de dagen alle zeven (Deuteronomium 5,12-15)
De dagen alle zeven
die staan in Mozes’ wet
maar één staat er geschreven
die wordt opzij gezet
(bij Deuteronomium 5,12-15)
Lang heeft het geduurd, voordat ik mezelf dit gebod kon opleggen, zonder daarbij steeds de stemmen van anderen te horen op de achtergrond van wat ik wel mag en wat niet. En toch als ik al eens de wasmachine aanzet op zondag, heb ik daarover nog altijd een ongemakkelijk gevoel. Wat zouden anderen daar van vinden.
Iedereen weet zo goed wat een ander wel of niet mag of behoort te doen op deze ene dag die God ons gebiedt opzij te zetten. In de eerste plaats gaat het er toch om dat we dit gebod onszelf opleggen. Dat het wordt volgehouden, nageleefd door onszelf . Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, daar zit hem de moeilijkheid. Dat het volgehouden moet worden door jezelf. Iemand anders kan het niet voor je doen.
Daar komt bij dat het sabbatsgebod ons niet zo maar van buitenaf wordt opgelegd. Ook bij dit gebod moet je die ene zin die voorafgaat aan de Tien Geboden in gedachten houden. Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis geleid heb.
Genade komt eerst, maar direct daarna komt het daadwerkelijk leven in verbondenheid met deze God. Het een kan niet zonder het andere.
God gebiedt ons één dag aan Hem te wijden, opdat wij zijn trouw en liefde vieren opdat wij het leven vieren als bevrijde mensen. Van dwingende beperkingen is geen sprake. Wel draagt God ons op deze ene dag te delen met anderen en ook de dieren horen daarbij. Alleen in Deuteronomium worden met nadruk de dienstknechten en dienstmaagden genoemd, opdat zij rusten zoals gij. Want je zult gedenken dat je eens dienstknechten in het land Egypte bent geweest.
En toch gaven deze bijbels theologische kanttekeningen niet de doorslag om mijzelf dit gebod op te leggen.
Het was een zondag doorgebracht in Central in Hong Kong tussen duizenden amahs. Amahs zijn om zo te zeggen vrouwelijke gastarbeiders, voornamelijk afkomstig uit de Filippijnen, die in Hong Kong werkzaam zijn als maids in de huishouding. Bijna elke huishouding in Hong Kong heeft een amah in de huishouding werken. Zij lieten mij zien waarom de Heer onze God, ons geboden heeft, die ene dag in de week apart te zetten en die dag met elkaar te vieren. Het was zo’n overweldigende ervaring. Zes dagen in de week werken duizenden amahs binnenshuis, onzichtbaar voor de buitenwereld om hun gezin op de Filippijnen te onderhouden. Zes dagen in de week staan deze dienstbaren beschikbaar voor hun werkgevers van de vroege ochtend tot laat in de avond, maar op zondag trekken zij in duizendtallen naar Central in Hong Kong. Dan zijn zij vrij. Gelijk zwermen spreeuwen die neerstrijken in een kersenboomgaard, zo bevolken zij de trottoirs en de parken rondom Central. Het geluid van hun hoge stemmen klinkt als het gekwetter en geschetter van vogels. De hele dag brengen zij daar door met elkaar. Ze koken samen, schrijven brieven voor elkaar, laten foto’ s van hun kinderen rondgaan die ver weg door familieleden op de Filippijnen worden grootgebracht, omdat zij moeten werken om hun familie thuis te onderhouden. Hun samenzijn is zo vredig, zo lieflijk en tegelijk gaat er zo’n kracht vanuit.
Zes dagen in de week zijn ze als enkeling onzichtbaar, maar op zondag trekken ze naar buiten. En dan opeens zijn ze zichtbaar, vormen ze een groep waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Omwille van hun samenzijn wordt de hoofdstraat afgesloten. De politie is op zondag in grote getale op de been om erop toe te zien dat de amahs in alle vrijheid daadwerkelijk hun vrije dag, hun zondag kunnen vieren.
Dit is waar Maria over zong in haar lied en het is echt waar. God ziet om naar de lage staat van zijn dienstmaagden. En sinds die zondag in Hong Kong is het dat ik mij bereidwillig kan buigen voor het sabbatsgebod. Want als de amahs met elkaar kunnen volhouden die ene dag te vieren die God, onze Heer, ons geboden heeft opzij te zetten, dan moet dat mij ook lukken.
Machteld de Mik-van der Waal