De winst van de verkiezingen
De uitslag van de verkiezingen was voor iedereen een schok, voor de winnaar Wilders nauwelijks minder dan voor zijn tegenstanders. Ook ik was geschokt. Maar, merkte ik de volgende dag, toch minder dan veel anderen, die de straat op gingen voor protest of om een menselijke keten rond een stadhuis te vormen. Alsof Nederland op slag veranderd was, als door een rechtse staatsgreep. Ja, het was en is – zoals dat heet – een politieke aardverschuiving, en toch ook niet. In een zeker opzicht werd je the day after wakker in een ander land, en toch ook niet. Met name de VVD bespeelt in campagnetijd al jarenlang dezelfde sentimenten als waarop de PVV nu de overwinning mede heeft behaald. Niet voor niets zette de VVD de deur naar Wilders open, veel meer dan naar links. En ook Omtzigt noemde GL-PvdA een wel heel moeilijke regeringspartner… Nederland was – mede door jarenlang Rutte – en is een rechts land.
Het is niet moeilijk om een ‘verliesrekening’ van de verkiezingsuitslag op te stellen. Die telt vele posten, van klimaat tot migratie, de positie van minderheden, het respect voor instituten, voor de onafhankelijke journalistiek, voor de rechtsstaat, en dan ben ik er nog lang niet. Die zorgen krijgen terecht aandacht, en dat moet zeker zo blijven. Maar de winst van deze verkiezingsuitslag blijft dan buiten beeld en het lijkt mij van belang die te benoemen. Want er zit een aanknopingspunt voor een vruchtbaarder houding tegenover de verkiezingsuitslag dan de morele verontwaardiging – aanvankelijk zelfs morele paniek – over de stem op de PVV. Na iedere uitslag klinkt steevast dat de kiezer gelijk heeft, zij het vrijwel altijd als verzuchting en veelal gevolgd door een ‘maar’. Deze keer was, als ik het goed begrepen heb, een belangrijk ‘maar’: ‘eigenlijk mag je niet op zo’n xenofobe, anti-rechtsstatelijke (… enzovoorts) partij als de PVV stemmen.’ Inhoudelijk kan ik dat volgen. Maar er kruipt iets ondemocratisch in als dit in mindering wordt gebracht op het gelijk van de kiezer, en men in feite toch het eigen morele gelijk poneert dat men ten onrechte niet van de kiezer heeft gekregen. De kiezer heeft gelijk. Punt. En er moet dan ook een kabinet komen dat aan deze uitslag recht doet. Dat is democratie.
De winst
De winst van de verkiezingen is om te beginnen dat de stand van het land onmiskenbaar duidelijk is geworden – na de jaren Rutte. Dat die slecht is, kun je maar beter weten, en in die zin is het winst dat dat niet zoals de afgelopen jaren met een stem op de VVD onder de radar is gebleven. De onvrede en het wantrouwen ten aanzien van de politiek en de overheid zijn enorm. Veel daarvan is ook voor mij als niet-PVV-stemmer herkenbaar. Het zijn de toeslagen-ouders tegenover de grote bedrijven met hun coulante, belastingontwijkende ‘rulings’ met de overheid. Of de Groningers tegenover de NAM, de ‘olies’. Het is het alsmaar toenemende verschil tussen inkomsten uit arbeid en uit vermogen. De vraag van veel proteststemmers is ook mijn vraag: wie komt nou werkelijk voor ons op, wie vertegenwoordigt mij? Al denk ik daarbij allereerst aan klimaatbeleid en het begunstigen van een duurzame en gezonde keuzes en het belasten van het tegendeel, en niet aan asielmigratie. Die onvrede is een gemengd geheel van linkse (publieke voorzieningen, betaalbaarheid van het leven) en rechtse (migratie, Europa) overwegingen
Die onvrede is er, en die is dit keer duidelijk opgevangen en gekanaliseerd in het democratisch systeem. Ook dat is winst. Op een partij met zelf een bedenkelijk democratisch gehalte, maar toch. De proteststem is ook engagement. Veel niet-stemmers, teleurgestelden en afgehaakten zijn hiermee aan boord gekomen. De kunst is om ze aan boord te houden, of ze verder aan dek te trekken. Er zal daarom een regering gevormd moeten worden die op een goede manier recht doet aan de verkiezingsuitslag. Maar heel het politieke systeem zal zich in moeten spannen om de stem van de kiezer te verstaan en het gelijk van de kiezer tot zich door te laten dringen.
De opdracht voor de verliezers, voor het midden en meer nog voor links, is daarmee ook duidelijk. Zij zullen betere volksvertegenwoordigers moeten zijn en dat vooral ook moeten laten blijken aan het volk. Dat is wat anders dan vertegenwoordiging van en communicatie met de eigen achterban, waartoe partijpolitiek in toenemende mate neigt. De oppositie tegenover een naar verwachting rechts kabinet biedt een uitgelezen kans om de onvermijdelijke teleurgestelde kiezers aan te spreken en hen betere oplossingen te bieden. Laat linkse en progressieve partijen proberen iets van geloofwaardigheid terug te krijgen waar ze die verspeeld hebben. Bij ‘het volk’.
Normalisering van rechts-radicaal denken?
Terecht waarschuwen politicologen en opiniemakers voor het gevaar van de nog verder voortschrijdende normalisering van radicaal-rechts gedachtegoed. Dat ondergraaft de democratie en de rechtsstaat. Moeilijk om je daar geen zorgen over te maken als er een regering komt met de PVV als grootste partij, met haar populisme en haar polemische retoriek tegenover moslims, rechters, journalisten en andersdenkenden. Een deel van de kiezers stemt hier uit overtuiging voor, een ander deel ziet er geen bezwaar in. De verhouding van beide kiezersdelen is onduidelijk. Beide zijn ernstig.
De vraag is wel: hoe ga je die normalisering tegen? Ik denk niet door een cordon sanitaire achteraf, na de verkiezingen. Zo’n buitenparlementaire actie is moreel begrijpelijk en ze getuigt van zorg voor de democratie. Maar ze ondermijnt die tegelijkertijd door niet binnen het democratische systeem te opereren: het probeert de uitkomst van het democratische proces ondemocratisch te verhinderen en zendt daarmee onbedoeld het signaal uit dat dat systeem niet sterk staat en, erger nog, waar nodig ook omzeild moet worden. Frans Timmermans sprak op de verkiezingsavond over het verdedigen van de democratie. Dat doe je vooral door zelf democratisch te blijven handelen en – zo mogelijk – nog meer democraat te worden dan je al was. Door voluit vertrouwen te hebben en te houden in het systeem en dat overeind houden, ook als de uitslag je niet bevalt. En door binnen dat systeem alle vormen van ondermijning te bestrijden. Dat is democratie. En waar partijen wantrouwen zaaien, is duidelijk wat je er tegenover moet zetten. Vertrouwen. Als we dat nog hebben tenminste.
Coen Constandse
In de Waagschaal, nr. 1, 13 Januari 2024