De vergelding
Een whodunit in oorlogstijd
Het oorlogsboek De vergelding van Jan Brokken leest als een whodunit. Door een losgetrokken stroomdraad van een elektriciteitsmast aan de dijk komt een Duitse soldaat om het leven. Daarbij is het niet alleen de vraag wíe ‘het’ gedaan heeft. Van begin tot eind blijft de vraag: Wát is er nou precies gebeurd aan die dijk bij het dorp waar Brokken opgroeide? Op die vraag krijg je geen eenduidig antwoord en mede daarom blijft er uiteindelijk ook niet één dader over. De ene na de andere dorpsbewoner blijkt er op de een of andere manier bij betrokken te (kunnen) zijn. Vandaar dat je de ondertitel steeds beter gaat snappen: ‘een dorp in tijden van oorlog’.
Ondertussen ben je als lezer in de huid gekropen van meerdere mogelijke ‘daders’ van de sabotage bij de vlasfabriek op Het Sluisje, waarop een verschrikkelijke vergelding volgde. In zijn historische en actuele zoektocht in en rond Rhoon, onder de rook van Rotterdam, heeft Brokken zich zo ingeleefd in de betrokken personen, en hij heeft dat vervolgens zo empathisch opgeschreven, dat je deze mensen stuk voor stuk een beetje begint te begrijpen. En voor je het weet, ben je dan met je eigen activiteit of juist passiviteit in zekere zin ook mededader. Misschien is dat trouwens wel wat elk goed verteld verhaal met je doet.
De daad van sabotage lijkt met zowel vergeldings- als verzetsmotieven te zijn gepleegd. De titel ‘De vergelding’ krijgt zo nog een andere dimensie. Ook de aanslag zelf lijkt in eerste instantie een daad van vergelding te zijn geweest: niet alleen tegen gehate Duitse soldaten, maar ook tegen moffenmeiden uit het dorp. Vergelding roept vergelding op, maar die treft zoals vaak gebeurt onschuldigen. Wat dóe je dan, wanneer je als mede-betrokkene bij deze daad vanuit vergeldings- of verzetsmotief, stilzwijgend de schuld in de schoenen laat schuiven van de omwonenden, van wie in de Duitse vergeldingsreactie zeven mannen werden geëxecuteerd, de huizen in brand gestoken en de gezinnen berooid achtergelaten? Brokken reconstrueert trouwens ook hoe ‘fout’ deze lukrake vergelding vanuit Duitse optiek was. Er hadden eigenlijk veroordeelde verzetsstrijders voor gedood moeten worden. Maar wat is er dan ‘goed’ aan zo’n reglementaire vergelding? En hoe ‘goed’ is het om met verzetsdaden zulke vergeldingen uit te lokken?
We weten natuurlijk dat, zeker in oorlogstijd, ‘goed’ en ‘fout’ niet eenduidig van elkaar te onderscheiden zijn. Toch blijven we in de geschiedenis en in verhalen, in de levens van mensen, zoeken naar het goede te midden van het kwade. Brokken laat je in die zoektocht meevoelen, zowel met deze mensen van Rhoon in oorlogstijd als met hemzelf, de met hun dorpsleven verbonden onderzoeker en schrijver. In zijn reconstructie van de gebeurtenissen aan de hand van processtukken, getuigenverhoren en interviews leer je ménsen kennen, misschien wel dé mens, en dus ook jezelf.
Brokken beschrijft ook de naoorlogse juridische maatregelen vanwege de oorlogsmisdaad van de Duitse vergeldingsactie op de dijk. Het doet goed om te weten dat hier tot op zekere hoogte recht is gedaan, ook al concludeert Brokken dat er in de verhoren dieper doorgevraagd had moeten worden om de onmenselijkheid van deze misdaad beter te achterhalen. Achteraf besef ik dat Brokken van geen van de betrokkenen als persoon een onmens maakt. Ook niet van de oorlogsmisdadiger die voor de vergeldingsactie verantwoordelijk is, er met een te lichte straf vanaf komt en om politieke redenen vervroegd is vrijgelaten. Een mens valt niet samen met wat hij doet.
Gerben van Manen
N.a.v. Jan Brokken, De vergelding; een dorp in tijden van oorlog, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact 2013.
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019