De theoloog Karl Barth
- Pagina's:
- De theoloog Karl Barth
- Ter inleiding
- Voorwoord
- Afkomst
- Safenwil
- De brief aan de Romeinen
- De dialectiek van de theologie
- De katheder en de strijd in de kerk
- De kirchliche Dogmatik
- Barths nalatenschap
BARTHS NALATENSCHAP
Doch als het komt en het komt! — dan zullen zij weten, dat er in hun midden een Profeet is geweest (Ez. 33:33)
Loof den Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden (Ps. 103)
Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben (1 Kor. 13 : 12)
Zeker, Barths invloed is teruggelopen. Volgens mij komt dit niet zozeer omdat hij de moderne tijd en haar belangen niet meer begreep, maar omdat wij vandaag niet meer zijn grootte bezitten, die van zijn stoutmoedige geloof en gedachten, en die van zijn kinderlijke verbazing. Wanneer ‘mondigheid’ betekent dat men niet meer luisteren kan, wie zal dan Karl Barths boodschap horen? Wie zou Barth niet afdanken in een tijd waarin het ‘Heer ga van mij uit, want ik ben een zondig mens’ (Luc. 5) dat Barth Petrus nasprak, wordt veranderd in een hoogmoedig: ‘Ga van mij uit, want ik ben een modern mens?’
Toch herinnert veel van de huidige godsverwijdering aan die van Barth zelf rondom 1920. Daarom begreep Barth de moderne tijd wel degelijk. Hij heeft destijds alleen de moeilijkheden doorstaan en is er gezegend doorheengekomen. Het ging bij diegenen waar Barth toen tegen reageerde net als nu: het begint met eerlijke en ootmoedige terughoudendheid in het spreken over God, het begint met een alleszins te begrijpen ‘ik kan nu niet’. Maar al snel staat men bij een hoogmoedig ‘men kan vandaag niet meer’, omdat God een bestanddeel is van een overleefde wereldbeschouwing. God is dood en voor men het weet — zo gaat he steeds weer — heeft men de mens op de plaats van God gezet. Men moet toch van God spreken omdat de menselijke existentie een dieptedimensie’ heeft of zoiets. Barth zou trouwens lie er zichzelf voor dood verklaard hebben dan God. Hij heeft ver eten gestreden tegen deze ontwikkeling, die van een veelbelovend zoeken naar God door de mens in de pervertering daarvan overgaat, nl.: het afschaffen van God en de vergoddelijking van de mens. In de laatste jaren zag hij met verdriet hoe de geestelijke frontlijn weer ging lijken op die van vijftig jaar geleden. In dit verband sprak hij van ‘lekkeband-theologie’ en zo meer. Ook daarin komt de situatie van vandaag overeen met die van een halve eeuw geleden, dat ook nu weer een vrome groep zich opstelt tegenover een slap theologisch modernisme. Die vrome groep meent dat ze als de hemel staat tegenover de hel van het modernisme, terwijl ze er in werkelijkheid maar al te dicht bij is, doordat hier op een bekrompen en primitieve, liefdeloze en hatelijke manier geoordeeld wordt en Christus opnieuw voor de eigen wagen wordt gespannen. Die groep meent dat ze van de hemel stamt en begrijpt niet hoe menselijk — al te menselijk ze is. Nu is het niet zo dat Barth beide partijen alleen maar negatief heeft beoordeeld. Hij heeft in tegendeel in de laatste jaren veel verrassende bruggen geslagen. Er bestaat een ootmoedige en dap- ‘moderne theologie’ naast een ‘dwaze’ en er is een deemoedige en wijze rechtzinnigheid naast een ‘dwaze’ 1. In de laatste jaren heeft Barth er overigens meer op gewezen dat het protestantisme er alle reden voor heeft om nauwkeurig op de veranderingen in de rooms-katholieke theologie en kerk te letten. Karl Barth is een oerprotestantse figuur en hij was zowel vroeger als later voor de katholieke theologie geen gemakkelijke gesprekspartner. Maar bij het begrip van Gods vrijheid hoort het inzicht dat God met
Zijn Geest in de katholieke kerk aan het werk kan zijn (tegenover het afgezaagde protestantse dogma dat bijna pauselijk is: ‘Het rooms-katholicisme zal zich nooit veranderen’). Barth heeft daarbij de aandacht vooral op twee punten gericht: l. Bij de katholieken wordt niet overal, maar wel bij een opvallend gedeelte vandaag betere theologie bedreven, wijzer, voorzichtiger, dieper, meer begenadigd. 2. Terwijl vroeger de katholieke en de protestantse eredienst een torso vormden, de eerste met de viering van de mis zonder fatsoenlijke preek, de tweede als preek met zo nu en dan een Avondmaalsdienst eraan gehangen, is nu de katholieke eredienst sterk verbeterd. Er wordt daar vandaag namelijk redelijk goed gepreekt. Het gaat niet alleen om de preek maar evenzeer om het Avondmaal dat veel katholieke geestelijken vandaag met een bijna protestantse visie bedienen. Bij ons in Duitsland is alles in wezen nog bij het oude gebleven: een preekdienst waarbij het om de menselijke prestatie gaat, met zo nu en dan Avondmaal voor een kleine groep na afloop. Karl Barth maakte zich daarover in de laatste tijd grote zorgen en sprak er steeds weer over. Want de eredienst is de bron van het leven van de gemeente. Volgens het Nieuwe Testament is echter het ‘breken van het brood’ het voornaamste deel van de eredienst. Wanneer het protestantisme op dit centrale punt achterop raakt, moet het dan ook niet over de hele linie teruglopen? Het gaat hier niet om de vraag naar de aardse macht en de middelen. Het zou een plus van het protestantisme kunnen zijn dat het hier vrij en onbelast is — ook al bootst het hierin maar al te graag het katholicisme na. Het gaat om de vraag naar de geestelijke volmacht, de kracht van geloof, hoop en liefde.
Toen ik in september 1968 voor de laatste keer bij Karl Barth was, sprak hij over die dingen waar hij zich mee bezig zou houden wanneer hij nog Jaren in de theologie werkzaam kon zijn. Hij noemde na het katholicisme, de kerken in het oosten en de niet christelijke religies op. Maar, zo voegde hij eraan toe, hij wilde dat helemaal anders doen dan men dat gewoonlijk doet. Niet alsof het algemene de basis is waarop zich dan misschien Jezus Christus als de hoogste top kan verheffen. Maar zo dat Jezus Christus de basis is van waaruit misschien nog een heel ander gesprek kan worden gevoerd met de religies. Van deze woorden ging een waas van vrijheid en ruimte, van vrede en goedheid uit.
Karl Barths plotselinge dood op 10 december 1968 ontnam de kerk een wachter die ondanks zijn 82 jaar nog op zijn post stond. Ontnam de wereld een getuige wiens uitroep: ‘Gij moogt leven’ zelf leven ademde. Het bericht van zijn dood vervulde velen met een mengsel van verdoving, verdriet en met een gevoel van eenzaamheid. Daarbij voegde zich echter ook de dank dat God een dergelijke getuige geschonken heeft aan de kerk en aan de mensen van onze dagen en dat hij voor hen deze opgewekte partisaan en troubadour van Zijn goedheid zo lang heeft bewaard. Daarbij voegt zich ook de overtuiging dat zijn boeken eerder in opkomst zijn dan in verval raken. Tenslotte hoort daar ook de vreugde bij: samen met de man die zich meer verheugde op het eeuwige leven, als hij dat zou krijgen, dan een kind op de kerstavond.
De familie
De voorouders van vaderszijde stamden uit Mülligen in Aargau, ze waren echter al lang woonachtig in Bazel. Over de vader is reeds aan het begin van dit boekje gesproken. De moeder, geboren Sartorius, kwam uit Bazel, haar vader was daar een bekende predikant van de kerk van St. Elisabeth. Van de twee jongere broers, Peter en Heinrich, was de eerste (jong gestorven) theoloog en bekend als Calvijnkenner en heeft de tweede als belangrijk filosoof vele jaren college gegeven aan de universiteit van Bazel; hij stierf in 1965. —K. Barths vrouw is Nelly Barth-Hoffmann. Van de vijf kinderen leven er nog vier. Daarvan zijn er twee professor in de theologie: Markus Barth in Pittsburg/USA in het Nieuwe Testament, Christoph Barth in Mainz (vroeger Djakarta/lndonesië) voor het Oude Testament.