Allemaal liberaal?
ALLEMAAL LIBERAAL?
VRIJZINNIG LINKS EN DE KOMENDE VERKIEZINGEN
N.a.v. Bart Snels (red.), Vrijheid als ideaal, Amsterdam 2005
Zolang als ik mag stemmen, stem ik op ideeën. Niet op concrete plannen, maar een benadering van maatschappelijke problemen en de idealen, waarden en ideeën daarachter. Die idealen zijn begin jaren 80 gevormd, in de uitlopers van de midden-orthodoxie: het conciliaire proces. Vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Dus ik koos – vanaf begin jaren 90 – steeds op ‘links’ en ‘milieu’. Zonder twijfel en zeer betrokken. Nu, een jaartje of vijftien later twijfel ik wel, zoals zoveel linkse stemmers. Nu – na nine-eleven, na Fortuyn, nu (ook) links vrijheid als ideaal omarmt en liberaal wil zijn. En het kan verwend klinken, maar vrijheid zegt mij niet zoveel. Sterker: ik wantrouw al het spreken over vrijheid. Ik haak af. De betrokkenheid was al goeddeels verdwenen en vervangen, niet door onverschilligheid maar door onmacht en onvrede. Alles lijkt op elkaar. Er zijn nauwelijks wezenlijke verschillen. Ze zijn allemaal liberaal, enkele uitzonderingen daargelaten (SP, CU).
Links: leegte of lente?
Sinds de moorden en de politieke correctheid voorbij zijn heeft vooral links het moeten ontgelden. De linkse kerk kreeg – opmerkelijk gemakkelijk! – de schuld, terwijl men toch moeilijk kan stellen dat links geregeerd heeft de laatste decennia; zeker ‘paars’ kan onmogelijk links genoemd worden (liberaal des te meer). Opmerkelijk was ook de heftigheid van de emoties tegenover links, niet in de laatste plaats in de vorm van bitterheid en rancune van voormalige linkse ‘intellectuelen’ van een bepaalde generatie. Opeens verkeerde links in een intellectuele leegte. Of er elders wel zoveel substantie was, valt te betwijfelen, maar inderdaad was links ontredderd en gedesoriënteerd. Vooral voor zover het niet meer tegen het kapitalisme en voor het multiculturalisme kon zijn – en de recente geschiedenis maakte dat inderdaad moeilijk. Maar na een nauwelijks begonnen zelfonderzoek en intellectuele herbezinning wordt alweer zelfbewust een linkse herleving – een linkse lente – verwacht, vooral (alleen?) door Femke Halsema. Zij is er vol van. Is daar reden toe?
Vrijheid als ideaal
Halsema sprak onder meer van die verhoopte lente in het nawoord van de goede en interessante bundel Vrijheid als ideaal. Al is het geen bundel van partijleden – de redacteur benadrukt dat naar ‘politieke voorkeuren’ van de scribenten ‘niet gevraagd’ is – het initiatief kwam vanuit het wetenschappelijk bureau van GroenLinks (GL) en een linkse, progressieve invalshoek is overduidelijk.
De inleiding van Bart Snels (directeur van genoemd bureau) en deel I (‘Het nieuwe politieke speelveld’; bijdragen van socioloog Dick Pels en politiek filosoof Bert v.d.Brink) vormen een goede introductie. Pels beschrijft het politieke veld, dat naast door de tegenstelling links-rechts evenzeer wordt bepaald door de tegenstelling individualisme-communautarisme (o.a. het verschil tussen GL en SP). V.d.Brink bespreekt helder de drie vormen van vrijheid (negatief, positief en publiek).
In de delen II (‘Omstreden vrijheid’) en III (‘De klassieke instituties’: rechtsstaat, democratie, markt) worden verschillende aspecten van de vrijheid uitgewerkt. Het gaat daarbij vooral om de verhouding van de genoemde drie vrijheden. Waarin moet een individuele burger vrij zijn? Wat kan en mag opgelegd, verwacht of geëist worden? Wie beslist daarover? De artikelen bieden samen een goed overzicht van waar het op aankomt. Er worden verschillende accenten gelegd, maar de hoofdlijn is duidelijk. Het front is ‘rechts’, vooral in de actuele verschijningsvorm van ‘Verlichtingsliberaal’ of ‘conservatief-liberaal’. Herhaaldelijk wordt gewezen op de ontwikkeling dat de individuele vrijheidsrechten – voorheen vooral een rechts thema – tegenwoordig door links worden verdedigd. Links komt nu in de debatten over de rechtsstaat en terrorismebestrijding op voor bescherming van privacy en de rechten van de verdachte. Andere vaak genoemde ontwikkelingen zijn de verschuivingen van het maakbaarheidsgeloof en van een uitgewerkte, levensbeschouwelijk gekleurde maatschappijvisie in politiek en samenleving: beide gaan van links in de jaren 70/80 naar rechts tegenwoordig. Nu propageert rechts een bepaalde inhoudelijke cultuur met waarden en normen. Hiermee komt het liberale van rechts onder druk te staan en een centrale stelling van de bundel is dat de echt liberale erfenis bij links in betere handen is
Complexiteit
Een belangrijke kracht van de bundel is de aandacht voor de complexiteit van het concept vrijheid in de (post)moderne en (post)multiculturele samenleving en de paradoxen waar een nadruk op vrijheid bijna onherroepelijk mee te maken krijgt. Vooral de bijdragen van Pieter Hilhorst en Sjoerd de Jong zijn in dit opzicht boeiend. Hilhorst schrijft over identiteitsvorming. Om je identiteit te ontplooien is vrijheid nodig, maar de idealen van ongebondenheid en autonomie miskennen het belang van de sociale verbanden daarin. Evenzo werkt de grote keuzevrijheid van veel markt contraproductief: identiteitsvorming wordt erdoor overbelast.
De Jong pleit voor een moderne vorm van het veel verguisde cultuurrelativisme. Scherpzinnig wijst hij op een aantal opmerkelijke paradoxen en onderaardse verbanden in het actuele debat over relativiteit en superioriteit van culturen, door de geschiedenis van het cultuurbegrip in filosofie en culturele antropologie na te gaan. In de cultuurrelativismekritiek van Wilders, Cliteur e.a. stuiten Romantiek (‘volksaard’, ‘vaderlandse geschiedenis’, herkomst) en Verlichting (‘universalisme’, mensheid, ontwikkeling) op elkaar en vermengen zich in telkens andere verhoudingen. Stellen dat ‘onze cultuur’ de beste is en de hunne achtergebleven, impliceert de fundamentele waarde van cultuur, hetgeen integratie, laat staan assimilatie zeer compliceert. Cultuur, waarden en normen wissel je dan dus niet zomaar als kleding. In dit soort analyse worden – voorbij retoriek en populisme – de problemen pas goed duidelijk.
De lente van linkse vrijzinnigheid
Bij dit degelijke denkwerk blijven echter de concrete politieke consequenties nog onduidelijk. En als Halsema deze in haar nawoord formuleert, blijkt dat het denkwerk nog niet voltooid en de zelfkritiek nog nauwelijks begonnen is. Het is niet het sterkste deel van de bundel. Halsema’s bijdrage kenmerkt zich door zelfgenoegzaamheid en overdreven profileringsdrang (zie p.212), tegenover rechts maar ook de sociaal-democratie. Geen spoor van een besef dat GL al vele verkiezingen op rij vooral verliest en dat het tegenover de kabinetten Balkenende geen succesvolle oppositie weet te voeren (in tegenstelling tot de SP). De verwachting van een linkse lente staat in schril contrast tot de vaagheid van haar linkse ‘vrijzinnige’ liberalisme van emancipatie en sociaal individualisme, met name wat politieke concretisering betreft.
Linkse lacunes
Hier komt ook de zwakheid van de bundel aan het licht. Evident is de aanleiding van de bundel de crisis van het multiculturalisme (lees: Islam). Die aanleiding blijft op de achtergrond en daarmee wordt de problematiek toch miskend. Is er niet een grotere gedeelde culturele basis nodig in de samenleving? Het erkennen van legitieme cultuurverschillen zoals De Jong wil lost het probleem nog niet op hoe die ‘culturen’ samenleven. Hier graaft de vrijzinnigheid niet diep genoeg en rijst de vraag of men met vrijzinnigheid überhaupt wel politiek (belangenstrijd! macht!) kan bedrijven, zeker waar allerlei ferme orthodoxie zich breed maakt (Islam, Verlichting en heimelijk – als dat nog mag – materialisme en kapitalisme). Hier wreekt zich ook het gebrek aan aandacht voor de economie. Dat men met het omarmen van het liberalisme de economische pendant daarvan er gratis (!) bij krijgt, wordt niet onderkend. Men ziet de noodzaak en waarde van de markt (Snels) en zinspeelt op milieupolitiek gebruik ervan (Wissenburg, Halsema), maar dieper gaat het niet. Daarbij lijkt vrijzinnig links de moraal goeddeels uit de politiek te drukken. Dat maakt wezenlijke morele kritiek op maatschappelijke toestanden onmogelijk en wat erger is: de waarden die politiek en economie hoe dan ook bepalen gaan ondergronds.
Verantwoordelijke samenleving
De linkse vrijheid blijft ‘omstreden’. Ik vind er geen overtuigende en samenhangende politieke visie in. Discussie over vrijheid, rechtsstaat en de liberale democratie zijn nodig, maar moet je daarin het hart en ideaal van je politiek zoeken? Zoals gezegd: de SP voert succesvol oppositie – en benadrukt een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid (Zij staat in Pels’ beschrijving van het politieke veld ook diametraal tegenover CDA-VVD). Tegenover de mantra’s ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘normen en waarden’ moet men het kabinet vragen hoe een verantwoordelijke overheid en een verantwoordelijke samenleving eruit ziet en hoe zij daarvoor verantwoordelijkheid neemt. Als het erop aankomt, spreekt het kabinet enkel financiële, sociaal-economische taal (zonder bezinning op de moraliteit daarvan). Zorg moet efficiënt en de burger moet zelf zorgen (financieel!) goed af te zijn (no-claim). De energie en huurmarkt worden geliberaliseerd. Burgers mochten wel wat meer consumeren (en mag de te hoge gemeentebelastingen wel boycotten), aldus Zalm enige tijd geleden. Waarde is marktwaarde, vertrouwen consumentenvertrouwen. En als Balkenende zegt dat ‘Nederland het weer kan’, is dat puur economisch bedoeld.
Verdonk
Minister Verdonk fungeert vaak als mikpunt van kritiek op het kabinet en terecht: haar luid verkondigde daadkracht en ferme taal gecombineerd met een teleurstellend beleid gestuurd door dubieuze waarden zijn karakteristiek. In ruim drie jaar tijd is de ‘kwaliteit’ van het werk van de IND, na talloze klachten nauwelijks verbeterd. Na drie jaar ligt er enkel een uitgeklede en twijfelachtige Inburgeringswet. Drie jaar lang worden gerechtelijke uitspraken genegeerd en herhaalde kritiek op mensen- en kinderrechtenschendingen hoogmoedig weggewuifd. Die internationale organisaties en verdragen zijn vooral lastig. Drie jaar lang regeren onduidelijkheid en willekeur over de 26.000 uitgeprocedeerden.
De portefeuille vreemdelingenzaken, migratie en integratie is cruciaal. Daar gaat het om mensen op drift. Daar zijn enkele van de grootste problemen van deze tijd aan de orde: vragen van cultuur, religie en seculariteit, van nationale identiteit en van de natiestaat in Europa en de wijde wereld. Welke rol wil Nederland spelen? Hoe ziet men de onrechtvaardige welvaartsverdeling en de onvrije wereldmarkt, die voor Derde Wereldlanden funest uitpakt – een belangrijke motor achter de migratie? De weinig solidaire houding tegenover het probleem van de Afrikaanse ‘gelukszoekers’ op de Canarische Eilanden is typerend voor de termijn waarop en het kader waarin gedacht wordt.
Je zou hopen dat in verkiezingstijd de wezenlijke problemen en voorstellen voor oplossingen aan de orde kwamen. Daarentegen zoekt men voorlopig vooral de middengroepen te winnen door in te spelen op hun eigen belang: hun portemonnee. Als dat politiek is, ontvallen mij ‘vrijheid als ideaal’ en vrijzinnigheid. Ik radicaliseer, moraliseer en hoop op links, ferm links.
Coen Constandse