‘If I call this gentleman here an @$#*%& …’
‘IF I CALL THIS GENTLEMAN HERE AN @$#*%& …’
Over Stanley Hauerwas’ Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving
If I call this gentleman here right now an asshole, you’d think: ‘gee, what’s he got against him?’ Because that’s a derogatory term. But I come from a culture where it’s a term of endearment that males use after they scored a touchdown, when it’s also permissible for males to touch one another without implications being drawn. So I mean, you got to be raised in Texas to know how to rightly use ‘asshole’.1
Zo legt Stanley Hauerwas uit dat je om woorden te begrijpen de context en de cultuur ervan moet kennen en daarvoor gebruikt hij naar eigen zeggen vaak dit asshole-voorbeeld, waarbij hij willekeurig iemand op de eerste rij aanwijst. Woorden als asshole of in het Nederlands klootzak zijn in het theologische taalgebruik – althans in het publieke – ongebruikelijk. Ook hierin wijkt Hauerwas af van het gewone. Op internet zijn meer filmpjes te vinden met, laten we zeggen robuuste taal (‘Nothing pisses me off more than … ehm … the kind of sentimental shit that currently pervades Christianity …’).2
Hauerwas verloochent zijn afkomst niet: zijn vader was een ‘bricklayer’, metselaar. Misschien wel erg gretig maakt hij met zijn woordkeus ook duidelijk dat christen-zijn geen zaak van fatsoen is, een brave burger zijn, lief zijn voor mekaar. Hauerwas gaat er hard in, onbehouwen soms, als een bouwvakker, als in het American Football. Hij spaart niemand en deelt links (de liberals, progressief, ruimdenkend) en rechts (evangelicals, neo-cons, pro-life) uit. Zijn radicale boodschap brengt echter vanuit bijbel en traditie steevast wezenlijke aspecten van het evangelie in het spel. Ook als hij je niet overtuigt – en dat is goed mogelijk – dwingt hij je om grondig en vanuit de bronnen, vanuit de navolging te redeneren. Vrijwel alles wat hij naar voren brengt appelleert aan het kerkelijke en theologische geweten.
Een Nederlandse bundel
Het is daarom een goede zaak dat Hauerwas in Nederland geïntroduceerd wordt. Een promovendus in Kampen werkt aan een proefschrift over hem, en er is reeds een bundel opstellen in het Nederlands. Maar Hauerwas, die Amerikaan, of nee, die Texaan, in het Nederlands – werkt dat? Is het los te maken uit dat Amerikaans, die context, die wereld?
Het zou kwalijk zijn als dat niet kon natuurlijk. Het wordt ook al snel duidelijk dat het kan, zeker in de stukken waarin Hauerwas zijn benadering van theologie, ethiek en de kerk meer theoretisch uitwerkt. Dat spreekt rechtstreeks aan; het werkt dus. In vaktaal gezegd benadrukt Hauerwas de relatie tussen ecclesiologie en ethiek. Hij richt zich tot de kerk en roept haar op om vooral kerk te zijn, en niets anders, om Christus te volgen en te dienen, en niets of niemand anders. In het christelijke Amerika is dat relevant, zeker, maar voor Nederland niet minder.
De kerk moet zich laten bepalen door het verhaal van de God van Israel, het verhaal van Jezus Christus. Het moet dat verhaal horen en vervolgens niet zomaar doorvertellen, maar het eerst en vooral leven. Dat is waar dat verhaal, dat evangelie op uit is: dat het vorm aanneemt in het leven van de gemeente, dat het vorm geeft aan het leven en het karakter van haar leden. Dit zijn de kernwoorden: kerk, gemeenschap, verhaal, karakter, deugd (zie bijv. de opstellen ‘De uitleg van de Schrift: waarom discipelschap vereist is’, ‘Karakter, verhaal en groei in het christelijke leven’, en ‘De dienende gemeenschap: christelijke sociale ethiek’).
Radicaal
Deze benadering brengt Hauerwas tot radicale stellingnames, over politiek, geweld en oorlog, over seks, voortplanting en abortus, over het gezin, over economie en hebzucht (al krijgt dit laatste in de bundel niet zelfstandig aandacht). Steeds gaat het om een fundamentele kritiek op het liberale verhaal dat de Westerse samenleving domineert, met haar autonomie, haar individualisme, haar vrijheden en mensenrechten, haar vermeende tolerantie en pluralisme. Hauerwas stelt dat een christen daar allemaal niet zomaar in mee kan gaan, en dat het evangelie een heel ander perspectief geeft. Het voert te ver om daar uitgebreid op in te gaan – koop en lees de bundel (of de uitgebreide Hauerwas Reader, waarin op een na alle vertaalde teksten ook te vinden zijn)! Uit zijn werk komt de vraag onontkoombaar op ons af, of de kerk niet veel te veel en veel te ver meegaat in dat liberale, zogenaamd verlichte denken, voelen en vinden. Let wel, dat geldt net zo goed voor de orthodoxe, behoudende gelovigen. De evangelicals lijken wel anders dan de wereld in de houding ten aanzien van seks en huwelijk, maar politiek en economisch zijn ze ondertussen veelal volkomen wereldgelijkvormig. De christelijke beweging van family values, pro-life, anti-abortus opereert grotendeels op basis van dezelfde aannames als het liberale denken, door het gezin als eenheid op zich te nemen, respectievelijk door het ongeboren leven biologisch en juridisch te benaderen. Een christen is daarentegen allereerst lid van de gemeente, en dat relativeert huwelijk, gezin en biologische banden, en maakt kinderen krijgen een zaak van de gemeenschap. Lees bijvoorbeeld het opstel ‘Abortus in theologisch perspectief’. Fascinerende lectuur, die ook beschaamd maakt: decennia al werkt Hauerwas een gedegen kritiek uit van de moderne manier van leven, en dat dringt niet of nauwelijks door.
Vertaling
Kritiek op Hauerwas is zeker mogelijk, maar dat laat ik aan u, lezers, na lezing. Wel maak ik een paar opmerkingen bij deze Nederlandse bundel. Allereerst over de vertaling. Die is over het algemeen in orde, maar aangezien meerdere vertalers elk een paar teksten hebben verzorgd, is de kwaliteit wel wisselend. Vaak leest het als het strakke, vlotte Amerikaans, maar soms ook niet en is de vertaling matig, bijvoorbeeld in het spannende stuk over abortus en het prikkelende interview waarmee de bundel opent (‘Christendom: het is geen religie, het is een avontuur’). Het Nederlandse ‘een praktijk van groeiend leven, zelfs onder bedreiging’ is onbegrijpelijk als vertaling van ‘a practice of enhancing life, even under duress’: het gaat om het zelfs onder dwang vasthouden aan het leven (211). Ander voorbeeld: ‘Biology does not make parents in the church. Baptism does’ wordt ‘Ouderschap in de kerk heeft niet zoveel te maken met biologie, maar wel met de doop’ (212). In een eerder stuk in dit blad (IdW 39/15) wees ik al op de vertaling van ‘a people’ met ‘mensen’; een wezenlijk aspect van Hauerwas’ denken (de inzet bij de gemeenschap, het anti-individualisme) lost in translation. De vertaling van ‘The church must be a clear manifestation’ met ‘de kerk moet een zuivere verschijning zijn’ (van een vreedzaam volk; 106) geeft aanleiding tot een ‘dopers’ misverstaan (als zou het om morele zuiverheid gaan).
Robuust?
Een ander punt is de titel ‘Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving’, en de inleiding van de bundel onder de noemer ‘de kerk als morele gemeenschap’. Hier heb ik mijn twijfels, als Hauerwas ‘overgezet’ wordt naar de Nederlandse situatie. Het kost moeite om ‘de kerk als morele gemeenschap’ net zo fris en krachtig te verstaan als ‘the church as moral community’ (maar ik koos in mijn proefschrift, aansluitend bij Hauerwas dezelfde, wat bedompte vertaling). Twijfelachtiger vind ik de titel. Daaruit spreekt naar mijn idee iets restauratiefs of confessioneels, iets behoudens, alsof de gemeente zich op een stevige positie, een ferme identiteit – als een zuil bijna, een bastion – zou kunnen terugtrekken ‘in de postchristelijke samenleving’. Hauerwas’ radicale, revolutionaire boodschap komt er niet in tot uitdrukking. Mij lijkt Hauerwas’ gedroomde kerk namelijk vooral radicaal. Dat is natuurlijk ook robuust, maar betekent een fundamentele, nietsontziende kritiek van vrijwel het hele kerkelijk bedrijf: van evangelicaal en ‘missionair werk en kerkgroei’ tot OGG. Als je Hauerwas’ inzichten in praktijk brengt, zou het overgrote deel van het huidige kerkvolk zich geen raad weten. Dus wat je met Hauerwas kunt en moet in de praktijk, is nog niet zo eenvoudig.
We kunnen echter niet om hem heen. Al banjert hij op sneakers en in spijkerbroek dwars door onze keurige kerk en academie, al verstoort hij luidkeels in plat Texaans onze beleefde burgerlijke kerkelijk-theologische praat – hij speelt in ons team en gaat voorop in de strijd. En hij scoort: touchdown! Daarom moeten we hem toch in de armen sluiten, daarom noemen we hem met alle liefde en waardering van harte een asshole.
Coen Constandse
Stanley Hauerwas, Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving. Onder redactie van Esther Jonker, Herman Paul en Bart Wallet, Boekencentrum 2010
1 Tijdens de lezing ‘Pentecost’; te vinden op http://vimeo.com/10935651.
Overigens is deze lezing niet opgenomen in de besproken bundel.
2 Zie de video ‘Sentimentality’, http://vimeo.com/6852729.
Ook in de bundel komt verhuld robuuste taal voor: de afkorting ‘S.O.B.S.’ wordt netjes ‘ongevocaliseerd’ weergegeven met ‘kl**tz*kk*n’ (34).