Doe ze de groeten (Rom. 16)
DOE ZE DE GROETEN – Romeinen 16
De vele groeten, waarmee Paulus apostel zijn brief aan de Romeinen afsluit, maken dat Paulus meer een gezicht krijgt voor mij. En het verrassende is dat ook de mensen in Rome door zijn groeten een gezicht krijgen. Die vele groeten aan het slot geven aan de brief warmte. Ze maken de brief, die tot de moeilijkste teksten uit de bijbel hoort, toegankelijk. Paulus die we kennen om zijn vrouwonvriendelijke teksten, heeft deze brief geschreven denkend aan Febe, onze zuster, die zovelen en ook Paulus heeft bijgestaan. Haar groet hij als eerste. Hij groet Prisca en Aquila, mensen, die voor hem hun hals hebben gewaagd. Hij is hen dankbaar daarvoor. Paulus groet Epenetus en Maria. Hij groet Andronikus en Junias. Heel subtiel noemt hij hen mijn medegeloofsgenoten en stamgenoten. Zo probeert hij de tweedeling tussen Joden en niet-Joden binnen de gemeente te overbruggen. Hij groet Ampiatus, Urbanus, Stachus, Apelles, Aristobolus, Herodion, Narcissus, Tryfena, Tryfosa, Persis en Rufus met zijn moeder, die ook voor mij een moeder is geweest. Enzovoorts, enzovoorts.
Die vele groeten aan mensen maken de brief van Paulus aan de Romeinen opeens heel persoonlijk. Er spreekt genegenheid, vriendschap en liefde uit voor de mensen in Rome. Paulus laat hier blijken dat hij geen solist is. Hij is betrokken, niet afstandelijk. Hij ziet en waardeert de inspanningen van anderen en laat dat ook blijken. Zonder hun inspanningen zou hij zijn dienstwerk als apostel, als gezondene van Jezus Christus niet kunnen verrichten. Hij heeft hen nodig.
Door die vele groeten en namen aan het slot aan de Romeinenbrief wordt de gemeenschap der heiligen opeens weer springlevend. Je gaat erdoor beseffen gemeente ben je, als je je met elkaar verbonden weet, als je betrokken leeft. Als je de dingen samen doet. Dat gebeurt iedere zondag wanneer de gemeente samenkomt rondom het Woord om samen te bidden en te zingen. Die vele groeten en namen aan het einde van de Romeinenbrief leren je om aandacht te hebben voor wat er in de gemeente allemaal aan dienstwerk wordt verricht. Ze leren je aandacht te hebben voor al die vrouwen en mannen die zich inzetten om de genade en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus uit te beelden, zichtbaar te maken voor elkaar en de wereld om hen heen. De gemeenschap der heiligen begint waar mensen zich inspannen om er voor elkaar te zijn. Iemand de groeten doen is daarvan een voorbeeld. Met een groet betuig je iemand je genegenheid, liefde, waardering en respect.
Hoe moet het voor die vrouwen en mannen gevoeld hebben, toen hun namen werden voorgelezen in het midden van de gemeente. Wat ging er door hen heen.
Die vele groeten en namen waarmee Paulus apostel zijn brief aan de Romeinen besluit, roepen ook iets in onszelf wakker. Wie zouden wij willen groeten? Wie zou ik mijn vriendschap, liefde, genegenheid, dankbaarheid en waardering willen betuigen. Omdat zij mij hebben gesteund. Hun hals hebben gewaagd voor mij. Zich veel moeite hebben getroost voor mij. Wie was voor mij gelijk een moeder, een vader, zoals Paulus schrijft over de moeder van Rufus.
De groeten van Paulus apostel aan het slot van zijn brief aan de Romeinen doen mij beseffen wat de kerk, de gemeente zo bijzonder, zo waardevol maakt. Namelijk dat je binnen een geloofsgemeenschap je verbonden mag weten met mensen van alle tijden en plaatsen, met mensen die voor jou en na jou komen. Dat zeggen die namen van vrouwen en mannen ons aan het slot van de Romeinenbrief.
Machteld de Mik-van der Waal