Tussen al het andere in – Aan het begin van de maand mei

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Aan het begin van de maand mei

Dit jaar was 1 mei een ‘volle’ dag. Het was niet alleen ‘dag van de arbeid’, in Nederland werden ook de hervormden, de gereformeerden en luthersen verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland. Ook gingen op die dag tien landen deel uitmaken van de Europese Unie. In Nederland ging men niet de straat op om de vereniging te vieren en de tien nieuwe landen welkom te heten. Elders in West Europa trouwens ook niet. Aan zowel het een als het ander werd wel aandacht geschonken.

In april bezocht ik een bevriend echtpaar. Alleen de vrouw des huizes was aanwezig, maar haar man zou spoedig komen. En dat was ook zo. Toen we elkaar hadden begroet en hij was gezeten, zei ik: ‘Nog een korte tijd en wij zijn protestanten’. Hij antwoordde: ‘Nog tien dagen en dan is het zover’. Ik keek op mijn horloge naar de datum en het klopte.

De zondag na 1 mei ging ik voor in de lutherse kerk. Al veel eerder heb ik verscheidene malen diensten geleid in de lutherse kerk, maar op juist deze dag vond ik het toch wel bijzonder en bovendien was ik in dit kerkgebouw nog niet geweest. Het kerkgebouw was vroeger een kloosterkapel. In 1745 kregen de luthersen de beschikking over de kapel die grondig verbouwd moest worden om plaats te kunnen bieden aan de gemeente. De vroedschap had in 1743 de kapel afgestaan, maar onder de voorwaarde dat er geen klok geluid zou worden. Op 2 mei werd er voor de dienst en toen het gebed des Heren werd gebeden wel een klokje geluid. Het verbod was opgeheven. Er is toch in de geschiedenis zo nu en dan wel enige vooruitgang te bespeuren. Het klokje had en heeft de naam Ursula.

Voor de dienst zei ik tegen de dienstdoende ouderling en de koster: ‘Het is vandaag een bijzondere dag. We zijn voor het eerst officieel bijeen als protestanten. Ik zal me echter houden aan de ‘klassieke liturgische eredienst’. Zij hadden niet anders verwacht van me, want ze bleken me te kennen.

Omdat ik vroeg was gekomen was er tijd voor historisch onderricht. Ik kreeg te horen wanneer er voor het eerst een lutherse gemeente was en waar die toen kerkte, namelijk in een schuilkerk. Dat moest van de toenmalige overheid. Bij de verbouwing en inrichting van de tegenwoordige kerk hadden ze onder meer steun ondervonden van de Deense koning, Christiaan VI. Als milde gever wordt de koning nog altijd herdacht door een gedenkbord in de kerk. Het orgel, zo vernam ik, was gebouwd door de bekende orgelbouwers Bätz en Witte, die lid waren van de lutherse gemeente. Het is een prachtig orgel dat vaardig wordt bespeeld.

Onder het toeziend oog van Luther deed ik mijn toga aan. Luther was aanwezig met een buste en een schilderij. In alle Lutherse kerken waarin ik voorging, trof ik Luther aan. Zo nu en dan heb ik dienst in een kapel waar je om op de preekstoel te komen eerst door een deur moet (de gemeente verliest dan even het zicht op je). In een piepklein halletje passeer je dan, vlak voordat je gaat preken, Luther. Ik knik hem altijd even toe. Hij vond dat je vlug de preekstoel op moet en ook weer er snel van af moet komen, maar ik heb de indruk dat hij zelf niet zo kort preekte. Het kan ook zijn dat kort en lang toen anders werden ervaren en dat ons ‘lang;’ toen ‘kort’ was.

In hervormde kerken kom je zelden een portret van Calvijn tegen. Wel een portret met Calvijn, Luther, Zwingli en soms ook nog John Knox of Melanchton. Wel Knox, denk ik dan, en geen Thomas Cranmer. Soms hangt er in hervormde kerken naast het portret van de hervormers een plaat met de brede en de smalle weg. Hoe krijgen ze het verzonnen! Zowel in hervormde als in lutherse kerken tref je nogal eens foto’s aan van herders en leraars, geliefde en minder geliefde. Een enkele keer zijn er ook reproducties van schilderijen met predikanten uit vorige eeuwen, toen er nog geen foto’s waren. De foto’s hangen altijd een eind van Luther en van Calvijn c.s. af. Terecht!

In de kerk waar ik 2 mei voorging trof ik zowaar ook een portret van Calvijn aan, zij het in een nevenruimte. In die ruimte was het donker, maar ik herkende hem onmiddellijk.

In de preek schonk ik aandacht aan de eenwording, maar ik ontkende ten stelligste dat we te maken hadden met een nieuwe kerk. De kerk moet zich vernieuwen, en we hopen, dat zulks het geval zal zijn. Een nieuwe kerk kan niet. In haar wezen is de kerk in alle eeuwen zichzelf gelijk. Dat behoort tot haar katholiciteit.

Na de dienst dronken we koffie (heel goede). Er waren koeken, zo groot dat ze ook een bezienswaardigheid waren. Ik vroeg of dat lutherse koeken waren. Dat waren ze niet. Ze waren anders nooit zo groot, zo werd gezegd. Een jonge man zei: ‘Het zijn PKN-koeken’.

De wortels van Europa liggen in de renaissance, schreef John Evans in de Guardian, en niet in de economie. De literatuur van de nieuwe lidstaten is een opmerkelijk getuigenis van een gedeelde erfenis. Zowel de Guardian als Vrij Nederland schonken aandacht aan de literatuur (en schrijvers) van de tien landen. En dat is veel en veel interessanter dan de Brusselse arrogantie en de Europese commissarissen..

De literatuur is Europees omdat het eerst Tsjechisch, Pools of Hongaars is en dat ook blijft.

De literatuur van het ene land kennen we beter dan van een ander land. Tsjechische literatuur beter dan Poolse. Franz Kafka uit Praag, maar ook de satiricus Karel Capek en Jaroslav Hasek, de schrijver van de avonturen van soldaat Svejk, en uit het heden Havel, Vaculik en Kundera. De Guardian en Vrij Nederland geven waardevolle aanwijzingen over de minder bekende of nog helemaal onbekende literatuur uit andere landen die we nog kunnen leren kennen. Tijdens de koude oorlog bleef het Westen voor Oost Europa bestaan, dank zij de schrijvers. En zo was het ook omgekeerd.

Michael Bource