Dialectiek als hoopvolle realiteit
Over de ecclesiologie van Andrew Root
Tijdens de paasvakantie las ik elke dag een uurtje uit Churches and the crisis of decline. A hopeful practical ecclesiology van Andrew Root. Een opwekkende ervaring. De bron die Root in mijn binnenste aanroerde, begon zodanig te borrelen dat ik fysiek vreugde ervoer. Een sterk contrast met mijn normale nogal sombere gevoelens en gedachten omtrent de huidige kerk en de wereldsituatie van oorlog, populisme en klimaatcatastrofe.
Realiteit van kerk en wereld
Andrew Root (1974) is praktisch theoloog, lutheraan en Amerikaan. Zijn boeken gaan over jeugdwerk, gemeenteopbouw en predikantschap. Onlangs is er een titel van hem in het Nederlands vertaald: Wachten op God (2024), met Blair D. Bertrand als co-auteur. Volgens ingewijden is dit een toegankelijke inleiding in Roots denken. Karl Barth speelt in dit werk evenwel nauwelijks een rol, terwijl juist diens aanwezigheid mij zo aanspreekt in Churches and the crisis of decline.
Voor Churches and the crisis richt Root zich op de tien predikantsjaren voordat Barth aan de universiteit gaat werken. In deze kerkelijke praktijk, dus niet in de academie, ligt volgens Root de kiem van Barths theologie. Daarmee wil hij zeggen dat het ook bij Barth niet in de eerste plaats om een denkexercitie gaat of de bouw van een theologische kathedraal – wat dus door menigeen wél zo wordt opgevat – maar om de realiteit van kerk en wereld. Die wordt in Barths tijd getekend door industrialisatie en de daarbij komende onderdrukking van arbeiders én door de Eerste Wereldoorlog. De liberale theologie staat in deze context met haar positieve mensbeeld met lege handen.
Secularisatie is in Roots boek een gegeven. De auteur bezigt veelvuldig de term ‘immanent frame’ uit het denken van de Canadese filosoof Charles Taylor. Hiermee bedoelt hij dat de moderne mens zich eigenlijk geen transcendente God meer kan voorstellen. Behalve Taylor citeert Root ook de Duitse socioloog Hartmut Rosa die de term resonantie doordenkt. Resonantie staat voor een niet-passieve levenswijze waarbij ‘doen’ en ‘hebben’ ruimte maken voor ZIJN.
Het vierde en meest gewaagde onderdeel van Churches and the crisis is de door Root bedachte gemeente Saint John the Baptist, die na een korte opleving onder leiding van een kerkplanter en een vernieuwingspoging door een sociaal bewogen predikant ophoudt te bestaan. Het kerkgebouw is nu een pub. Dan herschrijft Root de geschiedenis. Zijn hervertelling begint bij de kerkplanter die de gemeente wil doen groeien met behulp van wervingsacties en een doelgroepenbenadering. Hoewel zijn initiatieven nieuw elan opleveren, blijven sommige oorspronkelijke leden er ook door weg. Bovendien: alle activiteiten zijn afhankelijk van de charismatische pastor. De kerkplanter houdt het niet vol en vertrekt. De gemeente is verweesd en vraagt zich af: moeten we nu die sociaal bewogen predikant die God niet meer ter sprake brengt, aanstellen? Er is twijfel en onderlinge strijd. De vlam van het kerkelijk leven kwijnt. Dan sterft een geliefd gemeentelid en haar kleinzoon Woz meldt zich bij de bijbelgroep. Hij heeft zijn oma beloofd God te zoeken. Dus hier is hij. De groep voelt zich door Woz’ vraag overvallen en weet niets te zeggen. En dat is ook goed, zegt Root, want God is geen product dat je in een paar lessen leert en vervolgens ‘hebt’. De groep is wel bereid om zich met Woz te verbinden en samen met hem op zoek te gaan. Het begin van een transformatie.
In deze fictie staat de kerkplanter symbool voor het piëtisme dat de wereld afwijst, maar wel volop gebruik maakt van wereldse concepten als groei, relevantie en effectiviteit. De sociaal bewogen predikant staat voor een volstrekt immanente manier van geloven. Woz is de personificatie van ‘de wereld’. Met zijn vraag brengt hij God ter sprake en ontstaat er nieuw leven in de noodlijdende geloofsgemeenschap. Zo koppelt Root op een onbevangen manier het hedendaagse kerkelijke leven aan Barths situatie van een eeuw geleden. Barth zet zich als zoon van een piëtistische dominee af tegen zijn vader en gaat in Duitsland in de leer bij liberale theologen. Eenmaal predikant in Safenwil raakt hij teleurgesteld in deze theologie. Hij raakt gefascineerd door de pastorale theologie van Johann en Christoph Blumhardt. Hij concludeert dat God opnieuw ter sprake moet komen. Maar dan wel als God, dus niet als een concept of ander woord voor liefde of goedheid. Want één ding weet Barth zeker: God is wat anders dan luidkeels humaniteit roepen.
Wachten op God
Root stelt dat kerken als Saint John the Baptist zich in navolging van pastor Barth opnieuw moeten richten op deze transcendente God, die – hoewel onmogelijk – zich toch laat kennen in de wereld en wel op dialectische wijze: als licht in het duister, leven in sterven, kracht in zwakte, oneindigheid in eindigheid, genade in oordeel, leven in dood. Deze dialectiek is volgens Barth en Root geen theorie maar realiteit. Woz wil God vinden, maar ontdekt dat hij gevonden is. De ruziënde kerkleden ontdekken dat ze geen reddingsplan moeten maken of nieuwe dominee moeten aanstellen, maar moeten wachten op God. De dood van een geliefd gemeentelid wordt door de komst van Woz een teken van nieuw leven. Kortom de dialectische werkelijkheid ontvouwt zich. En het is aan de kerk deze werkelijkheid te zien en te vertolken en dat in de eerste plaats door te wachten op God.
Root duidt dit wachten met resonantie, een attitude tussen ‘je eigen lot in handen nemen’ enerzijds en ‘passief achterover leunen’ anderzijds. Het belangrijkste is dat men met resonantie afstand neemt van maakbaarheid en doenerigheid, ook in de kerk. De hemel is níet gesloten. God handelt en spreekt op onverwachte momenten en op ongedachte plaatsen maar vooral in Christus. En met dit laatste wil Root, samen met Barth, voorkomen dat de kerk zich door de existentiële dialectiek van de wereld afwendt. Want het tegendeel is noodzakelijk. Immers in Christus verbindt God zich helemaal en totaal met de wereld (enhypostase) en in Christus wordt de wereld helemaal en totaal verbonden met God (anhypostase).
Dit is dialectiek waar je je tanden op kan stukbijten maar die Root zonder schroom in Saint John the Baptist aan het licht brengt. Daar wijden de leden zich opnieuw aan God, elkaar en de wereld, maken ze muziek (brengt Root in verband met Barths liefde voor Mozart), zijn ze met de lijdenden, bidden ze en lezen ze uit de Bijbel. Wanneer Woz zijn nieuwe kerkvriend Herbert in het ziekenhuis bezoekt en aarzelend met hem bidt, vraagt Herberts kamergenoot of Woz dat niet ook met hém wil doen. En zo wordt Woz, de God-zoeker, een door God gezondene. In gebed verbindt hij zich met Herberts kamergenoot en in datzelfde gebed wordt de kamergenoot verbonden met God. Waaruit blijkt: dialectiek is geen hersengymnastiek, maar hoopvolle realiteit.
Elders vernam ik de kritiek dat Andrew Root geen oplossing voor de kerk biedt. Een kritiek die de essentie van Roots verhaal volkomen negeert. Want er is geen oplossing. God is! Het enige wat ons te doen staat is daarop te vertrouwen en vanuit dit vertrouwen God en de wereld lief te hebben. Daarop zet Root zijn kaarten, en ik ook.
Aan het einde van het boek is Saint John the Baptist geen relevante kerk of groeiende gemeenschap, maar wel een gemeente die leeft. In Christus. Dat lijkt mij meer dan genoeg.
Hetty Boersma
Ds. Hetty Boersma is predikant in Enkhuizen.
Andrew Root, Churches and the crisis of decline. A hopeful practical ecclesiology, Grand Rapids 2022, 288 pagina’s.
In de Waagschaal, nr. 8, 17 augustus 2024