Barth en de secularisatie

In de redaktie-vergadering van ons blad werd heel even gesproken over mijn gelijknamige exclamatie in het vorige nummer. „Ik wil er best op reageren, maar ik begrijp absoluut niet watje bedoelt”, zei een van onze redakteuren. „Kun je niet wat duidelijker zijn en eens een paar punten op een rijtje zetten?” Daar zit ik dan voor mijn bureau en moet met de billen bloot, terwijl de kans, dat ik nu wél duidelijk zal zijn, uiterst klein is. Ik vond mijn vorige zinnetjes al zo duidelijk! Maar goed: Daar gaat ‘ie dan!

In het vorige nummer schreef ik, dat de uitspraak „God is God” en alles wat daar om heen hangt weliswaar grote betekenis had voor een kerk, die het menselijke verstand, gevoel en belang centraal had gesteld, maar dat het voor onze kinderen, voor wie de kerk geen enkele relevantie heeft en die van God slechts een vraag vermoeden hebben, onmogelijk de verrassende boodschap kan zijn, die het voor velen in de 20-er jaren is geweest. In het algemeen is het trouwens gevaarlijk om uitspraken, die binnen een bepaalde historische contekst hun waarde hadden, later nog eens te herhalen. Dat leidt tot verstarring en misverstand. Uit de geschiedenis zijn er vele voorbeelden van bekend, dat zoiets niet werkt. We moeten steeds opnieuw begin­nen: nieuwe woorden in een nieuwe situatie.

Wat ik de meeste Barthianen – en dus ook mezelf- verwijt, is dat wij tezeer blijven hangen aan de uitgangspunten van de dialektische theologie en daarom ten onrechte menen, dat de apodiktische toon van het begin ook vandaag nog wervend of overtuigend zou zijn. Men kan dan wel denken, dat het de waarheid is, maar als de waarheid geen contact maakt met de werkelijkheid, is de waarheid niet meer waar. Met de uitspraak „God is God” trek je je uit de discussie terug. Zolang er een discussie bestaat, kan dat zeer zinvol zijn, maar als — zoals nu het geval is voor onze kinderen – die discussie allang heeft opgehouden te bestaan, komt die uitspraak neer op een absurditeit.

Wat in mijn ogen moet gebeuren, is, dat de discussie moet worden aangewakkerd, dat mensen moeten leren vragen te stellen over zaken, die hun leven ten diepste raken. Het gaat dan om zulke legitieme vragen als: Bestaat God? Wat moeten we denken over de dood, de opstanding, de wonderen, het lijden, de zonde en de vergeving? Wat zeggen we, als we belijden, datjezus Gods Zoon is? Hoe moeten we handelen? In welk opzicht verschilt het christendom van iedere andere ideologie? Zijn er in de geschiedenis tekenen van Gods aanwezigheid en gaat onze geschiedenis wel ergens naar toe? Natuurlijk weet ik wel, dat al die vragen niet beantwoord kunnen worden op een wijze, die voor onze kinderen bevredigend is, maar om überhaupt van de andere kant uit te leren denken, moet je toch eerst weten, wat het denken van déze kant uit te betekenen heeft en moet je ook leren begrijpen, dat je er vanuit déze kant niet komen kunt.

Dat hangt ook samen met de kwestie van het aanknopingspunt. Kun je aan mensen duidelijk maken, wat genade is zonder dat daaraan enige ervaring van genade vooraf is gegaan? Is het mogelijk om zulke grondwoorden van het Evangelie uit te leggen buiten de psychologische ervaring om, datje leven als kind door je ouders is gewild en dat zij je eerst hebben lief gehad zonder dat je in staat was daar ook maar iets anders tegenover te stellen dan het pure feit, datje er nu eenmaal was? Ik las ergens in Barth’s KD, dat wij in het geheel niet kunnen weten, wat „vaderschap” is, tenzij het ons van God uit bekend wordt gemaakt. Zo’n uitspraak mag dan wel in dogmatisch opzicht hout snijden, maar pastoraal en apostolair kan ik er niets mee beginnen. Wat ik altijd heel problematisch heb gevonden in Barth’s theologie is, dat hij je aan de ene kant in verrukking brengt door de kracht van zijn intellect en door zijn genialiteit: De „Subjektwechsel”, religie als ongeloof, verbond en schepping, de christologische toegang tot de theologie, de Heer als Knecht en de Knecht als Heer, zijn politiek instinct, de drie gestalten van het Woord, de volwassenendoop en de breuk met de volkskerk, maar dat het aan de andere kant een gering communicatief gehalte heeft. Ik denk, dat de meeste mensen het eenvoudig niet kunnen begrijpen en dat ze dan bovendien ook nog voor stom worden uitgemaakt. Het komt er dan op neer, dat ze onvoldoende ernstig worden genomen.

Waar ik naar zoek, dat is de weg, die vanuit Barth naar de geseculariseerde wereld leidt. Daarbij kunnen we Barth niet missen. Ook ik denk, dat het antwoord aan de vraag vooraf moet gaan. Tegelijkertijd denk ik, dat het antwoord pas dan aan de vraag vooraf gaat, als we inzien, dat we met al onze vragen zijn stuk gelopen. Daarom zullen we ons toch weer in die vragen moeten begeven en zullen we die niet van te voren al als niet relevant terzijde mogen schuiven. In de tweede plaats stel ik me voor, dat er vanuit Barth in onze tijd weer nieuwe wegen kunnen lopen naar een vorm van vrijzinnigheid, die aan een zekere rationaliteit (misschien een symbolische rationaliteit) en een vorm van argumentatie recht zou kunnen doen. Ik denk, dat dit serieus nemen van de rationaliteit een bijdrage tot dialoog en tot geloofsoverdracht zou kunnen zijn.

16 juli 1988

Pagina's: 1 2 3 4 5 6