Beeldenstorm
De protestantse gemeenten van Lille en Dunkerque organiseren elk jaar, op de laatste zondag van augustus, een hagenpreek. In de Westhoek, dat is de streek die zich tussen die twee steden uitstrekt, oftewel Frans-Vlaanderen. Zoals de naam het zegt, deze preken worden gehouden in de buitenlucht – weliswaar niet naast, voor of achter een haag, al zijn er hagen genoeg in de omgeving, maar op de steile houten trap die naar de ingang van een molen leidt. Deze molen is te vinden in een wei tussen de stadjes Wormhout (uitgesproken Wormoet) en Cassel. De molen heet de moulin deschodt. Ja, we zijn in Frankrijk, maar de namen zijn Vlaams: deschodt… Weten jullie hoe de vleesragout heet die zo typisch is voor deze streek?Potjevleesch (uitgesproken potchevlesch). Ook het landschap, plat met hier en daar een bolle heuvel met een dorp erop, het heeft iets bruegheliaans. Eind augustus-begin september is de beste periode, de velden zijn gemaaid en op de stoppels liggen de balen goud te glimmen. Hoog in de ijle, diepblauwe lucht, piept een leeuwerik. Het was in dit vergulde seizoen dat hier, in deze streek – precies deze streek – de beeldenstorm begon. Dat was in 1566. Ja, hier in Cassel, Steenvoorde, Poperinge, Hondschoote, Wormhout – Vlaamse stadjes, nu Frans. Misschien stond hij daar, op de trap van de moulin deschodt, de beruchte prediker Sebastiaan Matte, toen hij zijn toehoorders tot het afbreken van de stenen heiligenbeelden in de naburige kerken en kloosters aanvuurde? O nee, het was in Steenvoorde. Ook daar staat een molen…
Een stelling
De beeldenstorm ging als een lopend vuur door wat in die tijd ‘de Spaanse Nederlanden’ waren. Het begon in de Vlaamse Westhoek, het sprong over naar Oudenaarde, Gent, Antwerpen, Den Bosch, en nog voor het einde van de maand werden ook in Middelburg, Delft, Amsterdam de kerken en kathedralen bestormd en geteisterd. De furie bereikte vervolgens Oost- en Noord-Nederland. Wat bezielde het volk? Lange tijd werd de beeldenstorm voornamelijk uit godsdienstige motieven verklaard, het werd gezien als een wanhoopsdaad van mensen die zich tot het protestantisme voelden aangetrokken, maar die daar vanwege de dwang van de overheid (Philip II) niet openlijk voor uit konden komen. Want als ze dat deden, dan eindigden ze op de brandstapel. De laatste tijd worden door veel geschiedkundigen ook zuiver economische beweegredenen verondersteld. Goed, maar als je erbij stilstaat, is er wel zo’n verschil? Die beelden waarop het volk het had voorzien, wat waren het anders dan lokazen. Hoe zo, lokazen? Omdat ze ertoe waren bestemd de mensen te verlokken. O ja? Tot wat? Tot het tasten in de buidel. Die beelden spiegelden de mensen een eeuwige zaligheid voor: kijk eens hoe zalig we zijn, met onze gevouwen handen, onze verrukte gezichten, zo zalig dat we de eer hebben verworven in steen te zijn vereeuwigd! En de mensen denken: zo zalig willen ook wij worden, maar hoe? De kerk had een pasklaar antwoord: door goede daden. En in de late Middeleeuwen was dit verworden tot een oproep tot het geven van geld aan de kerk. Weet je nog, van die aflaten? Om maar te zeggen, die beeldenstorm kwam voort uit een protest tegen een geperverteerde kerk die mensen zaligheid beloofde tegen geld. Hier vermengen zich godsdienst en economie. Begrijp je? Mmmm, t is wat je noemt een stelling…
Lokaas
Een fijne middag. We waren met bijna honderd, oud en jong, op houten banken, klapstoeltjes. Er liep ook een hond rond. In de verte het gejoel en gegil van een paar landerige tieners, brommers die optrekken, en dan weg. Het hoort er ook bij. De dominee, in zijn zwarte toga, was goed te verstaan. De lezing was Johannes 2 (Jezus die de handelaars uit de tempel verdrijft). Na de dienst werd er nog wat nagepraat, waarop ieder zijns weegs ging. Om de zondagavond-rush te vermijden, van Rijselaars die terugkeren van een dagje strand in Bray-Dunes, Zuydcoote, Malo-les-Bains, besloot ik over kleinere wegen de terugtocht te ondernemen. En zo kwam ik terecht in de uitgestrekte mijnstreek van de Pas-de-Calais. Deze streek heeft weinig meer met de Frans-Vlaamse Westhoek te maken. Minder liefelijk, er zit meer stof in de lucht, het licht is doffer, de kleuren fletser. En het valt meteen op, de streek is arm, de huizen zijn van slechte kwaliteit, slecht verzorgd, je ziet weinig bloemen. Wat wil je? Toen in 1974 de laatste kolenmijn sloot, was het afgelopen met wat zorgde voor de betrekkelijke welvaart van de streek. Niet dat mijnwerkers het nu zo breed hadden, maar welvaart wordt niet alleen door geld bepaald, ook door sociale cohesie, door een gedeelde cultuur. Het bassin minier stond bekend als een bolwerk van stoere arbeidersmentaliteit, van solidariteit. Ils ont le soleil dans le coeur – werd er gezegd. Alleen de zwarte sintelbergen, lelijke piramides, herinneren nog aan de mijnen. Voor de rest – tja, diegenen die niet naar elders zijn verhuisd, redderen een beetje aan. Een beetje commercie, hier en daar een moderne fabriek, veel werkeloosheid, veel sociale problemen, extreemrechts haalt zijn hart op. En ik denk: ja, maar moet dat dan ook, al die reclames waar je voorbijrijdt, op grote borden langs de weg, op blinde muren, geplakt aan de zij- en binnenkanten van bus-stoppen, in vitrines? Jonge, schamel geklede dames met perfecte figuren, golvende haren en met Barbiegezichten die zeggen: o, wat heb ik het zalig, dankzij mijn parfum van Lancôme, Guerlain of Chanel! Of daar: een jonge god en weer een stoot van een meid die elkaar verrukt in de ogen kijken. Zalig! – alleen maar dankzij Dior. Of daar, een paar jongeren die hun zaligheid uitdrukken door hoog in de lucht te springen, zo dat je heel goed hun gymschoenen van weet-ik-welk merk kunt zien. Vertel eens, wat zijn die jonge mensen op foto’s anders dan lokaas? Ja, om ons tot kopen te verlokken, om ons te verlokken tot het zich steken in de schulden. Consumeren, ziedaar de ‘goede daad’ van onze tijd. Met het oog op een zaligheid die we ons laten voorspiegelen, en die continu aan onze greep ontglipt, wat we ook kopen. En er zijn er die hun zakken vullen…
Ik denk: beeldenstorm.
Caspar Visser ’t Hooft
C. Visser ’t Hooft is als predikant verbonden aan de Eglise protestante unie de France (Arras). Hij is daarnaast schrijver en buitenlandredacteur van IdW