Gebod of advies – Een reactie op Arie Spijkerboer

logo-idW-oud

 

GEBOD OF ADVIES – EEN REACTIE OP ARIE SPIJKERBOER

Beste Arie,

Hartelijk dank voor de toezending van je preek over het lichtend pad. Je deed dat naar aanleiding van onze briefwisseling over mijn Ethiek onderweg.

Je vindt het wel goed dat ik zo adviserend bezig ben, maar mist toch de kracht van de gebiedende wijs, omdat er ook een stokje gestoken moet worden voor de manoeuvres van de oude adam. God gebiedt nog steeds concreet! Dat was in de jaren vijftig van de vorige eeuw het licht dat je in Barths theologie opging. Daarvan getuigt ook je preek.

Je vermoedt dat ik het met die preek niet zo eens zal zijn. Want behalve mijn mijding van het woordeke ‘gebod’, voel je ook een verschil in geloofsbeleving. Jij ziet mijn hart bij de toekomst liggen, terwijl jij helemaal in het heden leeft. Ik probeer dingen te bedenken die bij de belofte horen, terwijl jij nu iets aan het geloof wilt hebben. Dat is natuurlijk geen tegenstelling, want wat ik zoek is ook van onmiddellijke betekenis, maar je voelt een verschil in beleving. Jij hoopt op de stem van God die in het heden zo beslag op je legt dat je onder het gebod staat, onontkoombaar, en dat het niet meer op redeneren aankomt. Dat laatste heb je me zo niet geschreven, maar ik vermoed dat je me teveel zelf aan de gang ziet en minder als ontvanger ziet opereren. Als dat klopt, kan ik me bij je gevoel van verschil iets voorstellen. Mijn probleem met Barths gebodsethiek is, dat de verbinding tussen Gods gebod en Barths ethische keuzes niet voldoende inzichtelijk is. (Daarover schreef ik in Waakzaam en nuchter, hoofdstuk 2.) Dat die verbinding niet redenerend te leggen is, begrijp ik heel goed. Maar dan kun je beter je eigen woord wat minder zwaar laden. ‘Luisterend naar Gods onderricht en naar de weg die ons gewezen wordt, leveren we onze daden bij God in’, zeg je in je preek. Precies! Maar dan is Gods gebod toch iets minder concreet dan Barth suggereert. Ethiek is ons redeneren over concrete kwesties in het licht van het bijbels getuigenis en begeleid door een wolk van latere getuigen. Zijn we dat niet eens? Eerlijk gezegd denk ik dat Barth het zo ook wel ziet op zijn wolk, maar vroeger wilde hij het toch wat strakker binden, had hij het niet zo op dat delibereren, terwijl hij het vermoedelijk zelf wel deed, maar ons alleen de uitkomst gaf. Terwijl wij het dus vermoedelijk wel eens zijn, blijft er toch dat punt van het onmiddellijke: Gods gebod treft mij, God spreekt mij heden aan. Dat bij Barth te lezen vond jij een openbaring. Je geeft ook voorbeelden van die ervaring. We bevinden ons dan in de mystieke dimensie van het geloof. Het Ereignis noemt Barth dat. (Ik heb nooit begrepen dat men bij Barth de mystieke dimensie miste.) Barths spreken over het gebod Gods heeft een duidelijke verwantschap met Kants categorische imperatief. Ook ik geloof dat ons een licht kan opgaan dat ons verrassend, wenkend en dringend een bepaalde kant op stuurt en dat we daar God zelf in vernemen. Maar het kan ook een dwaallicht zijn! En daarom moeten wij erover beraadslagen en leveren we onze resultaten in bij God. Wij kunnen ons niet verschuilen achter de ervaring van Gods gebod in het heden. Alweer, daarover zijn we het zeker eens. Maar het betekent voor mij dat ik in de ethiek niet zo makkelijk kan werken met ‘het gebod Gods in het heden’. Liever richt ik mij op het wenkend perspectief dat de apostelen schetsen: zelf dingen bedenken die passen bij de verkondiging van Gods vrederijk.

Je zult inmiddels begrijpen dat ik met jouw preek geen basaal theologisch probleem heb, dat mij in de weg zou staan om erdoor aan het hart bediend te worden. Integendeel, ik hoor er de mening van de Geest in. (‘Naar de mening van de Geest spreken’ vind ik een van de mooiste bevindelijke termen, omdat wij een mening meestal voor iets heel subjectiefs houden en ons de Geest voorstellen als boven alle meningen verheven – terwijl de Geest zich uiteraard beweegt tussen al onze meningen en zich daar een weg baant.) Wat je zegt over de wijze waarop thora werkt, is prachtig. Wat je aan het slot aan concretiseringen geeft, komt dichtbij de toon en de inhoud van mijn adviezen als ik me de link even mag permitteren.

Een probleem met je preek heb ik wel bij de wijze waarop Paulus functioneert. Dat verhaal over de wet als zelfrechtvaardiging klopt exegetisch en reformatorisch wel, ik ben het er zelfs wel mee eens, maar ik kan me er steeds minder bij voorstellen. Het functioneert in mijn eigen preken niet of nauwelijks. Dat is trouwens interessant: er zijn dingen die waar zijn en die zich toch niet in je preken melden. Dat heeft ook met eigenmachtigheid te maken: ik vermijd dat soort teksten. Is dat erg? Ik weet het niet.

En dan dat intense woord ‘Niet meer ik leef maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2: 20). Ik weet nog dat ik een serie over de Galatenbrief voorbereidde, toen dacht ‘o, dat is mooi, met die tekst komt het wel goed’ – en naarmate het uur van de waarheid naderde heel nerveus werd en dacht ‘wat zegt Paulus daar eigenlijk?’ Kan ik dat zeggen: Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij? Jij zegt: ‘Maar Paulus zegt dat niet omdat het er bij hem van binnen zo mooi uitziet, maar met de bedoeling dat wij het hem na zouden zeggen.’ Dat zal wel, maar wat zeggen we er eigenlijk mee? Dat geldt ook van wat je vlak daarna zegt: het vlees kan nog wel tekeer gaan, maar het heeft geen zeggenschap meer over ons, we zijn bevrijd van de tirannie van het vlees. Dat vind ik toch eigenlijk bluftaal. Daarmee komt waarschijnlijk dan meteen de aap uit de mouw: ik heb grote moeite te geloven in de presentie van het heil in onze eigen levens. Het heil is in Christus, de levende, heden, present en het zal eenmaal in volle glorie verschijnen – en door de Geest houden we de lofzang gaande en wordt er een klein begin van gehoorzaamheid gewekt. Geloof is concentratie op Christus en hopen dat die concentratie in je leven iets uitwerkt. Geloof is vertrouwen dat God ons genadig wil zijn, ons niet afrekent op wat achter ons ligt maar ruimte schept voor een nieuwe dag. Maar nu bevrijd zijn van het kwaad – nee, dat is me te machtig gesproken. Dus wat mij betreft niet ‘reeds wel en nog niet’, maar: in Jezus wel en verder nog echt niet, al zijn er mensen en situaties die aan Jezus doen denken, dat zijn fantastische fragmenten. En voor eigen leven geldt: geloven in Jezus, hopen op het vrederijk en bidden dat die twee tot liefde leiden.

In verbondenheid,

Gerrit de Kruijf