijk te vergeten. Oorlogen genoeg, tenslotte. Maar stel dat het fascisme – ik gooi nazisme en fascisme voor het gemak op één hoop – is waar ik het voor houd: een nihilisme dat gevaarlijk is, omdat het een moment van waarheid in zich draagt dat de burgermaatschappij het liefst negeert, dan zouden we de oorlog tot Sint Juttemis moeten blijven herdenken.

Het moment van waarheid in het fascisme is, dat het de onredelijkheid van het maatschappelijke en natuurlijke leven onderkent. Het gevaar van het fascisme is, dat het die onredelijkheid beantwoordt met opportunistische wilskracht en geweld. Een antwoord op het fascisme zou je verwachten uit de hoek van religie en ethiek. Religie en ethiek hebben altijd aandacht gevraagd voor de onbepaalbaarheid van de toekomst en stelden daar, anders dan het fascisme, bescheidenheid en overgave tegenover. Dit antwoord dringt echter niet door. Voor politici en andere leidslieden, ook de christelijke, is, althans in ons land, de onbepaalbaarheid van de toekomst geen thema. Hun visioenen en programma’s pretenderen altijd het complete bestaan te dekken, alsof het maatschappelijke bestaan ook het complete bestaan is en het burgerlijke leven binnen de Hollandse dijken samenvalt met het normaal menselijke leefpatroon. Onder de druk van het populisme is de bereidheid om de eigen politieke totaalvisie te relativeren zelfs nog afgenomen. ‘Het volk’ wil sterke leiders en het krijgt sterke mannen en vrouwen die sterker dan ooit aan het eigen verhaal gebakken zitten. Voor populisten is dit alsnog een zwaktebod: opschuiven in de richting van de zakelijk correcte machtspolitiek van de fascist, maar die willen verhullen met een betekenisloos verhaal.

5. Overgave aan de toekomst

Politici en andere leidslieden zijn niet helemaal blind voor de sterke kanten van het populisme. Ze leren het nut van de opgezette borst en beginnen ophef en spektakel te waarderen. Ze zien in dat het surfende overwicht op de toekomst belangrijker is dan een gedegen exposé van de feiten. Af en toe verzucht een criticus dat het in het debat om de inhoud zou moeten gaan, maar deze kritiek verschrompelt naast de waarheid van het populisme: dat in contact met de werkelijkheid nog iets heel anders nodig is dan alleen maar een goed verhaal.

Het zal duidelijk zijn dat dit wat mij betreft niet de lessen zijn die uit het populisme getrokken moeten worden. Ik zou willen dat er aandacht kwam voor een ethische of religieuze verhouding tot de onbepaalbaarheid van de toekomst. Daaronder versta ik een verhouding waarin de mens accepteert dat er gehandeld en geleden moet worden, dat er keuzes moeten worden gemaakt en dat betekenis niet een gegeven is, maar ontvangen en geloofd moet worden. In die verhouding verhoudt men zich tot een wereld van mogelijkheden, tot de God ‘bij wie alles mogelijk is’ of, seculier gesproken, tot de ethische gemeenschap die verleden en toekomst omvat. Deze horizon ontneemt ons het oordeel, het laatste ja of nee, en ook in de meeste gevallen het geweld, en leert ons dat onze projecten voorlopig zijn en wijzelf nog onaf. Waar de fascist in de onbepaalbaarheid van de toekomst aanleiding ziet om amoreel te handelen en in zijn daden de leegheid aan te tonen van het gewone, op beetjes informatie en vertrouwen drijvende bestaan, zal de ethisch-religieuze mens – niet het gewone bestaan omhelzen, maar zich overgeven aan de toekomst, die hij evenmin kent als de fascist, maar die hem, dankzij zijn geloof, zoveel vertrouwen inboezemt, dat hij niet de ondergang van het gewone eist, maar alleen dat het zijn eigen voorlopigheid erkent.

Ik merk dat het mij moeite kost om in kort bestek een ethisch-religieuze levenshouding te schetsen die de fascist de wind uit de zeilen kan nemen. Het is niet eenvoudig om zo te denken en te leven dat je de onbepaalbaarheid van de toekomst niet wegredeneert, met spektakel overstemt of, in een laatste daad van vertwijfeling, met geweld bijvalt. Ik zou gewend willen zijn om bescheiden te denken, ‘geknikt’, zoals Willem Jan Otten het noemt, met alleen woorden als deemoed, volharding en verwachting in mijn woordenboek. Maar waar doe je die gewenning op? In een religieuze gemeenschap. Maar de religieuze gemeenschap die ik ken, de kerk, heeft zo dikwijls het eigen gelijk bezongen en de eigen waarheid verkondigd. En tegenwoordig doet ze haar best in de school van het populisme. Ze leert om ophef te maken, spektakel te veroorzaken en leiderschap te tonen. De kerk die ik nodig heb, biedt juist een alternatief voor spektakel en ophef. Precies waar Breivik met zijn kogels de leegte aantoonde, toont zij de volheid aan, met halve woorden, gebed en geloof. Ik weet dat deze kerk bestaat, maar haar te vinden is nog niet zo gemakkelijk.

Udo Doedens