Tussen al het andere in – Pastorieën
TUSSEN AL HET ANDERE IN – Pastorieën
In 1930 verscheen Murder at the Vicarage van Agatha Christie, een detectiveroman met voor het eerst Miss Marple. De geestelijke treft in zijn studeerkamer het lijk van kolonel Protheroe aan, die in het hoofd is geschoten. Als tijd geeft de omgevallen klok 6.22 aan. In het verloop van het verhaal blijkt dat de tijdsaanduiding niet is te vertrouwen. Ook in Nederlandse pastorieën vonden moorden plaats. Dat is te lezen in het pas verschenen boek van dr. L.A. Snijders Over oude pastorieën en pastores – Verhalen en afbeeldingen van oude hervormde dorpspastorieën en hun bewoners, een uitgave van Walburg Pers in Zutphen. In pastorieën vonden twee moorden plaats en wel door twee predikanten. De een vermoordde zijn minnares en de ander vermoordde uit afgunst zijn collega. Gelukkig is er ook veel goeds te vertellen van predikanten, hun vrouwen en hun kinderen, en toch ook wel van de pastorieën. En dat doet Snijders dan ook met verve. Wat een werk heeft deze man verzet! En met welk een plezier. Dat is op bijna elke bladzijde te merken. En de medewerkers die hij aantrok hebben ook met plezier meegewerkt, zoals dat medewerkers betaamt.. Aan het begin van het boek is te lezen: ‘Het werken aan dit boek heeft mij zeer geboeid’.
Hoofdstuk 1 heeft als titel ‘De oude hervormde pastorie is de verdwijning nabij’. Er zijn in de oorlog pastorieën verwoest, er zijn er gesloopt en een toenemend aantal heeft een andere bestemming gekregen; ze zijn ‘gedepastoriseerd’. Zoals vele boerderijen ‘ontboerd’ werden, zo werden en worden steeds meer pastorieën ‘ontherderd’.
In dit prachtige boek staan vele afbeeldingen van pastorieën, soms met de bewoners er bij. De eerste afbeelding is de pastorie van Engelen en de laatste die van Nuenen. Je kijkt je ogen uit. Natuurlijk zullen vroegere en latere pastoriebewoners gretige lezers en kijkers van dit boek zijn, maar ook anderen zullen met graagte dit boek lezen en het willen bezitten. Dat staat wel vast.
Nadat is geschreven over het hart van de pastorie – en het is niet moeilijk te raden wat dat hart is – wordt ons een kijkje gegund in de bibliotheken van predikanten als Hasebroek, Noordmans en Miskotte. Opmerkelijk in de bibliotheek van Noordmans is de grote afdeling van Latijnse en Griekse klassieken. Van Plato zijn er 17 delen en van Plotinus 6. ‘Homerus en Sophocles staan naast elkaar en van de Romeinen komen Cicero, Livius, Suetonius en Terentius te voorschijn.’ In de kast stonden ook twee delen van Cordel, Theorie und Praxis des Schachspiels die regelmatig werden geraadpleegd. Noordmans was een fervent schaker. Ook waren er veel gereformeerde vaderen en vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Hij had die boeken niet zelf gekocht; ze waren hem toegevallen uit een erfenis. Hij heeft er wel in gelezen, zoals blijkt uit sommige van zijn geschriften. Een grote en gevarieerde bibliotheek bezat K.H. Miskotte. Toen hij als emeritus de grote pastorie van Voorst betrok had hij eindelijk voldoende ruimte voor de ongeveer 9000 boeken in drie kamers. En hij wist de weg in zijn boekenbezit. Dat heb ik zelf meegemaakt. Op een keer waren Hasselaar en ik bij hem op bezoek. Hij begon over Proust en citeerde hem uit zijn hoofd in het Frans. We konden het niet zo goed volgen en dat zag hij. ‘Wacht’, zei hij, ‘ik zal het even opzoeken en jullie laten zien’. Hij liep naar de kast, pakte een boek, zocht even en sloeg een bladzijde op die ons werd voorgelegd.
De boeken spelen een belangrijke rol, maar de domineesvrouw is toch de spil waar het leven in de pastorie om draait. Een heel hoofdstuk krijgt zij toebedeeld. En terecht.
Een veelheid van pastorieën en een veelheid van pastores! Grote pastorieën, koud en vochtig, met muizen en spoken. Maar ook pastorieën als schuilplaatsen ( bijvoorbeeld de pastorie van Nieuw-Beerta) en ideale ruimten voor kinderen om te spelen. En pastores die niet alleen studeerden, preekten, catechiseerden en schreven, maar ook sportieve prestaties leverden als schaatsers en voetballers. En niet te vergeten de predikanten die eenzaam waren en wegkwijnden. Over zijn leven in de pastorie van Foudgum schreef François Haverschmidt: ‘Ik wil u wel zeggen dat ik dikwijls een erg verlaten gevoel had in mijn oude pastorie, waar niemand mij gezelschap hield, behalve een dienstmeisje…’ . Dat dienstmeisje zat eenzaam in de keuken een deuntje te huilen. Maar dan komen de vertellingen en sprookjes van Hans Andersen. Hij leest ze voor en de mist trok op, de koorts ging over en de tranen van het dienstmeisje verdwenen.
In de pastorie van Oosterlittens leefde en werkte Balthasar Bekkers, de schrijver van De betoverde wereld, een man die werd geprezen en verguisd, maar die zich inzette voor de mensen die geestelijk waren gestoord.
In de pastorie van Nijland heeft Hoedemaker gewoond en daar zijn ze nog trots op. In de pastorie van Oene woonde een wonderlijk type dominee, de vriend van de dichter Achterberg. Hij las de heilige Theresia en de kleine Theresia liever dan ‘christelijke boekjes’. Tijdens de oorlog stond in Putten een herder die zijn schapen moest laten gaan en in Odijk zorgde de latere prof. De Vrijer voor een nieuwe pastorie, die er nog staat. In Hemmen stond een groot man (Heldring) in een kleine gemeente. ’s Graveland heeft een pastorie als een buitenplaats en in Uitwijk staat een pastorie waar heel veel predikantsgezinnen hebben gewoond. Ik noem de pastorieën van Uitwijk en ’s Graveland omdat ik daar meermalen met veel genoegen ben geweest. De pastorie van Laren, waar Noordmans met de zijnen lang heeft gewoond, vloog in de lucht en vanuit de pastorieën van Oud-Loosdrecht, Noordwolde en Rottevalle trokken predikanten er op uit om de arme gemeenteleden porcelein te laten maken, rotan en klompen.
De grootste pastorie waarin ik vertoefd heb was die van Kloetinge. Om daarin te kunnen wonen moest men heel rijk zijn.
Op gemeenteavonden of andere samenkomsten met gemeenteleden kan men uit het boek het gedeelte voorlezen over de pastorie waar men woont. De gemeenteleden zullen gegarandeerd dit boek willen hebben.
Een paar oneffenheden: J.H. Gerretsen, de bekende Haagse predikant die zich zo veel gelegen liet liggen aan de liturgie en die prinses Juliana doopte, heet echt Gerretsen en niet Gerritsen. G.J.A. Jonker verspeelde de ‘A’ van Abraham en kreeg daarvoor in de plaats een ‘D’ waarmee hij niet tevreden zou zijn geweest. Familie van mij zag zonder hun goedkeuring de ‘y’ in hun naam gewijzigd in een ‘ij’. In een volgende druk, die er zeker moet komen, kan dat gewijzigd worden met nog wat verkeerde afbrekingen.
Michael Bource