Kerkslaper
KERKSLAPER
Jarenlang had hij de Kerk gediend als ouderling. Mildheid en wijsheid straalde hij uit. Decennia daarna hield hij met zijn vrouw het geringe kerkbezoek op peil. Toen werd hij doof, werkelijk stokdoof. Ze bleven thuis. Bij een huwelijksjubileum zei hij terzijde: ‘Ik ben maar gestopt met de kerkgang, je zou op den duur een kerkslaper worden’. Hij had al een paar jaar geslapen. ‘Want’, zo vervolgde hij, ‘een kerkslaper kan tot een komische situatie leiden, en dat wil ik u niet aandoen. Ik herinner me nog die middagdienst uit 1935. Dat had je toen nog. Het liep op zijn laatste benen. De ontkerkelijking in Zeeuws Vlaanderen was toe al in volle gang. Een handjevol mensen ging voor hulder fatsoen naar de middagdienst. Je wou die dominee ook niet voor zot laten staan. Het was zo een brave man. Maar wakker blijven was een hele opgaaf. Hoe gaat dat… Eerst de morgendienst. Dan de koffie. Dan de borrel. Dan de warme maaltijd. En dan was het weer al rap tijd voor de middagdienst. Blijf dan eens wakker. Het overkwam Du Bois (even tussendoor: dat spreek je uit als De Boo). Hij sliep. En het hield nogal leven. Het volume van zijn snurken overtrof het volume van de dominee. Die sprak daarop de buurman van de slaper aan: “Ach, broeder Verhage, zoudt U even broeder Du Bois willen wakker maken, hij stoort de voortgang van Gods Woord”.
Verhage: “Dat doe ik niet”. De dominee: “Waarom doet U dat niet; ik vraag het u toch vriendelijk?”
Verhage: “Dat doe ik niet, omdat het glad mijn taak niet is”. Toen stelde de dominee de fatale vraag: “En wiens taak is het dan wel?”
Het antwoord van Verhage kwam als een mokerslag: “Awel, dat is de taak van degene die hem in slaap heeft gepreekt”.
Er woont hier dapper volk. Laat elk die hier werkt dat in gedachten houden.
C. Balk