De Duitsers en wij

Noten

[1] Barth heeft deze toespraak in januari en februari 1945 in elk geval veertien (!) keer in Duits- en Franstalig Zwitserland gehouden. Kurt Müller schrijft in zijn Woord vooraf van september 1945 bij de in het bezette Duitsland gepubliceerde versie ervan: ‘Het referaat werd begin dit jaar [1945] voor de eerste keer in Zürich gehouden voor het “Schweizerische [Evangelische] Hilfswerk für die deutsche Bekennende Kirche”, in een tijd dus, dat het niet meer onzeker was hoe de oorlog zou aflopen. Het is daarna op talrijke plaatsen in Zwitserland, zowel in het Duits als in het Frans herhaald.’ (‘Vorwort des Herausgebers’, in: Karl Barth, Zur Genesung des deutschen Wesens. Ein Freundeswort von draußen, herausgegeben von Kurt Müller, Pfarrer der Ev. Reformierten Gemeinde Stuttgart, Stuttgart 1945, 6; in deze uitgave zijn de brochures Karl Barth, Die Deutschen und wir [Zürich 1945] en Karl Barth, Wie können die Deutschen gesund werden? [Zürich 1945] met twee briefwisselingen opgenomen; zie voor die briefwisselingen Karl Barth, Offene Briefe 1945-1968. Herausgegeben von Diether Koch, [Karl Barth Gesamtausgabe, Bd. 15], Zürich 1984, 3-41). Eberhard Busch vermeldt dat Barth zijn referaat Die Deutschen und wir heeft gehouden in Couvet, Neuchâtel, Schönenwerd, Rohrbach, Olten, Arlesheim, Aarau, Genève, Le Locle, La Chaux-de-Fonds, Bern, Glarus en St. Gallen; Zürich ontbreekt in deze rij (Busch, Karl Barths Lebenslauf, 337; vgl. ook Eberhard Busch, zusammen mit Barbara Schenck und Stefania Centofani [Hgg.], Die Akte Karl Barth. Zensur und Überwachung im Namen der Schweizer Neutralität 1938–19­45, Zürich 2008, 686).
[2] Een oproep van de Bundesrat (de Zwitserse federale regering) van 1 december 1944 gaf, samen met de brochure ‘Unser Volk will danken’ (‘Ons volk wil dankbaarheid betonen’) die in 1,5 miljoen exemplaren gedrukt werd, de aanzet voor de grootste Zwitserse inzamelactie tijdens de Tweede Wereldoorlog. De oproep luidde: ‘De Zwitserse donatie aan de oorlogsslachtoffers moet onze bevolking de gelegenheid bieden, om uitdrukking te geven aan de gevoelens van naastenliefde die ze ervaart.’ De regering zelf stelde in december 1944 150 miljoen Zwitserse franken beschikbaar, de inzamelingsactie zelf bracht tussen februari 1945 en maart 1946 nog eens 50 miljoen Franken op.
[3] De Frans-Duitse oorlog van 1870-1871, die uitliep op een overwinning voor Pruisen en zijn bondgenoten, enkele Zuid-Duitse staten, en tot de oprichting van het – tweede – Duitse Keizerrijk.
[4] Barth gebruikt hier (en elders ook wel) de term Bekenntniskirche, dat is een andere, minder gebruikelijke benaming voor de Bekennende Kirche (Belijdende kerk).
[5] Het is niet gelukt te traceren op wie Barth hier doelt.
[6] Barth gebruikt dezelfde woorden als Winston Churchill ruim een jaar later, op 5 maart 1946, zou gebruiken om de grenslijn tussen het communistische Oosten en het ‘vrije’ Westen in het naoorlogse Europa aan te duiden, maar heeft iets heel anders op het oog.
[7] Generaal Walter von Seydlitz-Kurzbach vocht in de Tweede Wereldoorlog aan het Oostfront. Toen zijn troepen bij Stalingrad omsingeld werden gaf hij zich op 31 januari 1943 over aan de Sovjets en werd hij krijgsgevangen gemaakt. Tijdens zijn krijgsgevangenschap keerde hij zich tegen Adolf Hitler en werd het hoofd van de Bund Deutscher Offiziere (BDO), de militaire afdeling van het op 12 en 13 juli 1943 door gevangen genomen Duitse militairen opgerichte Nationalkomitee ‘Freies Deutschland’ (NKFD).
[8] Noot van Barth: ‘Ik was ten tijde van het schrijven van dit referaat nog enkel van een zekere distantie bekend met de doelstelling en de opstelling van het [comité] ‘Freies Deutschland’. Het is mij achteraf duidelijk geworden dat de voor deze Duitse vernieuwingsbeweging kenmerkende overtuiging veeleer zo is, dat het gehele Duitse volk en dus elke individuele Duitser zelf er aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor moet aanvaarden dat Hitler mogelijk en werkelijk werd – uiteraard al naar gelang de verschillende graden en verschillen in medeverantwoordelijkheid, maar met inbegrip ook van de oudste, principieelste en actiefste tegenstanders van het systeem.’
[9] De Republiek van Weimar (1918-1933) was Duitslands eerste kennismaking met de parlementaire democratie.
[10] Na de machtsovername van 30 januari 1933 en de winst bij de verkiezingen van 5 maart 1933 vond op 21 maart 1933 in Potsdam de officiële openingsceremonie van de nieuwgekozen Rijksdag plaats, waarbij de eenheid van het oude Duitse Keizerrijk en het nieuwe nationaalsocialistische Duitsland werd gedemonstreerd.
[11] Op 10 juni 1944 werd het Franse dorp Oradour-sur-Glane door het eerste regiment ‘Der Führer’ van de 2. SS-Panzer-Division Das Reich ingesloten en uiteindelijk verwoest. Bij deze overval werden 642 mensen vermoord. Slechts zes personen overleefden het bloedbad.
[12] Martin Niemöller werd in 1937 gevangen genomen en overleefde enkele concentratiekampen. Tijdens zijn gevangenschap ging het gerucht, dat hij had aangeboden weer dienst te nemen als marineofficier, en ook dat hij overwoog over te gaan naar de rooms-katholieke kerk.
[13] Hermann Rauschning (1887-1982) was een conservatieve Duitse politicus. In 1932 trad hij toe tot de NSDAP en werd regeringsleider van de vrije stad Danzig. Hij kwam echter in conflict met de nazi-leiding daar en met Adolf Hitler zelf, trad in 1934 af en verliet ook de NSDAP. Hij publiceerde in 1938 zijn boek Die nihilistische Revolution, waarin hij het nationaalsocialisme als essentieel nihilistisch bestempelde vanwege de daarin beoogde ontkerstening van de samenleving. Hij was toen al Duitsland ontvlucht, en ging uiteindelijk in 1942 naar de Verenigde Staten.
[14] Georges Clemenceau (1841-1929) was een Frans politicus, die na de Eerste Wereldoorlog een leidende rol had in de totstandkoming van het verdrag van Versailles.
[15] Barth schrijft hier tussen aanhalingstekens het woord ‘ausradieren’, dat in de Duitse propaganda gebruikt werd om het beoogde vernietigend effect aan te duiden.
[16] Een sprookje van Philipp Otto Runge (1777-1810), dat door de gebroeders Grimm in hun verzameling sprookjes is opgenomen.
[17] Barth zinspeelt hier op de beweging van de ‘Wandervögel’ na de Eerste Wereldoorlog.
[18] ‘Videtis iam inverti mundi scenam; aut deponenda est persona aut agendae sunt sui quique partes.’ Erasmus, Laus stultitiae / Lof der zotheid.
[19] In Richard Wagners opera Der Ring der Nibelungen stelt de dwerg Alberich alles in het werk om de pogingen van de oppergod Wodan om de absolute macht over het wereldrijk te veroveren te verijdelen.
[20] Horst Wessel (1907-1930) was een officier in de Sturmabteilung (SA), de paramilitaire organisatie van de NSDAP. Nadat hij gewond was geraakt in een ruzie over huurschuld kwam hij te overlijden in een hospitaal. Het door hem geschreven lied werd de officiële partijhymne van de NSDAP, en het eerste couplet werd van 1933 tot 1945 steeds samen met het eerste couplet van het Duitse volkslied gezongen.
[21] Barth zal het bekende lied ‘Onward Christian Soldiers’ bedoelen.
[22] Het woord ‘Genossenschaft’ betekent letterlijk een samenwerkingsverband of een vereniging van natuurlijke personen of rechtspersonen, met het doel werkgelegenheid tot te stand te brengen of gemeenschappelijke economische of sociale activiteiten te bevorderen.
[23] Walter Schubart (1897-1942) was een Duitse jurist en cultuurfilosoof. Na 1933 zag hij, getrouwd met een Joodse vrouw, geen toekomst voor zichzelf in Duitsland en emigreerde hij naar Riga, Letland. Zowel zijn vrouw als hij kwamen in Sovjetgevangenschap om. Barth zal hier zinspelen op zijn geschiedfilosofisch essay ‘Europa und die Seele des Ostens’, dat in 1938 in Luzern (Zwitserland) verscheen.
[24] De ‘Hohenfried[e]berger’ is een van de bekendste Duitse militaire marsen. De naam herinnert aan de overwinning van de Pruisen over de bondgenoten Oostenrijkers en Saksen op 4 juni 1745 (Tweede Silezische Oorlog) tijdens de Slag bij Hohenfriedeberg (in de buurt van Strzegom).
[25] Vgl. Barth, ‘Zwei Briefwechsel’, in: Barth, Eine Schweizer Stimme, 397: ‘Voordat ik afsluit, wil ik niet verzuimen, u te verzekeren dat mijn lezing [Die Deutschen und wir] inderdaad over een ‘vriendschap ondanks’ spreekt. Dat is ook andere Duitse hoorders en lezers opgevallen. Ik aarzel niet toe te geven dat dit het zwakke punt van deze lezing is. U mag alleen niet over het hoofd zien dat die niet aan de Duitsers, maar aan de Zwitsers is gericht.’ (ook in: Karl Barth, Offene Briefe 1945-1968. Herausgegeben von Diether Koch, Karl Barth Gesamtausgabe, Bd. 15, Zürich 1984, 23)
[26] In zijn novelle Die drei gerechten Kammacher voert de Zwitserse schrijver Gottfried Keller (1819-1890) drie kammakers ten tonele, die door gevoelloos en berekenend te werk te gaan fortuin proberen te maken. Maar geluk verwerft men niet met list en geweld, maar alleen door hard en trouw te werken, met een goed doel voor ogen. De drie kammakers komen dan ook van een koude kermis thuis.
[27] Het gedicht ‘Deutschlands Beruf’ van Emanuel Geibel (1815-1884) uit 1861 loopt uit op: ‘Und es mag am deutschen Wesen / Einmal noch die Welt genesen.’
[28] Op 21 november 1939 verklaarde de Zwitserse Bundespräsident Ernst Wetter: ‘Wij hebben altijd het standpunt ingenomen dat de onderlinge strijd van de antagonistische systemen in andere landen onze staat in geen enkel opzicht aangaat, omdat naar onze visie het ieder volk vrij staat, de inrichting van de staat volgens eigen keuze vorm te geven.’ (Citaat in Barth, Eine Schweizer Stimme, 9)
[29] Bundespräsident Marcel Pilet-Golaz – die buitenlandse zaken in zijn portefeuille had – sprak op 25 juni 1940 in een radiotoespraak over een ‘nieuw machtsevenwicht’ in Europa, dat ‘op andere grondslagen’ rustte, en pleitte voor ‘aanpassing aan de nieuwe verhoudingen’. ‘Het ogenblik van innerlijke wedergeboorte is aangebroken, ieder van ons moet de oude mens afleggen.’ (Vgl. Hermann Kocher, Rationierte Menschlichkeit. Schweizerischer Protestantismus im Spannungsfeld von Flüchtlingsnot und öffentlicher Flüchtlingspolitik der Schweiz 1933-1948, Zürich 1996, 152) In 1944 moest Pilet-Golaz aftreden.
[30] Noot van Barth: ‘Besluit van de Bundesrat met betrekking tot de staatsveiligheid op het terrein van de nieuwsdienst (8 september 1939) art. 2.’
[31] De Frontenbewegung (of Frontismus) was Zwitserse variant van het Duitse nationaalsocialisme, die zich vanaf 1930 manifesteerde. De aanhangers ervan werden Frontisten of Fröntler genoemd. Vanaf 1933 slaagden ze erin, bij landelijke en lokale verkiezingen stemmen te winnen, maar bleven toch een randverschijnsel. Na de Duitse militaire successen in 1940 nodigde Bundespräsident Marcel Pilet-Golaz de Frontisten Ernst Hofmann en Max Leo Keller uit voor een officieel gesprek. Op 15 november 1940 overhandigde een groep van ongeveer 200 Zwitsers een petitie aan de Bondsdraad, waarin ze er met het oog op het ‘onderhouden van goede betrekkingen met alle buurlanden’ – hetgeen de facto neerkwam op het nationaalsocialistische Duitsland en fascistische Italië – ervoor pleitten de kritische pers te breidelen. De Bundesrat verbood daarop op 19 november 1940 de Nationale Bewegung der Schweiz (NBS). In 1943 verdween de laatste ‘Frontenorganisatie’ uit de openbaarheid. Vgl. Kocher, Rationierte Menschlichkeit, 151v.
[32] Uit ‘Rufst du, mein Vaterland’, tot 1961 het Zwitserse volkslied.
[33] Bundesrat Hermann Franz Obrecht hield op 16 maart 1939, een jaar na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk, in Bazel voor de Neue Helvetische Gesellschaft een belangrijke toespraak, waarin hij ondubbelzinnig pleitte voor een onafhankelijk Zwitserland en zich helder keerde tegen enigerlei vorm van conformeren aan nationaalsocialistisch of fascistisch gedachtegoed.
[34] Op 25 juli 1940 kwamen alle officieren van het Zwitserse leger vanaf de rang van majoor op bevel van de opperbevelhebber generaal Henri Guisan samen op de ‘Rütliwiese’, de bergweide aan het Vierwoudstedenmeer, waar in 1291 enkele kantons zich aaneensloten; daaruit is in de loop van de tijd het huidige Zwitserland ontstaan. Guisan informeerde zijn officieren over het ‘Reduit-Plan’, om namelijk bij een eventuele aanval van de ‘As-mogendheden’ – Duitsland en Italië – de verdediging van Zwitserland te concentreren op het hoge Alpengebergte met de belangrijkste passen, en dan vooral het Gotthardmassief, en desnoods alle toegangswegen naar de bergen te barricaderen. Bekend geworden is zijn uitspraak bij die gelegenheid: ‘Zolang in Europa miljoenen bewapende manschappen staan en gewichtige krachten ons elk ogenblik kunnen aanvallen, heeft het leger op zijn post te staan.’
[35] Cabaret Cornichon was een Zwitsers kleinkunstgezelschap dat van 1934 tot 1951 optrad en vanwege hun politieke sketches geldt als representant van een kritisch Zwitserland op het veld van de cultuur ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Nebelspalter was de naam van het daaraan gelieerde satirische weekblad, bekend om zijn spotprenten.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6