De betekenis van de Opstanding voor de wereld waarin wij leven
De betekenis van de Opstanding voor DE WERELD WAARIN WIJ LEVEN
Welke betekenis heeft Christus opstanding voor den midden in de wereld, midden in deze wereld geplaatsten mens? Het antwoord op deze vraag gaf Karl Barth in een brief die hij in 1941 naar de christenen in Engeland had willen zenden, doch die door de Zwitserse censuur werd verboden. De brief is thans in „Eine Schweizer Stimme”, de verzameling oorlogs-opstellen van Barth (uitg. Evang Verlag, Zollikon bij Zürich) gepubliceerd. Wij ontlenen er het volgende aan, dáár beginnende, waar Barth als zijn mening wil Gods maakt ons instaan voor deze oorlog tot een zaak van Christelijke gehoorzaamheid”.
Kan met dat zo beslist zeggen? Wij Christenen moeten het daarom met alle beslistheid zeggen, omdat de wereld waarin wij leven, de plaats is waar Jezus Christus van de doden is opgestaan, en de tijd dezer wereld de tijd van het goddelijke geduld tot aan de wederkomst van dienzelfden Jezus Christus in Zijn heerlijkheid.
Het is de wereld waarin wij leven, in heel de voorlopigheid en vergankelijkheid van onze huidige existentie: met inbegrip van de zonde die wij begaan en van de jammer die wij onszelven door de zonde bereiden, met inbegrip van de schaduwen des doods die over ons heen liggen gespreid. Het is de wereld, die uiterlijk en innerlijk dààrdoor bepaald is, dat God de naam van Jezus Christus boven alle namen verheven heeft en dat in Hem zich de knieën moeten buigen van allen die in de hemel op de aarde en onder de aarde zijn.
Omdat dit waar is, daarom is de wereld, waarin wij leven, niet de een of andere duistere ruimte, waarin het noodlot of het toeval regeren en waar alle mogelijke „machten en overheden”, zich ongehinderd en grenzeloos mogen uitleven en mogen uitrazen.
Omdat dit waar is, daarom is de wereld niet aan den duivel en ook niet aan de mensen overgelaten om daar een grote „Insanity Fair” ¹te arrangeren, naar hun eigen smaak of naar de invallen van bepaalde individueel of collectief optredende aardgeesten.
Wederom staat er geschreven en wij mogen en moeten ons daar ook thans aan houden: dat het Rijk van Jezus Christus zich ook in dit huidig tijdsgewricht – waarin wij op het Rijk der heerlijkheid Gods nog slechts kunnen hopen – niet alleen uitstrekt over de Kerk als gemeente der Christgelovigen, maar ook – ongeacht het geloof of het ongeloof der mensen – over de gehele ruimte dezer wereld, over al haar hoogten en diepten en dat het dus ook tegenover de boze machten, krachten en aardse geesten van deze wereld in alle werkelijkheid een superieure plaats inneemt.
Het is ongetwijfeld waar, dat de ganse schepping met onze zicht, omdat zij als plaats van Jezus Christus lijden en door „der ijdelheid onderworpen” is, (Rom. 8: 19-23). Maar het is óók waar, dat diezelfde schepping door de opstanding van Jezus Christus thans reeds geheiligd is voor Zijn wederkomst en voor de vernieuwing des hemels en der aarde. Want zoals Jezus Christus naar de leer van het Nieuwe Testament de zonde reeds heeft weggedaan en de dood reeds heeft gedood, zo heft Hij naar Kol. 2:15 getuigt die „machten en overheden”rees ganselijk „uitgetogen” en „in het openbaar tentoongesteld en over hen getriomfeerd”om hen eens, wanneer Hij zal wederkomen (1 Cor. 15:25 voor goed „onder zijne voeten te leggen”.
Slechts als spoken zonder werkelijke substantie of kracht, vermogen zij nu nog onder ons den baas te spelen. Juist wij Christenen missen dus het recht hen te vrezen of te respecteren, ons er bij neer te leggen dat zij doen alsof zij in de wereld de baas zijn, alsof zij geen heer en geen grens hadden.
Wij zouden de opstanding van Jezus Christus verachten en zijn heerschappij ter rechterhand des Vaders verloochenen; wij zouden ook in de kerk, ook in onze aanbidding Gods en in ons verkondigen en horen van zijn Woord. In ons persoonlijk geloven, liefhebben en hopen geen rustig uur meer kunnen hebben en geen troost en geen kracht meer kunnen vinden: wij zouden beschaamd tegenover God en zijn engelen en al zijn schepselen moeten staan, – als wij de heiliging die reeds in deze wereld, waarin wij leven, is geschied, zouden vergeten en als wij niet om Jezus Christus wil moedig en beslist de aardgeesten tegemoet zouden treden.
Heel het optreden van Adolf Hitler, met al zijn kabaal en al zijn vuurwerk, met al zijn raffinement en dynamiek is de onderneming van een aardgeest. Die geest is waarschijnlijk een kleine wijle de vrijheid gelaten om ons geloof aan de opstanding van Jezus Christus en vooral ook de gehoorzaamheid van ons geloof op de proef te stellen.
____________________________________
¹) Kermis der krankzinnigheid, titel van een bekend Engels boek van deze tijd, dat op zijn beurt die titel varieerde naar die van Thackeray’s „Vanity Fair” of Kermis der ijdelheid.
In de Waagschaal, 1e jaargang, nr. 29/30, 20 april 1946