De Duitse kerkstrijd

[Wat valt er voor ons uit de kerkstrijd te leren?]

Ik zou de uitnodiging om deze lezing te houden niet aangenomen hebben als ik niet van mening was dat de Duitse kerkstrijd ook ons in Zwitserland iets te leren geeft. Het ligt niet op mijn weg mij vandaag als een schoolmeester tegenover u op te stellen. Maar ik wil mijzelf wel veroorloven u tot slot drie vragen te stellen, aan de hand waarvan u zelf kunt vaststellen of hier niet iets te leren valt.

Laat ik met de eerste vraag aanknopen bij wat ik de vooronderstellingen van de Duitse kerkstrijd noemde. Maakt die overgang die zich in het Duitse leven voltrokken heeft, van de eerste vorm naar de tweede vorm van de moderne wereld, van het liberalisme naar het autoritaire systeem misschien een algemene wet zichtbaar van het historische leven van de huidige tijd? Is het misschien zo dat wij daarmee te rekenen hebben dat er een internationaal fascisme aankomt, als tegenstander van, en misschien op een dag in een bondgenootschap met zijn grote tegenspeler in Rusland? Is dat denkbaar? Zal deze vloedgolf, die al zoveel landen overspoeld heeft, misschien op een dag ook ons bereiken? U zult mij antwoorden: dat kunnen we ons moeilijk voorstellen. Een verstandig man heeft eens tegen mij gezegd: in Zwitserland zal er alleen al daarom geen fascisme opkomen, omdat daarvoor een leider nodig zou zijn, die óf iemand uit Bazel, óf uit Zürich, óf uit Bern zou moeten zijn, maar dan zullen hem in elk geval de beide andere kantons niet gehoorzamen! Men heeft het zich in Duitsland echter van tevoren ook niet kunnen voorstellen en toch was het op een dag zover. In de wereldgeschiedenis is veel mogelijk.

U zult mij misschien ook antwoorden: wij zullen ons daartegen verzetten. Nu, ik doe ook mee. Maar bedenk wel: ook in Duitsland waren duizenden, waren miljoenen bereid zich te verzetten. Ook in Duitsland heeft men gesproken over de harde arbeidersvuisten, die Hitler wel de weg zouden wijzen, maar uiteindelijk is het toch anders uitgepakt. Wij zullen onszelf dus niet mogen aanpraten dat wij zeker weten dat het [bij ons] onmogelijk is. Maar dit staat wel vast: wij kunnen onmogelijk ontkennen dat wij hier in de liberale ruimte van de moderne wereld onze weg gaan, die, zoals wij zagen, een hellend vlak betekent, dat ooit eens beneden in het autoritaire systeem eindigt en die een wereld is die in ieder geval in zichzelf al genoeg kwaad en nood en conflicten in zich bergt. Deze wereld, onze wereld van vandaag, is waarachtig een wereld vol onheil. Is ons dat alles helder? Weten wij dat wij in een wereld leven waarvan de toekomst misschien nog erger is, maar waarvan het heden al erg genoeg is, een wereld , die de wereld van de mens is, die zijn eigen heer wil zijn?

Mijn tweede vraag luidt: Is er ook ergens uitkomst voor deze nood die aanstaande is en zich ook nu al doet voelen? Ik vraag: hebben we eigenlijk nog vertrouwen in de ideeën en idealen, waaraan we ons tot nu toe min of meer hebben vastgehouden, de idealen van de democratie, van het socialisme, de vorming, misschien ook van de sport? Hebben we dit vertrouwen? Nu, ik hoop dat we er nog een beetje vertrouwen in hebben, maar meer dan dat kunnen we zeker niet zeggen. Een absoluut vertrouwen hebben wij geen van allen meer. Onmiskenbaar heeft een grote vermoeidheid de volkeren en ook ons volk in de greep gekregen. Deze ideeën en deze idealen zouden in ieder geval een heel nieuwe vorm en kracht moeten krijgen, willen zij weer aanspreken en kracht uitoefenen. Als het waar is, dat naast deze ideeën en idealen in Duitsland misschien ook de kerk het heeft laten afweten, maar tegelijkertijd nieuwe kracht en vorm gekregen heeft, zodat zij tegenwoordig inderdaad een rots in de branding vormt – wat wil dat dan zeggen? Wat betekent het dat zij die daar aan het front staan tegen ons zeggen dat zij dat doen door Hem te belijden, die misschien voor ons allemaal nog altijd een virtuele Heer is?

En mijn derde vraag: Verwacht u hier in Zwitserland, dat de kerk – er is immers ook bij ons een kerk – hetzelfde zou presteren en misschien ook in de huidige tijd al presteert, als wat wij de strijdende Duitse kerk zien doen? Wanneer u mij op deze vraag antwoordt: ‘nee, dat verwachten wij niet’, dan zou ik u de volgende vraag stellen: waarom verwacht u dat niet? Ik denk dat er niemand onder ons is die de kerk ongerechtvaardigde verwijten zou maken. Je kunt dus zeker niet zonder meer zeggen dat het de kerk aan ijver, aan vlijt, aan openheid voor de problemen van vandaag en aan engagement met de nood in het volksleven ontbreekt. Maar er is misschien een tekort aan een heel andere kant: ook onze kerk heeft misschien nog veel te veel geloof in de goede mens en te weinig geloof in de Heer die alleen goed is [vgl. Mk. 10:18]. Te weinig en te veel! Misschien is daarom onze kerk tegenwoordig nog niet weer het licht in de duisternis, dat de kerk eigenlijk zou moeten zijn [Rom. 2:19], is ze nog veel te veel oude kerk, liberale kerk, zoals die kerk in Duitsland, die in 1933 onder de voet gelopen werd.

En omdat ik nu over de kerk spreek, zou ik tot slot willen vragen: Wie is dan de kerk? Ook hier, ook bij ons? Het is al te gemakkelijk hierbij aan de predikanten of ook aan die paar mensen die we gelovigen noemen te denken. Kerk zijn al diegenen die op welke manier dan ook naar de roep van de virtuele Heer luisteren. – Wanneer het mij gelukt is u duidelijk te maken, dat deze roep van deze Heer ook tot ons komt, tot ieder van ons, niemand uitgezonderd, dan heb ik vanavond niet voor niets gesproken.

(Vertaald door Rieke den Hertog-van ’t Spijker, geannoteerd door Gerard den Hertog. Binnenkort zal het deel Vorträge und kleinere Arbeiten 1935-1937 in de Karl Barth Gesamtausgabe (Bd. 55, hg. von Lucius Kratzert und Peter Zocher, Zürich 2021) uitkomen, waarin deze rede is opgenomen. We zijn als Karl Barth stichting het Karl Bartharchiv in Bazel in de persoon van dr. Peter Zocher er zeer erkentelijk voor, dat we de inleiding op en de aantekeningen bij deze brochure al hebben mogen inzien en gebruiken. De vertaling is opgenomen in brochure 2 van de Karl Barth stichting Wij zijn zelf in het geding! Twee lezingen van Karl Barth over Duitsland voorf een Zwitsers gehoor (1937, 1945). ISBN: 978-90-831291-0-5)

Pagina's: 1 2 3 4 5 6