Tussen al het andere in – Een stroom van woorden

logo-idW-oud

 

Tussen al het andere in – Een stroom van woorden

Het was me ontgaan, dat het in 2003 vijfenezenvemtig jaar was geleden dat de Oxford English Dictionary (OED) gereed kwam. Het laatste woord van de laatste letter, de letter Z, was bereikt en dat moest worden gevierd.

Het was Simon Winchester niet ontgaan. Ter gelegenheid van het jubileum schreef hij een boek, The Meaning of Everything geheten en met de ondertitel The Story of the Oxford English Dictionary, mooi uitgegeven door uiteraard de Oxford University Press.

Winchester, geoloog van professie, is een Amerikaan, maar dat merk je nauwelijks. Hij schrijft alsof hij altijd in Engeland heeft gewoond. In de proloog van zijn boek beschrijft hij eerst een dag: woensdag 6 juni 1928, ‘Derby Day’. In de avond van deze dag van de paardenrennen waren er twee grote bijeenkomsten met diners, het ‘Derby Ball’, gepresideerd door de prins van Wales in het Mayfair Hotel en de andere bijeenkomst, ook met een diner, was ter ere van de Oxford English Dictionary in de Goldsmiths’ Hall, vlak bij de St Paul’s Cathedral. De bijeenkomst begon precies om 8 uur en er waren 150 personen aanwezig, alleen mannen, terwijl toch ook vrouwen hadden meegewerkt aan de OED.

De prins van Wales was omringd door de rijksten en ‘most glittering’ van de natie; bij de andere bijeenkomst waren, aldus Winchester, de ‘brightest and most wise’, onder hen de premier Stanley Baldwin. Prof. Sir William Craigie, toen Editor-in-Chief, was die dag geridderd en de dag ervoor had de Universiteit van Oxford hem een eregraad toegekend.

De 61-jarige Baldwin kreeg de taak toebedeeld een toast uit te brengen van dankbaarheid en bewondering voor de redacteuren, stafleden en alle andere medewerkers van het woordenboek. Dat was hem wel toevertrouwd. De toast duurde lang, maar niemand verveelde zich. Baldwin zei onder meer: ‘Zoals Ezechiël in het dal van de dorre doodsbeenderen, zou ik willen bidden dat de vier winden blazen over die woorden, dat zij te voorschijn treden en recht op hun voeten gaan staan, een geweldig groot leger. Onze geschiedenis, onze romans, onze gedichten, onze toneelspelen – zij zijn alle in dit ene boek. Ik zou kunnen leven met uw woordenboek, dr Craigie.’ Op die dag was bijna 71 jaar gewerkt aan de Dictionary en waren op 15.490 bladzijden 414.825 woorden verzameld. Een eindeloze stroom van woorden.

Het werk werd begonnen in 1861, maar het werk kwam pas goed op gang in 1879 toen James Murray de leiding kreeg. Hij was niet alleen geleerd, maar ook gedisciplineerd en hij wist mensen te stimuleren en aan zich te binden. Het kostte grote moeite om het resultaat van het werk van zijn voorgangers in handen te krijgen. Het vele papier was her en der verspreid. Toen het materiaal eindelijk bij hem kwam trof hij een dode rat aan onder de papieren en een groot gezin met muizen. Zelf had hij met zijn tweede vrouw, Ada Ruthven, ook een groot gezin, zes zonen en vijf dochters. Zijn eerste vrouw was bij de geboorte van het eerste kind gestorven. De kinderen hielpen al jong hun vader voor een zakcentje en later werden enige van hen zijn assistenten. Murray heeft veel werk verzet: het verzamelen van woorden, het nagaan van de herkomst der woorden, het definiëren van de betekenis der woorden, en dat laatste is een bijzondere kunst. Voor de citaten bij de woorden had hij vele vrijwilligers. Van alle kanten kreeg hij ‘quotation slips’ toegezonden. De vrijwilligers toonden grote betrokkenheid bij het project. Van de vrijwilligers noem ik er vier. Twee mannen en twee vrouwen. Fitzedward Hall, een Amerikaan, was een kleurrijke figuur en een bijzonder moeilijke man. Hij had veel gereisd en kende vele talen, o.a. Sanskriet en Perzisch. Als hoogleraar in King’s College te Londen raakte hij verwikkeld in een geweldige ruzie. Na deze ruzie was hij niet langer te handhaven; hij kreeg ontslag en ging toen wonen in een afgelegen woning in East Anglia. Levend als een heremiet, want ook zijn naaste familie kon het niet bij hem uithouden, trok hij dagelijks vier uur uit voor werk aan de Dictionary en dat twintig jaar lang. Hij deed onderzoek en las kritisch de hem toegestuurde proefbladen. Een andere vrijwilliger was dr William Chester Minor, ook een Amerikaan. Hij was chirurg geweest in het leger, maar ontslagen wegens wonderlijk gedrag. Hij kwam in Engeland terecht. In 1872 schoot hij in een vlaag van waanzin een man neer. Opgenomen in een gesticht werkte hij 21 jaar voor de OED. Hij leverde 12.000 citaten. Eerder schreef Winchester over deze mannen het boek met de titel The Professor and the Madman. Dat zou ook de titel kunnen zijn van een detective of een thriller.

En dan waren er twee zusters: E.P. en Edith Thompson. Later bleek dat E. P. stond voor Elizabeth Perronet. De zusters werkten hard, maar wilden anoniem blijven. Wat Murray ook ptobeerde, hij kwam niet met hen in persoonlijk contact. In Nederland liet het echtpaar Caland van zich horen. De man zei, dat de belangstelling voor het boek het enige was dat hem in leven hield, maar zijn vrouw wilde alleen knarsetandend spreken over ‘die ellendige Dictionary’.

Van de staf, de medewerkers, de vrijwilligers waren velen in 1928 overleden. Zij hebben de vele delen niet gezien. Toen in 1914 de hoogleraar in de medicijnen, Sir William Osler (in Oxford) Murray voorbij zag fietsen op zijn driewieler, zijn lange witte baard fladderend in de wind, zei hij tegen zijn metgezel: ‘De Universiteit betaalt me mijn salaris om de oude man in leven te houden tot zijn 80ste jaar in 1917, wanneer zijn woordenboek klaar zal zijn’.

Murray haalde 1917 niet en toen was ook de OED nog niet klaar (voor zover een Dictionary ooit klaar kan zijn). Murray wist dat hij dodelijk ziek was en dat hij een verloren strijd voerde, maar zolang hij kon ging hij door met zijn werk aan de letter T. Op 26 juli 1915 overleed hij.

Op 27 mei j.l. was er een Noordmansdag in Kampen, en dat is heel iets anders dan de Derby Day. Er werden vele woorden gesproken, goede woorden. En het tiende en laatste deel van de Verzamelde Werken werd gepresenteerd. Naast artikelen, boekbesprekingen, bijbeloverdenkingen en een onlangs gevonden brief, bevat dit deel registers over al de delen. Ik zoek graag in registers en ben dus blij met dit deel. Registers wijzen de weg in de stroom van woorden. Ongeveer 25 jaar geleden verscheen het eerste deel. De redactie was optimistisch en dacht in een paar jaar het werk te kunnen voltooien. Van de redactie van het begin zijn er vier overleden: J. M. Hasselaar, die voorzitter was; H. Bartels, die secretaris was en de leden G. J. Paul en G. de Ru. In zijn boek gebruikt Winchester het woord ‘woordenjager’ voor iemand. De redactie was op jacht naar de woorden van een ander, van Noordmans.

Michael Bource