De eenheid in het geding
- Pagina's:
- De eenheid in het geding
- Politieke beslissingen en kerkelijke eenheid
- Beslissingen inzake de Duitse herbewapening
- Theologisch-politieke beslissingen van Barth in de Koude Oorlog
- Politieke beslissingen en de dienst van de gemeente
- De enkeling en de eenheid van het geloof
- Noten
- Tekst Brochure Barth
Noten
paragraaf 1
1 Barth, K.: Politische Entscheidung in der Einheit des Glaubens, Theologische Existenz heute, Neue Folge 34, München 1952
paragraaf 2
1 Vogel, J.: Kirche und Wiederbewaffnung, Göttingen 1978, p. 33-36; Prolingheuer, H.: Kleine politische Kirchengeschichte, Köln 1984, p. 77-92
2 Barth, K.: ‘Der Götze wackelt’ (K.Kupisch ed.), Berlijn 1961, (hierna Götze), p. 157
3 Götze, p. 150; Vogel, p. 31; Prolingheuer, p. 91
4 Bethge, E.: Dietrich Bonhoeffer, München 1967, p. 893,924; Vogel, p. 34; Prolingheuer, p. 80
5 Martin Niemöller, 1892-1984, 1931 predikant in Berlijn-Dahlem, sept. 1933 oprichter Pfarrernotbund, 1938-45 ‘persoonlijke gevangene van de Führer’ in Sachsenhausen en Dachau, 1945-57 leider van bureau buitenlandse betrekkingen EKD, 1947-64 president evangelische kerk Hessen-Nassau
6 Gustav Heinemann, 1899-1976, advocaat in Essen, actief in Belijdende Kerk, 1946-49 burgemeester in Essen en minister van justitie in Nordrhein-Westfalen voor de CDU, 1949-55 praeses synode EKD, 1949-50 minister van binnenl. zaken BRD, 1953 oprichter Gesamtdeutsche Volkspartei, 1957 lid SPD, 1966-69 minister van justitie BRD, 1969-74 president BRD.
7 De tekst van Das Stuttgarter Schuldbekenntnis is o.a. te vinden op de achterzijde van de brochure van Ludwig, zie noot 12.
8 Koch, D.: Heinemann und die Deutschlandfrage, München 1972, p. 19,20
9 Prolingheuer, p. 11 e.v.
10 Vogel, p. 68,69
11 Vogel, p. 46
12 Ludwig, H.: Die Entstehung des Darmstädter Wortes, Beiheft Junge Kirche 8/9 1977, waarin ook de tekst van de ontwerpen is opgenomen.
13 Prolingheuer, p. 17-44
14 Deze stelling is grotendeels van Barth afkomstig. De tekst van deze stelling in zijn ontwerp luidt: “Wij hebben gedwaald, doordat wij over het hoofd zagen dat het economisch materialisme van de marxistische leer een belangrijk element van de bijbelse leer (opstanding des vleses!) opnieuw aan het licht heeft gebracht, dat door de kerk in sterke mate is vergeten, doordat wij er een onbijbels spiritueel christendom tegenoverstelden en doordat wij het in dit verkeerde strijdfront nalieten de zaak van de armen in het verheven licht van het Evangelie van Gods komende Rijk tot zaak van de kerk te maken.” Zie Ludwig, p. 30.
15 Ludwig, p. 9
16 De EKD kent drie leidende organen:
– de kerkenconferentie, waarin elk van de 28 lidkerken van de EKD een afgevaardigde benoemt;
– de synode, 120 leden, van wie 100 afgevaardigd zijn door de lidkerken en 20 benoemd door de raad;
– de raad, 12 leden onder wie de praeses van de synode en belast met de dagelijkse leiding. Zie Prolingheuer, p. 113.
17 Miskotte K.H.: ‘De synode der evangelische kerk 1950’, In de Waagschaal V/32,33; in Verzameld Werk I, Kampen 1982, p. 292-301. Tekst van de verklaring op p. 299
18 Koch, p. 147 ev.
19 Prolingheuer, p. 128,129
20 Herbert Mochalski, geb. 1910, 1936 predikant in de Belijdende Kerk, 1941-45 vervanger van Niemöller in Dahlem, 1948-51 secretaris van de broederraad, 1951-68 studenten-predikant in Frankfurt.
21 Götze, p. 150-158; Barth, K.: Offene Briefe 1945-1968, (D.Koch ed.), Zürich 1984, p. 202-214
22 Offene Briefe 1945-1968, p. 310-315
23 Gollwitzer, H.: Forderungen der Freiheit, München 1964, p. 60-70
24 Koch, p. 425
25 In de Waagschaal X/2, p. 353
26 Götze, p. 165-176
27 Vogel, p. 205
paragraaf 3
1 Barth, K.: Eine Schweizer Stimme 1938-1945, Zürich 1945 (hierna Stimme), p. 6
2 ‘How my mind has changed 1948-1958’ in Barth, K.: ‘Der Götze wackelt’ (K.Kupisch ed.), Berlijn 1961 (hierna Götze), p. 201
3 ‘Die Kirche und die politische Frage von heute’ in Stimme, p. 81
4 a.w. p. 81; dit citaat oorspronkelijk in Barth, K.: Die Kirche Jesu Christi, Theologische Existenz heute 5, München 1933, p. 8
5 a.w. p. 90
6 ‘How my mind has changed 1928-1938’ in Götze, p. 188
7 ‘Rechtfertigung und Recht’ in Stimme, p. 13 e.v.
8 ‘How my mind has changed 1928-1938’ in Götze, p. 189
9 zie hoofdstuk 2.1
10 ‘Im Namen Gottes des Allmächtigen!’ in Stimme, p. 209
11 Stimme, p. 9 e.v.; voor ingrepen van de censuur: p. 143, 157, 179, 201 en 240
12 ‘Ein Brief aus der Schweiz nach Grossbritannien’ in Stimme, p. 181
13 ‘Brief an einen amerikanischen Kirchenmann’ in Stimme, p. 280
14 ‘Des Christen Wehr und Waffen’ in Stimme, p. 142
15 ‘Verheissung und Verantwortung der christlichen Gemeinde im heutigen Zeitgeschehen’ in Stimme, p. 309 e.v.
16 ‘Die Deutschen und wir’ in Stimme, p. 334 e.v. en ‘Wie können die Deutschen gesund werden?’ in Stimme, p. 371 e.v.
17 Barth gebruikt de uitdrukking ‘ijzeren gordijn’ hier voor de gesloten grenzen tussen het nationaal-socialistische Duitsland en het buitenland. In het gangbare gebruik van deze uitdrukking later voor de grenzen tussen het Oostblok
en het Westen is hij niet meegegaan. Als hij haar toch in deze zin gebruikt, dan tussen aanhalingstekens of vooraf gegaan door ‘zog.’ Omgekeerd kan hij ook ‘achter het gouden gordijn’ gebruiken om Amerika aan te duiden. Zie ook Dieter Koch in Barth, K.: Offene Briefe 1945-1968 (D.Koch ed.), Zürich 1984 (hierna Briefe), p. 107-A e.v.
18 ‘Ein Brief nach Frankreich’ in Stimme, p. 108 e.v.
19 Barth schrijft dit in de zomer van 1935 in een bericht over de Duitse kerkstrijd voor de Zwingli-kalender 1936; in Karl Barth zum Kirchenkampf, Beteiligung-Mahnung-Zuspruch, Theologische Existenz heute, Neue Folge 49, München 1956, p. 34.
20 ‘An die deutschen Theologen in der Kriegsgefangenschaft’ in Briefe, p. 47 e.v.
21 Busch, E.: Karl Barths Lebenslauf, München 1975, p. 341
22 ‘Die christlichen Kirchen und die heutige Wirklichkeit’ in Götze, p. 10 e.v.
23 Barth, K.: Christengemeinde und Bürgergemeinde, Theologische Studien 20, Zürich 1946; opnieuw uitgegeven in Barth, K.: Texte zur Barmer Theologischen Erklärung, Zürich 1984, p. 89 e.v. De 5e Barmer these luidt (in vertaling): “‘Vreest God, eert de keizer’ (1 Petrus 2:17) De Schrift zegt ons, dat de staat naar goddelijke beschikking de taak heeft in de nog niet verloste wereld, waarin ook de kerk staat, naar de mate van menselijk inzicht en menselijk vermogen onder bedreiging met en uitoefening van dwang voor recht en vrede te zorgen. De kerk erkent in dankbare eerbied jegens God de weldaad van deze zijn beschikking. Zij herinnert aan Gods Rijk, aan Gods gebod en gerechtigheid en daarmee aan de verantwoordelijkheid van regeerders en geregeerden. Zij vertrouwt en gehoorzaamt de kracht van het Woord, waardoor God alle dingen draagt. Wij verwerpen de valse leer, als zou de staat boven zijn bijzondere opdracht uit de enige en totale ordening van het menselijk leven moeten en kunnen worden en zo ook de plaats en de taak van de kerk overnemen. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk boven haar bijzondere opdracht uit zich karakter, taak en waardigheid van de staat moeten en kunnen toekennen en zodoende zelf tot een orgaan van de staat worden.”
24 ‘An Pfarrer Martin Niemöller’ in Briefe, p. 83 e.v.
25 ‘How my mind has changed 1938-1948’ in Götze, p. 196
26 ‘Christliche Gemeinde im Wechsel der Staatsordnungen’ in Barth, K.: Christliche Gemeinde im Wechsel der Staatsordnungen, Dokumente einer Ungarnreise 1948, Zürich 1948, (hierna Wechsel), p. 30 e.v.
27 ‘Reformierte Kirche hinter dem ‘eisernen Vorhang” in Wechsel, p. 55
28 ‘An meine Freunde in der Reformierten Kirche von Ungarn’ in Wechsel, p. 71 e.v. en ook in Briefe, p. 139 e.v.
29 Emil Brunner, 1889-1966, hoogleraar in de systematische en praktische theologie in Zürich. Hij was met Barth een van de redacteuren van ‘Zwischen den Zeiten’, het orgaan van de dialectische theologie, dat verscheen van 1923 tot 1933. Toen kwam het in de redactie tot een breuk door verschil van theologisch inzicht t.a.v. het nationaal-socialisme. Tot een breuk tussen Barth en Brunner kwam het in 1934, toen Barth met zijn brochure Nein! stelling nam tegen Brunner, die naast Gods openbaring in Jezus Christus ook natuur en geschiedenis als tweede bron van openbaring zag, waardoor o.a. het natuurrecht een belangrijke plaats innam in zijn ethische en politieke denken. Zijn open brief uit 1948 is: ‘Wie soll man das verstehen?’ in Wechsel, p. 59 e.v. en ook in Briefe, p. 149 e.v.
30 ‘Theologische Existenz ‘heute” in Wechsel, p. 66 e.v. en ook in Briefe, p. 159 e.v.
31 Albert Bereczky, 1893-1966, sinds 1948 bisschop van de Gereformeerde Kerk in Hongarije, lid van het centrale comité van de Wereldraad van Kerken. Hij vroeg Barth of deze stelling wilde nemen tegen een te pro-westerse koers van de Wereldraad en tegen de verkeerde weergave in de westerse pers van zijn rol in het centrale comité. Het antwoord van Barth in Briefe, p.274 e.v.
32 ‘An Minister Wilhelm Zaisser’ in Briefe, p. 332
33 Barth, K.: Brief an einen Pfarrer in der Deutschen Demokratischen Republik, Zürich 1958, ook in Briefe, p. 411 e.v.; de brief waarop Barth reageert is te vinden in Briefe, p.401 e.v.
34 Jeremia 29:7 “Zoekt de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot de HERE, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn.”
35 Barth, K.: Die Kirche zwischen Ost und West, Zürich 1949, p. 20; ook opgenomen in Götze, p. 124 e.v.
36 ‘Fragen an das ‘Christentum” in Barth, K.: Theologische Fragen und Antworten, Zürich 1957, p. 93 e.v.
37 ‘An Prof.Dr. Frédéric Joliot-Curie’ in Briefe, p. 562 e.v. In mei 1950 had Barth hetzelfde verzoek gekregen van de sovjet-schrijver Ilja Ehrenburg, die hem daartoe in Bazel een bezoek had gebracht, zie Briefe, p. 314-A
38 ‘How my mind has changed 1948-1958’ in Götze, p. 201 e.v.
39 a.w. p. 204 e.v.
40 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik III/4, Zürich 1951, p. 782. Ook in de heiligingsleer in Kirchliche Dogmatik IV/2, Zürich 1955, hebben deze ervaringen hun neergeslag gevonden, als hij spreekt over het dragen van het kruis, zie hiervoor den Dulk, M.: … Als twee die spreken, ’s Gravenhage 1987, p. 110
41 ‘Fürchtet Euch nicht! – Zur Wiederaufrüsting in Deutschland’ in Götze, p 150 e.v. en in Briefe, p. 202 e.v.
42 ‘An Dr. R.Rübesam, ‘Kirche und Mann” in Briefe, p. 310 e.v.
43 ‘An Pfarrer Walter Freurich’ in Briefe, p. 317 e.v.
44 ‘An ‘S O S …, Zeitung für weltweite Verständigung” in Briefe, p. 342 e.v.
45 Het vredesverdrag dat in mei 1955 met Oostenrijk werd gesloten gaat in de hier door Barth voorgestelde richting. Oostenrijk is sindsdien neutraal en niet bij een van de militaire blokken aangesloten.
46 zie hoofdstuk 2.4
47 ‘Volkstrauertag 1954’ in Götze, p. 165 e.v.
48 Briefe, p. 444
49 zie Briefe, p. 389 e.v., 398 e.v., 456 e.v. en 507 e.v.
50 ‘An Dr. Otto Nuschke, Vorsitzender der CDU in der DDR’ in Briefe, p. 379 e.v.
paragraaf 4
1 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik IV/3-2, Zürich 1959, p. 784 e.v.
2 ‘Nietig’ hier niet in de zin van ‘klein, onbelangrijk’, maar in de juridische betekenis van het woord: het nietige (das Nichtige) is datgene wat van Godswege nietig is verklaard.
3 a.w. p. 793 e.v.
4 a.w. p. 808 e.v.
5 a.w. p. 821 e.v.
6 a.w. p. 872 e.v.
7 a.w. p. 910 e.v.
8 a.w. p. 951 e.v.
9 a.w. p. 1026 e.v.
10 Zie hiervoor ook Veerkamp, T.: Die Vernichtung des Baal, Stuttgart 1983, p. 30 e.v.
11 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik IV/3-2, p. 931 e.v.
12 Vergelijk de spottende woorden van Elia in 1 Koningen 18:27
13 Randwijk, H.M. van: Heet van de naald, Den Haag 1968, p. 97
paragraaf 5
1 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik IV/3-2, Zürich 1959, p. 894 e.v.
2 a.w. p. 1017 e.v.
3 a.w. p. 980 e.v.
4 ‘An meine Freunde in den Niederlanden’ in Barth, K.: Eine Schweizer Stimme 1938-1945, Zürich 1945, p. 249
5 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik II/2, Zürich 1942, p. 340 e.v.
6 Kirchliche Dogmatik IV/3-2, p. 598 e.v.
7 a.w. p. 704 e.v.
8 a.w. p. 742 e.v.
9 a.w, p. 1035 e.v.
10 a.w, p. 1046 e.v. en p. 1078
11 Barth, K.: Kirchliche Dogmatik I/2, Zürich 1938, p. 655 e.v.