De wapenrusting van de christen

II

Het kan bijna niet anders dan dat het thema ‘De wapenrusting van de christen’ vandaag, behalve dat het ons aan de Bijbel herinnert, ook nog heel andere gedachten bij ons oproept. Aan de horizon van heel ons leven staat vandaag als een donkere wolkenband die andere oorlog waarin nu mensen tegenover mensen staan. Daarvoor is nu ook een heel menselijke uitrusting nodig, die echter – of het ons nu wel of niet bevalt – ook ons christenen zeer aangaat. Het is de oorlog, die sinds de herfst van vorig jaar[16] al in eerste aanzet met de nodige verschrikkingen uitgebroken is, maar nu ook werkelijk helemaal met alle verschrikkingen dreigt los te barsten. Daaraan hebben ook wij Zwitsers, ook wij christenen in Zwitserland, door de noodzakelijke voorbereidingen ter bescherming van onze vrijheid en neutraliteit deel, zonder te kunnen weten of wij niet ook nog op een heel andere manier er deel aan zullen hebben. Wij moeten en willen nu ook in alle rust over deze oorlog en hoe we ons er op moeten voorbereiden spreken. Het mag ons niet verwonderen, wanneer wij daarmee |17| om te beginnen op een heel ander terrein en in een heel andere sfeer terechtkomen.

Waarom is er vandaag oorlog en waarom moet met het oog daarop bewapend worden? Het zou een vergissing zijn, wanneer je vandaag meteen zonder meer over wereldkapitalisme of volkerenhaat, over imperialisme van de grote staten, over de praktijken van de wapenindustrie of over de oorlogslust van hoge militaire /133/ kringen als oorzaken van de oorlog zou spreken, of wanneer je die in algemene zin uit gebrek aan begrip en goede wil zou willen verklaren. Een paar van deze factoren spelen vandaag ook zeker een rol. Maar het zijn niet deze dingen die tot de huidige oorlog geleid hebben. De verwijzing daarnaar mag 25 jaar geleden tot op zekere hoogte terecht geweest zijn, waakzame vrienden van de vrede zullen deze begrippen vandaag maar beter niet meer in de mond nemen. En uitgerekend christenen mogen dat zeker niet doen. Het volstaat vandaag niet, wanneer je de oorlog als waanzin bestempelt, die alleen in allerlei dwaasheid en boosheid van mensen zijn oorzaak heeft.

Alle verstandige mensen, en nog weer op heel andere manier: alle christenen, zijn het erover eens dat oorlog onder alle omstandigheden iets onzegbaar verschrikkelijks is. Hij dient tegen bijna elke prijs voorkomen te worden. Tegen bijna elke prijs! Er is namelijk een prijs die met een goed geweten – ook om dit verschrikkelijke te vermijden, ook om de vrede te behouden –, niet kan worden betaald. In de herfst van vorig jaar lag deze prijs op tafel, en omdat deze prijs niet betaald kon en mocht worden, daarom is er vandaag oorlog, daarom moest en moet ook de |18| Zwitser voorbereid zijn op en klaar staan voor de mogelijkheid van een oorlog. De vrede die de volkeren van Europa in de herfst van vorig jaar werd aangeboden betekende namelijk de verdere uitbreiding van de heerschappij van een geest, die in waarheid een on-geest is: een geest van bewuste leugen, opzettelijk onrecht, principiële mensenverachting en schoffering. Je kunt hem, nadat hij nu zeven jaar de tijd had, zich zo te openbaren, niet meer anders dan zo verstaan en typeren. De heerschappij van deze on-geest is nog erger dan oorlog. En omdat we voor de keuze van die vrede stonden, die de erkenning van de zich uitbreidende heerschappij van de on-geest zou hebben betekend, daarom moest in de herfst van vorig jaar voor oorlog gekozen worden.

Je kunt dit keer niet, zoals in 1914, zeggen, dat zij die dit deden van hun kant redenen hadden om op oorlog uit te zijn. Je kunt dit keer ook niet zeggen dat zij niet alles wat menselijk mogelijk was gedaan hebben om het te voorkomen. Zij deden het tot vlak aan de grenzen, misschien al over de grens van dat wat te verantwoorden was heen. Velen van ons zijn al in de herfst van /134/ 1938, velen nog eerder, geschrokken over het feit dat men het ter wille van de vrede zo ver liet komen. De vrede, die wij in de laatste jaren kenden, was een zo duur gekochte vrede, dat je je daarover niet meer kon verheugen. Maar hoe het ook zij, men had zich dit keer ingezet voor de vrede tot het niet meer ging, tot de vruchteloosheid van alle raadgevingen, waarschuwingen en smeekbedes evident was. Men koos oorlog, toen de maat niet alleen vol was, maar overliep. Dit is het wat je voor ogen |19| moet houden wanneer je vandaag de roomse Paus, de bisschoppen van de Scandinavische protestantse kerken, de (evangelische) groepen en andere christelijke en dergelijke kringen zich moeite ziet getroosten voor een zo mogelijk onmiddellijke vrede tot iedere prijs – als zou daar goeds van te verwachten zijn, als wist men niet met wie en wat men, ook de meest oprechte vriend van de vrede, van doen had.[17]

Ook de meest oprechte vriend van de vrede staat op dit moment voor een uiteindelijk heel eenvoudige vraag: ben je op de hoogte van het expliciete en ondubbelzinnige programma dat klaarligt om uitgevoerd te worden, waarin heel Europa en later zelfs de hele aarde tot ‘invloedssfeer’ of tot ‘levensruimte’[18] van een bepaald Europees volk gemaakt zal worden, dat men ervan overtuigd heeft dat het in staat is om de rol van Herrenvolk boven alle andere volkeren uit te oefenen en daartoe bestemd is, en dat in de afgelopen zeven jaar systematisch en met alle middelen tot uitoefening van deze rol opgevoed en gedresseerd is? Is het je duidelijk dat het uitvoeren van deze bedoeling zou betekenen dat wij allemaal – en ook onze kinderen – zouden capituleren voor het geweld en de heerschappij van die on-geest en in een situatie zouden terechtkomen, waarin je alleen kunt leven door mee te huilen met de wolven in het bos, of door schaamteloos verstoppertje te spelen met de heersende macht of ook aan onderdrukking en mishandeling bloot te staan. Is het je bekend, dat het diegenen die dit voor ogen staat met dit voornemen onverbiddelijk en fanatiek ernst is en dat het een goedaardige, maar gevaarlijke fantasie is te geloven dat er met hen te praten zou zijn? Is het je verder bekend, dat dit |20| voornemen zich niet tot woorden en papier heeft beperkt en dus niet alleen maar voornemen is gebleven, maar al in een hele reeks van maar al te publieke en ongehoorde daden met de precisie van een uurwerk en met de /135/ onafwendbaarheid van een lawine in het werk gezet is? Wat heb je daarop te zeggen en hoe denk je daartegen stelling te nemen? Kun je het verantwoorden om geen verzet te bieden tegen de uitvoering van dat programma? En als je dat niet kunt verantwoorden, welk ander verzet had je in gedachten of zou je nu voorstellen dan precies dat verzet waarvoor in de afgelopen herfst, na lang goed te begrijpen en goed te verdedigen aarzelen is gekozen?[19] Maar wanneer je geen ander verzet kunt bedenken, dan kan en mag je deze oorlog niet als waanzin bestempelen en alleen maar zeggen dat die als zodanig zo snel mogelijk moet worden gestopt, dan kan en mag je diegenen die ervoor gekozen hebben en moesten kiezen niet willen afvallen. Dat is wat tegenwoordig ook de meest oprechte vriend van de vrede – en dat zijn wij hopelijk allemaal – zichzelf moet afvragen en tenslotte tegen zichzelf moet zeggen.

Tegen deze oorlog moet helaas in het volle bewustzijn van de verschrikkelijkheid van welke oorlog ook ja gezegd worden. Deze oorlog lijkt op wat de brandweer met de nodige voorzichtigheid maar tegelijk met kracht probeert te doen om een brandend huis te blussen om te voorkomen dat de hele straat in brand komt te staan, hoewel daarbij door het bluswater misschien evenveel beschadigd en vernield wordt als door het vuur dat geblust moet worden. Het lijkt op een – omdat al het andere niet meer helpt – door een arts hopelijk ter zake kundig te verrichten operatie, waarbij wel tamelijk veel bloed, misschien ook een heel lichaamsdeel van de patiënt |21| opgeofferd moet worden, of zelfs zijn leven zelf in acuut gevaar moet worden gebracht, om misschien zo zijn leven te redden. Het lijkt op wat de politie, maar ook ouders en bij tijden ook leraren moeten doen wanneer zij een ordeverstoorder, die op geen enkele andere manier te bereiken valt, zonder er zin in te hebben, maar ook zonder sentimenteel te zijn, met mate en in proportie – om te voorkomen dat de wanorde totaal wordt – een vastberaden optreden laten zien, hoewel dat voor beide partijen zeker een pijnlijke en ook gevaarlijke onderneming zal zijn. Laat het zo zijn dat al dergelijk handelen van de brandweer, de dokter of de leraar, wanneer het willekeurig en overbodig is, een wandaad is, niettemin zijn er werkelijk toch situaties waarin hun handelen geen wandaad is, maar hoe hachelijk, precair en gevaarlijk ook een juist en noodzakelijk handelen is. Wanneer wij ons niet compleet vergissen zijn wij vandaag met betrekking tot de oorlog in de positie dat wij hetgeen riskant is /136/ niet achterwege kunnen laten om wat nog riskanter is te vermijden. Gezien de verdediging tegenover het Rusland van Stalin waartoe Finland zich plotseling gedrongen zag, zullen maar weinigen dat wagen te bestrijden.[20] Maar het gaat er ook bij de andere, grotere en ons nog meer direct aangaande verdedigingsoorlog heel eenvoudig om de poging de ‘revolutie van het nihilisme’[21] tegen te houden, die ons leven van alles zou ontdoen wat het waard maakt om geleefd te worden. Er is reden om te bedenken dat het bij hun triomf uitgerekend met die vrijheid gedaan zou zijn waarin alle andere vrijheden gegrond zijn, namelijk de vrijheid om het Evangelie te horen en het te verkondigen. De on-geest weet goed wat hij juist van de kerk te vrezen |22| heeft. Zou hij zijn weg tot het eind toe kunnen gaan, dan zou er ook geen kerk meer over zijn. Het is noodzakelijk om te proberen zijn triomf te verhinderen, en dat geldt daarom ook van de bewapening die voor dit streven vereist is.

Bij dit streven, inclusief de bewapening die met het oog daarop nodig is, zijn ook wij Zwitsers betrokken. Onze mobilisatie met al wat die voor bijna iedere familie van ons volk aan zorgen en aan persoonlijke en economische offers met zich meebrengt en nog met zich meebrengen zal, de hele immense krachtsinspanning voor ons leger die de laatste jaren aan de mobilisatie voorafging en die er nu verder mee gepaard zal moeten gaan – dat is onze bescheiden bijdrage aan de oplossing van de grote Europese kwestie, ons deel van de verantwoordelijkheid voor de poging dat ergere af te weren. Wij zijn dus niet alleen maar toeschouwers bij datgene wat daarbuiten al gebeurt en hetgeen nog wordt voorbereid. Maar juist dat is onze uitermate actieve deelname aan dit gebeuren. Wij zeggen nee tegen de, natuurlijk ook door vele Zwitsers gekoesterde gedachtegang, als zou onze rol bij wijze van spreken erop neerkomen dat we ontheven zijn van de verplichting om als lid van de volkerengemeenschap actief mee te werken en ons steentje bij te dragen. Wij zeggen ja tegen en zetten ons metterdaad in voor een vrij Europa, en dat houdt ook in dat wij met de bereidheid onze grenzen te verdedigen van harte ja zeggen tegen en ons metterdaad inzetten voor het vrije Zwitserland. Wij zeggen ja tegen dit vrije Europa op onze manier, zoals die ons door onze plaats en geschiedenis ons is toebedeeld. Het vrije Zwitserland is volgens haar eigen plechtig afgelegde verklaringen het neutrale Zwitserland. Onze neutraliteit betekent niet, dat wij /137/ afzien van alle activiteit. Zij betekent niet, dat wij niet |23| weten en ook niet openlijk zouden durven en ook moeten zeggen, dat het bij de beslissing, waar de Europese volkerengemeenschap nu voor staat, ook om onze eigen zaak gaat. Hoe zou het neutrale Zwitserland het vrije Zwitserland zijn wanneer wij dat mogelijk niet weten en niet openlijk zouden mogen en moeten zeggen? Persoonlijk ben ik in ieder geval van mening dat het voor ons waardiger zou zijn geweest, en dat misschien veel onheil dat al is voorgevallen vermeden had kunnen worden, wanneer wij onze neutraliteit al lang niet meer als onze Zwitserse privéaangelegenheid, maar in het kader van een bond voor verdediging en verzet met de overige kleinere staten binnen Europa hadden opgevat en uitgedragen. Maar die neutraliteit kan ook in het isolement, waarin wij die tegenwoordig vormgeven, in geen enkel geval inhouden dat we veroordeeld zijn tot historische inactiviteit. Hoe zouden we ons dan niet oog in oog met onze eigen geschiedenis moeten schamen! En hoe gevaarlijk zou dan de vraag: ‘Kleine man, wat nu?’[22] op een dag – namelijk op dat moment wanneer de anderen het hunne hebben gedaan, terwijl wij in de loge zaten – op ons af komen! Onze neutraliteit betekent eenvoudig dat wij uit onszelf geen oorlog zullen beginnen en dat wij uit onszelf niet in een andere oorlog zullen ingrijpen. Over een ‘eeuwige’ neutraliteit van Zwitserland had men maar beter niet kunnen spreken, net zo min als over een ‘eeuwig’ Duitsland; want wat eeuwig is daar hebben mensen niets over te zeggen. Het is helemaal voldoende dat wij, voor zover het van ons afhangt, vastbesloten zijn tot een bestendige neutraliteit in deze zin. Daartoe moeten wij in ieder geval ook nu vastbesloten zijn. Wij kunnen ook |24| uit onszelf niet aan deze oorlog deel willen nemen. Het zou ten opzichte van onze vroegere plechtige verklaringen woordbreuk zijn wanneer we dat zouden doen. Wij zouden ons daarmee, ook wanneer we het nog zo goed zouden menen, aan dezelfde trouweloosheid schuldig maken die juist een van de ergste eigenschappen van de on-geest is, waartegen we ons vandaag moeten verweren. Onzerzijds hebben wij de bedreigde Europese orde in die zin in stand te houden, dat wij de ons beloofde en gegarandeerde neutraliteit in stand houden. Met de bedreiging van de Europese orde wordt ook onze neutraliteit bedreigd. En juist omdat wij proberen die te beschermen, beschermen wij van onze kant ook de Europese orde. Dat is voor ons de zin van deze /138/ oorlog: dat we dat moeten doen. Met het oog daarop staan onze soldaten aan onze grenzen. Met het oog daarop moeten de lasten van onze mobilisatie door ons allemaal gedragen worden. Vanuit dit perspectief is dat alles de moeite waard. Het is dus ook zo dat wat bij ons moet gebeuren werkelijk geen waanzin is waaronder je je alleen maar morrend en tegenstribbelend zou hebben te buigen. Het is ook niet alleen een Zwitserse noodzakelijkheid, maar tegelijk ook een menselijke noodzakelijkheid: de bevestiging van onze solidariteit met de beslissing die de huidige Europese volkerengemeenschap, wanneer ze haar verantwoordelijkheid neemt, op een dag niet meer uit de weg kan gaan.

Pagina's: 1 2 3 4 5