De tijd die blijft
- Pagina's:
- De tijd die blijft
- De tijd die blijft II
- Noten
DE TIJD DIE BLIJFT (II)
JHVH en de tijd.
Tijdloze waarheden in de bijbel bestaan niet, zeiden we. Zij zijn altijd daden of beter gezegd: woorddaden of daadwoorden van JHVH. De daden van JHVH zijn concreet en vullen de tijd en de ruimte. Het is daarom van fundamenteel belang dat ook de schepping ons verteld wordt als concrete geschiedenis. Bij het verstaan van de schepping zijn wij niet aangewezen op onze eigen mythevormende kracht of op onze eigen kosmologische of natuurwetenschappelijke theorieën. Daarmee zou het wonderwerk van de ‘daden’, ja het wezen van JHVH zelf, geloochend zijn. Het behoort tot de eigen aard van de bijbel dat zij spreekt van de concrete daden van JHVH. Dat geldt allereerst voor de scheppingsverhalen. Schepping wordt verteld als geschiedenis. Zij is geen filosofie. De bijbelschrijvers ontwerpen deze geschiedenis naar het model van de voorgeschiedenis van Israël.1 De technische term daarvoor luidt: ‘toledot’ hetgeen letterlijk: ‘verwekkingen’ betekent. Zelfs de schepping van hemel en aarde wordt vermeld naar analogie van de geboorten in de stamboom van Israël.2 Scherper dan zo kan niet worden uitgedrukt, dat schepping en verbondsgeschiedenis in de bijbel onlosmakelijk bijeen horen. Schepping is het wonderwerk van JHVH, de God van Israël, en staat in de rij van al zijn overige verbondsdaden. Het hoogtepunt daarvan vormt de doorvoering en voltooiing van zijn genadeopenbaring.
Is schepping geschiedenis, dan betekent dat, dat ook de schepping moet worden verstaan als een daad in de tijd. Ook hier geldt het bijbelse axioma, dat het concrete gebeuren in de tijd geen moment mag worden losgelaten. Schepping vindt volgens de bijbel niet plaats in de eeuwigheid, maar in de tijd, luidt de geruchtmakende these in de KD ! Eeuwigheid is niet conform onze metafysica de negatie van de tijd. Eeuwigheid is überhaupt niet tijdloos. Eeuwigheid in de bijbel is in eminente zin: tijd. Zij is zelfs tijd in de absolute zin van dit woord. Zij is de onmiddellijke eenheid van heden, verleden en toekomst, van midden, begin en einde, van beweging, oorsprong en doel. Van de bijbelse God geldt, dat hij tijdelijk is juist in zover hij eeuwig is. Daarom is juist de eeuwigheid van JHVH de oervorm van de tijd. Van de bijbelse God geldt dat hij juist als de eeuwige tegelijk in de tijd, voor de tijd, boven de tijd en na de tijd is. Eeuwigheid in bijbelse zin, is door JHVH ‘beheerste’ tijd.
Datzelfde kan zeker niet worden gezegd van onze menselijke, relatieve tijd. Relatieve tijd is de bestaansvorm van het schepsel. Zij is in onderscheid tot de eeuwigheid de gestrekte volgorde in de tijd van het na elkaar en uit elkaar. Met dat God de HEER een ander schepsel naast en buiten zich stelt, begint ook onze menselijke relatieve tijd. Maar ook en zelfs in zijn goddelijke bestaansvorm is God allerminst tijdloos. Als de drie-enige is hij veelmeer het oerbeeld en de oergrond van alle tijd volgens de KD. Zijn eeuwigheid is, zoals gezegd. niet eenvoudigweg de negatie van de tijd, maar zij is veelmeer de innerlijke bereidheid tot het scheppen van de tijd en daarmee werpt JHVH zich op tot de God van de geschiedenis. Met deze innerlijke bereidheid treedt hij in zijn Woord naar buiten. Nu overstroomt zijn interne heerlijkheid. Hij spreekt en handelt aan een ander dan hijzelf is. Deze ander is zijn schepsel! Maar dit schepsel is niet eeuwig. Het leeft in de tijd. Het leeft in de gestrekte orde van het na elkaar en uit elkaar. Het leeft in de tijd en beweegt zich op een weg die zich uitstrekt vanuit een ‘toen’ via een ‘nu’ naar een ‘dan’… Schepsel zijn wil zeggen: zich bevinden op deze weg. Op dit tijdpad vindt ook het verkeer met JHVH plaats. Dit verkeer kan alleen plaats vinden indien de HEER zijn schepsel genadig is. Hij moet zich tot hem neerlaten, hij moet in diens bestaanswijze ingaan en hij moet hem op zijn weg begeleiden. Dit gebeurt daarmee dat hij zijn Woord spreekt in de tijd en doordat hij zijn werk in de tijd laat geschieden. Met de bijbelse notie ‘genade’ is dit extraverte, op de mens betrokken karakter van Gods handelen aangeduid. Anders gezegd: JHVH erbarmde zich over zijn schepsel, nam het aan en maakte zich als zijn schepper meester van hem. Hij sprak tot hem in de tijd en handelde met hem in de tijd. Tijd in de bijbel is dan ook altijd: door zijn genade gekwalificeerde tijd. Abstracte of neutrale tijd kent de bijbel niet. Alles wat God zegt en doet geschiedt in de modus van de tijd. Van het bijbels axioma dat Gods spreken en handelen geschiedt in de tijd (in tempore) wordt geen millimeter afgeweken. Tussen zijn schepping en de daarop volgende verbondsgeschiedenis in de tijd bestaat geen metabasis eis allo genos. Reeds de schepping is in aanleg reeds verbondsgeschiedenis. Ook de schepping geschiedt in de tijd. Ook van de schepping geldt: zij is geen tijdloze waarheid. Volgens de Schrift bestaan er geen tijdloze waarheden. Hetzelfde geldt voor het leven en het werk van de Messias Jezus in het centrum van de verbondsgeschiedenis. Als de Zoon van God is hij weliswaar eeuwig en staat hij boven alle tijd, maar juist als zodanig leeft en werkt hij tegelijkertijd concreet in de tijd. de werkelijke tijd.
De scheppingsgeschiedenis die volgens de bijbel de oorsprong is van onze tijd, heeft twee verschillende tegenbeelden in de tijd. Het ene is onze tijd in de engere zin van dit begrip. Het is de tijd van de zich tegenover God isolerende, in zonde gevallen mens. Het is de tijd waarvan geldt dat de stroom een wegvloeien is geworden. Het is onbeheerste tijd. Het is de tijd waarin geen echt heden en daarom ook geen echt verleden en geen echte toekomst bestaat. Het is tijd zonder een echt midden en daarom zonder een begin en zonder een einde. Het is tijd die alleen maar de schijn heeft een midden te hebben, maar die in werkelijkheid altijd eender, altijd hetzelfde is, homogeen en gelijkvormig. Bijbels gezien is dat geen werkelijke tijd, maar veeleer een hoogst onwerkelijke tijd. Het is de tijd die even goed eindig of oneindig had kunnen zijn. Het is de tijd zonder grond of zin in de eeuwigheid. Ze kan alleen maar verloren zijn, evenals de mens dat zelf is. De verloren mens heeft geen tijd. Maar met deze verloren mens heeft JHVH toen zijn genadetijd aanbrak, zijn verbond gesloten. Ook deze verloren tijd kan niet bestaan zonder die eerste tijd: de scheppingstijd.
Veel belangrijker dan de verloren tijd is echter het andere tegenbeeld in de tijd : de genadetijd! Het is de tijd, waarin de geschiedenis van het verbond zich afspeelt. Midden in de tijd van de zonde neemt JHVH doordat hij de mens in genade aanneemt, de nieuwe tijd aan, de tijd die God voor ons heeft, de tijd die hij ons als genadetijd opnieuw schenken wil. De tijd die als zodanig veroordeeld is, maar die nu ook veranderd en vernieuwd is. Zij wordt geconstitueerd door de eigen tegenwoordigheid van JHVH in Jezus Christus. De genadetijd is, evenals de scheppingstijd, de tijd die door geen schepsel in verwarring kan worden gebracht. Het is de tijd met een echt heden met een echt verleden en met een echte toekomst. Doordat het Woord vlees werd, bekleedde het zich met de levenstijd van één enkel mens met de bij hem behorende voortijd en natijd. In deze bekleding van de mens met zijn eigen Zoon schept JHVH uit onze verloren tijd Gods eigen tijd: zijn genadetijd d.i. de tijd van zijn verbond met de mensen. Doordat God zich in de tijd begaf en zich daarvan meester maakte, haar tot zijn tijd omschiep, werd onze verloren tijd tot vergaan veroordeeld, maar tegelijk verhoogd tot een nieuwe tijd, tot de werkelijke, de vervulde, de door God beheerste tijd.
Het vleesgeworden Woord is! Het Woord is niet zonder dat het was of zonder dat het zijn zal. Het was nooit ‘nog niet’ en het zal ook nooit ‘niet meer’ zijn. Veelmeer is het nu, doordat het ook toen was en het is opnieuw nu, ook als het er straks weer zal zijn. Het Woord is de volledige tegenwoordigheid in de tijd en juist daarom ook het volledige verleden en de volledige toekomst. In de kruisdood van Jezus Christus is het oude vergaan en nu toch zo, dat zijn dood niet enkel meer verleden is, maar ook tegenwoordig is en die toekomst is en blijft. In de opstanding van dezelfde Jezus Christus is het nieuwe geworden en nu toch zo, dat het niet alleen maar toekomst is, maar ook tegenwoordigheid die is en die blijft. De opgestane blust de tijd niet uit. Hij is de eerste en de laatste en zo de levende (Openbaring 1:17). Hij normaliseert de tijd. Hij heelt haar wonden. Hij vervult en verwerkelijkt haar. En zo geeft hij haar ons terug, zodat wij haar als onze tijd terugkrijgen. Werkelijk tijd hebben betekent: in hem en met hem krachtens zijn dood en opstanding in de tegenwoordige tijd leven d.i. in de wending waarin onze knechtschap, onze verdoemenis en dood als verleden achter ons ligt en waarin onze onschuld, onze gehoorzaamheid, onze gerechtigheid, onze heiligheid en zaligheid die reeds in hem tegenwoordig zijn, vóór ons ligt.
Deze werkelijke tijd die wij met Jezus Christus hebben mogen is de genade-tijd van God. Het is de tijd van het oude en nieuwe verbond. En juist deze tijd is het eigenlijke tegenbeeld van de scheppingstijd. Ook de scheppingstijd was reeds wending, overgang, beslissing door het genadige willen en volbrengen van JHVH. Ook de schepping is het eigen, directe woord en werk van JHVH waardoor hij de tijd constitueert en waarmee hij het schepsel een heden, een toekomst, maar ook een verleden geeft. Ook in de schepping betekent ‘tijd hebben’ reeds: deelnemen aan Gods heden, op weg zijn uit een verleden, waarin God Nee zei tegen het niet-zijn van de mens en waarop hij op weg is naar een morgen, waarin God Ja zeggen zal tot het menselijk zijn. Ook reeds in de schepping krijgt en heeft het schepsel werkelijke tijd. Tijd, die God aan hem wijdt en hem verleent uit de onuitputtelijke schat van zijn eeuwigheid. Tijd die niet wegvloeit maar die stroomt. Tijd die heden is, maar er ook altijd was, ook toen zij er nog niet was en er ook altijd weer zijn zal, ook als zij er niet meer is. Zo is de genadetijd van Jezus Christus het klare en volledige tegenbeeld van de scheppingstijd. Zij is in tegenstelling tot onze lege tijd, de vervulde tijd. Het is in tegenstelling tot onze verloren tijd: de tijd die blijft.
Terwijl het schepsel de hem verleende tijd verloor werd hem die in het genadeverbond door de dood en de opstanding van de Messias weer teruggegeven. Maar dan betekent dat, dat het zwaartepunt in het handelen van JHVH niet ligt in de schepping, maar in de verzoening. Maar het verandert niets aan het feit dat zowel schepping als verzoening verteld worden als geschiedenis, zij het als onbegrijpelijke en zeker ook fantastische geschiedenis.
Geschiedenis die wij niet zien en niet begrijpen kunnen, is in ieder geval geen historische geschiedenis. Historie, voor de mens toegankelijke, overzichtelijke, door hem waargenomen en voor hem begrijpelijke geschiedenis is objectief. Dit karakter ontbreekt aan de door JHVH geïnaugureerde geschiedenis. Deze kan daarom enkel onhistorische geschiedenis zijn. Dit onhistorische aspect van de geschiedenis wordt duidelijk, waar zij in de bijbel het karakter aanneemt van het wonder. Dat is met name het geval in het middelpunt van de geschiedenis van het genadeverbond, in de opstanding uit de doden van Jezus Christus.
Nico T. Bakker
(In de Waagschaal, nw. jrg. 35, 2006, nrs. 4,5)